ECLI:NL:RBAMS:2017:1331

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2017
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
5128394 CV EXPL 16-17673
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurder mag 51 wietplanten kweken voor medicinaal gebruik in huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de woningstichting Eigen Haard en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder kweekt 51 wietplanten in zijn woning voor eigen medicinaal gebruik, wat leidt tot een vordering van Eigen Haard om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurder te veroordelen tot ontruiming. De huurder, die sinds 1997 in de woning woont, heeft een medische achtergrond die het gebruik van cannabis noodzakelijk maakt voor zijn gezondheid. Hij heeft in het verleden verschillende juridische procedures gevoerd om toegang te krijgen tot medicinale cannabis, maar heeft door financiële problemen besloten zelf te kweken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen specifiek verbod op het kweken van hennep in de huurovereenkomst staat. Hoewel het kweken van 51 planten in strijd kan zijn met de verwachtingen van een goed huurder, heeft de rechtbank geoordeeld dat de huurder in deze specifieke omstandigheden niet tekortschiet in zijn verplichtingen. De huurder heeft voldoende aangetoond dat hij de cannabis nodig heeft voor zijn gezondheid en dat er geen alternatieven beschikbaar zijn. Bovendien is de elektrische installatie in de woning goedgekeurd en is er geen sprake van overlast voor omwonenden.

De rechtbank heeft de vordering van Eigen Haard afgewezen en geoordeeld dat de huurder, zolang er geen alternatieve mogelijkheden zijn voor het verkrijgen van medicinale cannabis, niet in strijd handelt met zijn huurovereenkomst. Eigen Haard is veroordeeld in de proceskosten van de huurder.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5128394 CV EXPL 16-17673
vonnis van: 6 maart 2017

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting

WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen: Eigen Haard,
gemachtigde: mr. M. Kerkhof
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. B.G.M.C. Peters.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • de dagvaarding van 30 mei 2016 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het instructievonnis van 1 augustus 2016;
  • dagbepaling comparitie van partijen.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 24 november 2016. Namens Eigen Haard is [naam 1] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Op voorhand heeft de gemachtigde van [gedaagde] producties toegezonden. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De mondelinge behandeling is in aanwezigheid van de gemachtigden voortgezet op 8 december 2016. Bij rolbeslissing van 12 december 2016 is opnieuw voortzetting van de comparitie bepaald, waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld om vertegenwoordigers van de gemeente Amsterdam en het Bureau Medicinale Cannabis (BMC) op te roepen voor deze zitting.
Op 1 februari 2017 is vervolgens de mondelinge behandeling opnieuw voortgezet. Namens Eigen Haard is [naam 1] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Verder zijn [naam 2] (directeur juridische zaken), [naam 3] (afdelingshoofd juridische zaken) en [naam 4] (juridische zaken) namens Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam verschenen en [naam 5] (hoofd BMC) en [naam 6] (coördinerend senior adviseur) van het BMC. Op voorhand heeft Eigen Haard producties toegestuurd. De zaak is besproken en de aanwezigen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
[gedaagde] huurt van Eigen Haard de woning aan de [adres] sinds 10 januari 1997 voor € 582,40 per maand.
1.2.
In november 1992 is [gedaagde] tijdens een prikincident op zijn werk op de Intensive Care afdeling besmet geraakt met het HIV-virus.
1.3.
[gedaagde] gebruikt vanaf 1994 verschillende medicijnen tegen het virus, die als bijwerking onder meer misselijkheid en braken hebben. Het is echter van levensbelang voor [gedaagde] om therapietrouw te zijn en ervoor zorg te dragen dat steeds alle medicatie tijdig door zijn lichaam wordt opgenomen. Ter onderdrukking van de bijwerkingen, gebruikt [gedaagde] thans 5 gram cannabis per dag.
1.4.
[gedaagde] is na het incident arbeidsongeschikt geworden en ontvangt een uitkering.
1.5.
Vanaf 1997 tot 2009 heeft de gemeente Amsterdam aan [gedaagde] bijzondere bijstand verleend voor de aankoop van cannabis. [gedaagde] heeft voor de periode vanaf 2006 een procedure moeten voeren tot de Centrale Raad van Beroep, die uiteindelijk in haar uitspraak van 26 januari 2010 heeft bepaald dat vanaf 1 juli 2006 bijzondere bijstand voor de aankoop van cannabis aan [gedaagde] moest worden verstrekt. In de uitspraak is onder meer overwogen: “De Raad is mede op basis van de door deskundige afgelegde verklaring van oordeel dat het gebruik van medicinale cannabis voorkomt dat er voor betrokkene een levensbedreigende situatie ontstaat.”
1.6.
Tot 2000 kocht [gedaagde] de cannabis bij een coffeeshop.
1.7.
Vanaf 2000 gebruikte [gedaagde] medicinale graad cannabis, geproduceerd door Maripharm en verstrekt op recept door de apotheek.
1.8.
Vanaf 1 september 2003 werd de verstrekking van cannabis door de apotheek nationaal gereguleerd door het BMC. Vanaf dat moment werd enkel nog medicinale cannabis geproduceerd door Bedrocan verstrekt. Deze cannabis had niet de gewenste werking en kon de bijwerkingen niet wegnemen, waardoor [gedaagde] genoodzaakt was de cannabis weer van een coffeeshop te betrekken.
1.9.
In 2003 heeft [gedaagde] het BMC verzocht de wel voor hem werkzame cannabis te verstrekken.
1.10.
In februari 2009 is de vermogenssituatie van [gedaagde] gewijzigd door een nabetaling van zijn invaliditeitspensioen, waardoor de bijzondere bijstand is vervallen.
1.11.
[gedaagde] heeft vervolgens aan zijn zorgverzekeraar, waar hij aanvullend was verzekerd, verzocht de kosten voor cannabis te vergoeden. De verzekeraar heeft zijn verzoek afgewezen. Hierop is [gedaagde] een gerechtelijke procedure begonnen. Uiteindelijk heeft het Gerechtshof Amsterdam bij arrest van 27 december 2011 de verzekeraar in het gelijk gesteld.
1.12.
Vanwege het gebrek aan financiële middelen is [gedaagde] vervolgens vanaf juli 2014 in zijn woning hennepplanten gaan telen.
1.13.
Eigen Haard heeft e-mailberichten uit oktober 2015 overgelegd, waaruit volgt dat omwonenden overlast van [gedaagde] ondervinden, met name bestaande uit geluidsoverlast van bezoekers.
1.14.
Na een melding heeft de politie op 3 december 2014 een bezoek gebracht aan de woning van [gedaagde] en geconstateerd dat [gedaagde] 12 hennepplanten in een tent kweekte en 12 hennepstekjes. Na overleg met de officier van justitie is besloten 19 planten/stekjes in beslag te nemen en de 5 planten inclusief de kweekomgeving te laten staan.
1.15.
[gedaagde] heeft vervolgens de officier van justitie verzocht toe te zeggen dat hij niet verder vervolgd zal worden voor het bezit van maximaal 51 cannabisplanten voor eigen medicinaal gebruik. De Officier van Justitie heeft (uiteindelijk, na dreiging met een kort geding) in een e-mailbericht van 30 juni 2015 medegedeeld tot vervolging over te zullen gaan, maar toegezegd niet tot inbeslagname over te zullen gaan totdat het oordeel van de strafrechter in eerste aanleg is geveld.
1.16.
Op 28 augustus 2015, toen [gedaagde] op vakantie was, zijn de hennepplanten en kweekomgeving alsnog in beslag genomen en vernietigd.
1.17.
[gedaagde] heeft vervolgens een kort geding tegen de Staat der Nederlanden aanhangig gemaakt en daarbij verzocht om de Staat te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding voor het verlies van zijn cannabis, hennepplanten en zijn kweekomgeving. Bij vonnis van 29 september 2015 is zijn verzoek om een voorschot te betalen toegewezen tot een bedrag van € 8.715,--, waardoor hij zijn thuisteelt weer kon voortzetten.
1.18.
In de strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 10 februari 2016 de ten laste gelegde feiten, te weten het handelen in strijd met de Opiumwet in de periode van 1 juni 2014 tot en met 28 augustus 2015, bewezen geacht, maar [gedaagde] daarvoor niet strafbaar verklaard en hem ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake.
1.19.
Niet lang na deze uitspraak is [gedaagde] weer in zijn woning hennepplanten gaan telen. Hij heeft 51 hennepplanten (17 in bloei, 17 om te groeien en 17 stekjes) nodig om voortdurend voldoende cannabis te hebben. [gedaagde] heeft 45 verschillende variëteiten planten, waarvan de cannabis verschillende uitwerkingen op hem heeft en die hij voor verschillende klachten gebruikt.
1.20.
[gedaagde] heeft de Gemeente Amsterdam verzocht om mee te denken over een oplossing. In de vergadering van de raadscommissie Algemene Zaken van 18 februari 2016 heeft de Burgemeester van Amsterdam medegedeeld: “
Wat voor overleg er ook komt, de uitkomst moet zijn dat hij zijn plantjes moet krijgen. Daar ga ik mij voor inzetten, dat zeg ik u expliciet toe”.
1.21.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft in januari 2016 contact gezocht met het BMC en geïnformeerd of het mogelijk is dat het BMC voor [gedaagde] zijn hennepplanten gaat kweken. [gedaagde] heeft vervolgens een bezoek aan het BMC gebracht. In opdracht van de Burgemeester van Amsterdam doet het BMC nu onderzoek naar de werkzame stoffen in door [gedaagde] aangeleverde samples.
1.22.
In opdracht van Eigen Haard heeft SDR Elektrotechniek B.V. de elektrische installatie van de hennepteelt in de woning van [gedaagde] onderzocht en bij rapport van 27 januari 2017 akkoord bevonden omdat deze voldoet aan de geldende NEN-normen.

Geschil

2. Eigen Haard vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat het [gedaagde] niet is toegestaan, op wat voor manier dan ook, hennep te kweken in de woning (inclusief aanhorigheden) aan de [adres] ;
- [gedaagde] te veroordelen tot verwijderen van alle hennepplanten inclusief kweekomgeving binnen twee weken na betekening van dit vonnis;
en indien [gedaagde] hieraan niet voldoet:
- de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3. Eigen Haard stelt hiertoe, kort gezegd, dat [gedaagde] door in zijn woning hennep te kweken in strijd handelt met de tussen partijen overeengekomen huurovereenkomst. Indien hij hiermee niet ophoudt, rechtvaardigt deze aanzienlijke tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst.
4. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hieronder zal nader worden ingegaan op de standpunten van partijen.

Beoordeling

5. Vaststaat dat [gedaagde] 51 hennepplanten kweekt in zijn huurwoning. De vraag is of hij daarmee tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, zoals Eigen Haard stelt.
6. In de tussen partijen gesloten huurovereenkomst is geen specifiek verbod op het kweken van hennep opgenomen. Wel mag van een goed huurder in beginsel worden verwacht dat hij geen (althans in ieder geval niet meer dan vijf hennepplanten) in zijn woning kweekt, niet alleen vanwege de strafrechtelijke bedreiging daarvan, maar ook vanwege de algemeen aangenomen stankoverlast en gevaarzetting in verband met het daarmee gepaard gaande elektriciteitsgebruik. Ook de algemeen aangenomen aanzuigende werking van hennepteelt op criminaliteit en de als gevolg daarvan ervaren overlast voor omwonenden speelt hierbij een rol. Ingevolge de in de huurovereenkomst vastgelegde bestemming (wonen) is bedrijfsmatige teelt in ieder geval niet toegestaan. Zonder bijzondere omstandigheden, heeft [gedaagde] zich dan ook niet als goed huurder gedragen door 51 hennepplanten te kweken in zijn woning en is hij daardoor tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen van de huurovereenkomst.
7. Uit de onder 1 vastgestelde feiten volgt echter dat [gedaagde] om in leven te blijven per dag 5 gram van zijn eigen geteelde cannabis nodig heeft en dat daarvoor 51 hennepplanten nodig zijn. [gedaagde] heeft verder voldoende gemotiveerd dat hij, zowel door zijn financiële situatie als door de specifieke hennepsoorten die hij nodig heeft, gedwongen is om thuis te telen. BMC heeft ter zitting verklaard dat zij onderzoek doet naar stekjes van [gedaagde] , maar dat het thans nog niet duidelijk is of zij vergelijkbare cannabis kan gaan verstrekken in de nabije toekomst en of deze dan ook voldoende werking heeft voor [gedaagde] . De thans door het BMC via de apotheek verstrekte cannabissoorten zijn in ieder geval niet geschikt voor [gedaagde] en BMC is niet bereid of in de mogelijkheid de hennepplanten van [gedaagde] over te nemen en zelf te (laten) telen.
De gemeente heeft ter zitting gewezen op een initiatief van de Cannabis Social Club, waarbij getracht wordt een ontheffing te verkrijgen voor teelt in een particulier pand. Het plan daarbij is echter dat de gebruikers van het pand ook investeren in de aankoop van het pand, waartoe [gedaagde] gelet op zijn beperkte financiële middelen niet in staat is. Ook het kopen van cannabis in een coffeeshop biedt [gedaagde] geen oplossing, omdat de ziektekostenverzekeraar van [gedaagde] dit niet vergoed en de thans door apotheken verstrekte cannabis niet de juiste werking heeft voor [gedaagde] .
8. Nu [gedaagde] (in het verleden) alle mogelijke wegen heeft bewandeld om thuiskweken te voorkomen, maar op dit moment kennelijk geen andere mogelijkheid voor hem bestaat om voldoende goed werkende cannabis tot zijn beschikking te hebben, kan niet worden geconcludeerd dat hij zich niet als een goed huurder gedraagt door de benodigde 51 hennepplanten in zijn woning te kweken. Daarbij is in aanmerking genomen dat de elektriciteitsinstallatie is gekeurd, voldoet aan de NEN-normen en dat geen sprake (meer) is van overlast voor omwonenden. In het verleden is [gedaagde] lastig gevallen door een ex-vriend, waar ook omwonenden last van hadden, maar de relatie is inmiddels beëindigd. Tegenover de betwisting van [gedaagde] , heeft Eigen Haard verder onvoldoende gesteld dat sprake is of is geweest van noemenswaardige overlast. Bovendien staat vast dat [gedaagde] alle cannabis van de teelt zelf gebruikt, zodat aanzuigende werking op criminaliteit niet in de verwachting ligt, wat overigens ook niet is gesteld.
9. Onder deze zeer specifieke omstandigheden van het geval, wordt geoordeeld dat [gedaagde] , zolang geen alternatieve mogelijkheid bestaat om de 51 hennepplanten te kweken, niet is tekort geschoten en niet tekort schiet in zijn verplichtingen als huurder, zodat het gevorderde niet toewijsbaar is.
10. De omstandigheid dat Eigen Haard bang is voor precedentwerking en belang heeft bij een “zero tolerance” beleid, is begrijpelijk, maar maakt het voorgaande niet anders. De omstandigheden van [gedaagde] zijn bovendien zo specifiek en uniek, dat het niet waarschijnlijk is dat door dit vonnis precedentwerking zal ontstaan.
11. Eigen Haard dient als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten te dragen.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Eigen Haard in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op € 450,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Eigen Haard tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Eigen Haard niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw.
Aldus gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2017 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. T.C. van Andel.