Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 mei 2016
- het proces-verbaal van comparitie van 17 november 2016.
2.De feiten
ter financiering van de bedrijfsuitoefening van [ [eiser] ]”. Voorts heeft er die dag een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en de bank, waarbij aan [eiser] een presentatie getiteld “Rentemanagement” is overhandigd. Daarin werd uitgelegd dat de variabele rente door middel van een renteswap kan worden gefixeerd, waarna de cliënt een vaste swaprente betaalt vermeerderd met een kredietopslag. Tevens zijn bij die gelegenheid aan [eiser] overhandigd de Algemene Bepalingen Derivatentransacties en de brochure OTC-derivatentransacties. In de brochure komen, voor zover thans van belang, de volgende passages voor:
€ 250.000,--) en een 30-jarige hypothecaire Euribor-lening van € 850.000,--. De over de Euribor-lening verschuldigde rente bedroeg bij het aangaan 4,922% per jaar (zijnde driemaands Euribor over het 3e kalenderkwartaal van 2007 vermeerderd met een individuele opslag van 0,75%). Deze financiering diende ertoe om een nieuw woonhuis te bouwen, familieleningen in te lossen, een nieuwe plantmachine aan te schaffen en om een stukje schuur aan te bouwen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
.De omvang van die zorgplicht is steeds afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waaronder ook de van toepassing zijnde publiekrechtelijke regels. Deze zorgplicht behelst onder meer dat de bank, mede afhankelijk van de aard en complexiteit van het te verstrekken advies en of te adviseren product, vooraf voldoende onderzoek moet doen naar de financiële mogelijkheden, de deskundigheid en doelstellingen van de cliënt, om in te kunnen schatten of en, zo ja, in hoeverre en op welke wijze zij de cliënt dient te informeren over de werking en kenmerken van een voorgenomen transactie of toegepaste constructie en hem moet waarschuwen voor de (bijzondere) risico’s die daaraan verbonden zijn, alsook voor het feit dat een door hem voorgenomen of toegepaste (beleggings-)strategie mogelijk niet past bij zijn financiële mogelijkheden of doelstellingen, zijn risicobereidheid of zijn deskundigheid (vgl. HR 3 februari 2012, BU4914). Deze zorgplicht is niet alleen van toepassing in de verhouding tussen de bank en een particuliere cliënt. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen met zich dat de bank, in aanmerking genomen haar maatschappelijke functie en haar deskundigheid, in de verhouding tot een ondeskundige wederpartij steeds dient te onderzoeken welke informatie en of waarschuwingen zij aan deze specifieke cliënt dient te verstrekken, teneinde hem in staat te stellen een voldoende geïnformeerde beslissing te nemen deze concrete transactie of specifieke (combinatie van) product(en) al dan niet aan te gaan of af te nemen. Dit betekent ook dat deze zorgplicht, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, verder zal kunnen strekken dan de inlichtingenplicht die de bank heeft om te voorkomen dat de wederpartij met betrekking tot essentiële eigenschappen van de overeenkomst zou dwalen (HR 5 juni 2009 (De Treek/Dexia) NJ 2012/182 en 183).
- vastrecht € 288,--
- salaris advocaat (2 punten tarief II)