ECLI:NL:RBAMS:2017:1297

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
C/13/624375 / KG ZA 17-226 MvdV/MA
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebiedsverbod voor hond na aanval op minderjarige door buurhond

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee buren, waarbij de eiseres, tevens wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter, een gebiedsverbod vorderde voor de hond van de gedaagde. De aanleiding voor deze vordering was een ernstige aanval op de dochter van de eiseres door de hond van de gedaagde, wat heeft geleid tot aanzienlijke fysieke en psychische schade voor het kind. De rechtbank heeft de belangen van de partijen afgewogen, waarbij het belang van de minderjarige om haar trauma te verwerken zwaarder woog dan het belang van de gedaagde om een hond te houden. De rechtbank oordeelde dat het in huis nemen van een nieuwe hond door de gedaagde, na de euthanasie van de aanvallende hond, niet in het belang van de minderjarige was. De voorzieningenrechter heeft daarom het gevraagde gebiedsverbod toegewezen, met de verplichting voor de gedaagde om een dwangsom te betalen bij overtreding van het verbod. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in zaken die de persoonlijke levenssfeer en de veiligheid van minderjarigen raken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/624375 / KG ZA 17-226 MvdV/MA
Vonnis in kort geding van 1 maart 2017
in de zaak van

1.[eiseres] ,

2.
[eiser],
beiden tevens in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige [naam] ,
allen wonende te Amsterdam,
eisers bij dagvaarding op verkorte termijn van 23 februari 2017,
advocaat mr. E. Swart te Amsterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J. Biemond te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser] en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 1 maart 2017 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [verweerder] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is direct mondeling vonnis gewezen en aan partijen meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking daarvan op 2 maart 2017 zal volgen.
Het onderstaande vormt deze uitwerking.
Ter zitting waren aanwezig:
Partijen met hun raadslieden. Tevens waren aan de zijde van [eiser] aanwezig de heer [naam tolk] , tolk Arabisch Syrisch en mevrouw [naam medewerkster] , medewerkster van woningbouwvereniging Eigen Haard (hierna Eigen Haard).

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [verweerder] zijn buren. Zij huren beiden een appartement van Eigen Haard aan de [adres] te Amsterdam en delen hetzelfde trappenhuis. [eiser] woont op nummer [nummer] direct boven [verweerder] die op nummer [nummer] woont. [eiser] heeft vier kinderen, onder wie dochtertje [naam] (geboren op [geboortedatum] 2010).
2.2.
Op 31 juli 2016 is [naam] , op dat moment 6 jaar oud, in de binnentuin van het huurcomplex aangevallen door de hond van [verweerder] , type Stafford, genaamd [naam hond] . [verweerder] had [naam hond] uit het asiel gehaald en zij had op het moment van de aanval de hond 11 dagen in huis. [naam] is bij deze aanval ernstig gewond geraakt aan haar gezicht en hoofd. De hond heeft onder meer de neus, oogkas en traanbuis van [naam] gebroken. [naam] zal een traject ingaan van hersteloperaties. [naam] is verder voor de verwerking van het ongeval onder behandeling bij het [naam traumacentrum] . Dit centrum adviseert vooralsnog contact tussen [naam] en honden te vermijden omdat dit een negatief effect heeft op haar traumaverwerking.
2.3.
In augustus 2016 is na een risico-inschatting de euthanasie van [naam hond] bevolen. Inmiddels heeft dit plaatsgevonden.
2.4.
[eiser] heeft aan Eigen Haard meegedeeld te willen verhuizen, bij voorkeur buiten Amsterdam. Eigen Haard heeft toegezegd zich te zullen inspannen een andere huurwoning voor [eiser] te vinden.
2.5.
Omstreeks 7 februari 2017 heeft [verweerder] een nieuwe hond uit het asiel in huis genomen. Deze hond is een kruising van een Rottweiler en een ander ras en hij is thans zeven maanden oud.
2.6.
Op 17 februari 2017 heeft de Gemeente aan [verweerder] in persoon een brief overhandigd met het verzoek de hond elders onder te brengen, totdat [eiser] zal zijn verhuisd. Op 21 februari jl. heeft [verweerder] aan de Gemeente te kennen gegeven de hond niet (tijdelijk) elders onder te willen brengen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na wijziging eis:
I. [verweerder] te verbieden om in haar appartement aan de [adres] [nummer] te Amsterdam of in het omliggende gebied dat wordt begrensd door, en tevens geldt voor, de Haarlemmerweg, de Einsteinweg, de Burgemeester Röellstraat en de Slotermeerlaan een hond te houden, uit te laten of zich aldaar met een hond te vinden tot [eiser] uit de woning aan de [adres] [nummer] te Amsterdam is verhuisd en te bepalen dat [verweerder] bij overtreding van dit verbod een dwangsom van
€ 2.500,00 per overtreding verbeurt,
II. [verweerder] te veroordelen in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiser] , te voldoen binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis en voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf genoemde termijn voor voldoening en tot voldoening van de nakosten volgens het liquidatietarief.
3.2.
[verweerder] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De belangen van [eiser] en [verweerder] moeten worden afgewogen. Het in huis nemen van een hond valt onder de persoonlijke levenssfeer. Het recht op het nemen van een hond vindt echter zijn begrenzing in het recht van [naam] om haar trauma te verwerken. Dat [naam] naast de ernstige fysieke schade ook psychische schade heeft, is voldoende aannemelijk gemaakt. Er is geen aanleiding te twijfelen aan de deskundigheid van de psychiater en de psycholoog van traumacentrum [naam traumacentrum] .
Voldoende aannemelijk is ook dat sinds de komst van de nieuwe hond de angst van [naam] is verergerd en dat dit niet bijdraagt aan de verwerking van haar trauma. Hierbij is niet relevant of de nieuwe hond daadwerkelijk gevaarlijk is. Ook de omstandigheid dat [verweerder] de hond dubbel aangelijnd en gemuilkorfd heeft als zij met hem naar buiten gaat, doet niet ter zake. Dat het de traumaverwerking bespoedigt, zoals ter zitting door [verweerder] aangevoerd, dat [naam] op dit moment de confrontatie aangaat met de nieuwe hond, blijkt niet uit de rapportage van de deskundige en is voorshands ook niet aannemelijk gelet op de ernst van het letsel en haar huidige ernstige obsessie voor honden. Van [verweerder] had verwacht mogen worden dat zij uit zichzelf had gewacht met het in huis nemen van een nieuwe hond totdat [eiser] is verhuisd. De ter zitting als informant meegekomen medewerkster van Eigen Haard heeft verklaard dat zij naarstig op zoek zijn naar alternatieve woonruimte voor [eiser] .
4.2.
De slotsom van het voorgaande is dat het belang van [naam] zwaarder weegt. Het gevraagde gebiedsverbod zal dan ook worden toegewezen. Dat dit gebiedsverbod neerkomt op het (tijdelijk) wegdoen van de hond, is treurig voor [verweerder] én haar hond, maar hopelijk slaagt zij erin de hond tijdelijk elders onder te brengen.
4.3.
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,21
- griffierecht [nummer] ,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 993,21
4.4.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook op de navolgende wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [verweerder] om vanaf drie dagen na heden in haar appartement aan de [adres] [nummer] te Amsterdam of in het omliggende gebied dat wordt begrensd door, en tevens geldt voor, de Haarlemmerweg, de Einsteinweg, de Burgemeester Röellstraat en de Slotermeerlaan (zoals aangegeven op aangehechte plattegrond), een hond te houden, uit te laten of zich aldaar met een hond te bevinden tot [eiser] uit de woning aan de [adres] [nummer] te Amsterdam is verhuisd,
5.2.
veroordeelt [verweerder] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere overtreding na betekening van dit vonnis van enig onderdeel van het verbod genoemd onder 5.1 totdat een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 993,21, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 voor nasalaris te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.H. Abbas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2017. [1]

Voetnoten

1.type: MA