ECLI:NL:RBAMS:2017:1107

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
13/654162-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en bedreiging met geweld in Amsterdam

Op 24 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing en bedreiging met geweld. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 19 september 2016, waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, dreigende woorden richtte aan meerdere personen in Amsterdam. De verdachte zou hebben geëist dat een van de slachtoffers hem vijf euro zou geven, met de bedreiging dat hij anders zou worden gedood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op agressieve wijze dicht bij het slachtoffer stond en herhaaldelijk dreigende uitspraken deed, zowel in het Engels als in het Nederlands. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt om de beschuldigingen te onderbouwen.

Tijdens de rechtszitting op 10 februari 2017 heeft de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, gepleit voor een bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor de poging tot afpersing. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte, ondanks zijn dronkenschap, het oogmerk had om de slachtoffers te dwingen tot afgifte van geld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot afpersing en bedreiging met geweld, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandelverplichting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654162-16 (Promis)
Datum uitspraak: 24 februari 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 19 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [persoon 1] en/of [persoon 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte:
- voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] dreigend (in de Engelse taal) de woorden heeft toegevoegd: “Give me five euro’s or I kill/stab you”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking (waarbij/waarna hij, verdachte op dreigende wijze zeer dicht tegen voornoemde [persoon 1] aanstond en/of voornoemde [persoon 1] heeft geduwd);
en/of
hij op of omstreeks 19 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in de Amstelstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan naam [persoon 1] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren:
- voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] dreigend (in de Engelse taal) de woorden heeft toegevoegd: “Give me five euro’s or I kill/stab you”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking (waarbij/waarna hij, verdachte op dreigende wijze zeer dicht tegen voornoemde [persoon 1] aanstond en/of voornoemde [persoon 1] heeft geduwd);
feit 2
hij op of omstreeks 19 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [persoon 3] en/of [persoon 1] en/of [persoon 4] en/of [persoon 2] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) (omstanders) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte opzettelijk:
- voornoemde [persoon 3] en/of [persoon 1] en/of [persoon 4] en/of [persoon 2] en/of voornoemde tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) (omstanders) eenmaal of meermalen in de Engelse en/of Nederlandse taal dreigend de woorden toegevoegd: “I kill you” en/of “I will kill you” en/of “I will kill him” en/of “Ik ga je vermoorden” en/of “Ik ga je hele familie doden” en/of “Ik maak jullie dood” en/of “Ik maak je dood”, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- kijkend in de richting van voornoemde [persoon 4] en/of [persoon 2] met zijn vinger een snijdende beweging langs zijn keel gemaakt.
Omissie in de tenlastelegging
De rechtbank voegt ten aanzien van feit 1 de zinsnede ‘, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte’ aan de tenlastelegging toe. Nu dit een min of meer standaard zinsnede in tenlasteleggingen van afpersing betreft, gaat de rechtbank er vanuit dat de opsteller van de tenlastelegging per abuis deze zinsnede niet heeft opgenomen. Door deze zinsnede ambtshalve aan de tenlastelegging toe te voegen wordt verdachte niet in zijn verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 eerste alternatief/cumulatief (poging tot afpersing) en feit 2.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 en heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 2 bewezen kan worden verklaard.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2016203874-1 van 20 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (dossierpagina’s 1 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [persoon 3] , zakelijk weergegeven:
Ik was 19 september 2016 met mijn vrouw, zoon en diens vriendin in Amsterdam. Een mij onbekende jongen blokkeerde de weg voor mijn zoon. (…) De jongen met de baard die op de grond lag heeft alleen maar geschreeuwd dat hij mij zou vermoorden, dit schreeuwde hij diverse keren en achter elkaar. (…) De jongen met de baard was weer opgestaan en hij bleef schreeuwen dat hij mij dood zou maken. Hij vervolgens meer gericht tegen mijn zoon in deze vecht- of schreeuwpartij. (…) De jongen met de baard heeft de hele tijd geroepen dat hij mijn hele familie ging doden. Hij heeft zowel dit in de Nederlandse taal geroepen als in de Engelse taal. (…) Ik dacht dat ze mijn zoon in eerste instantie om geld vroegen.
2.
Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2016203874-24 van 20 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (dossierpagina’s 8 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [persoon 2] , zakelijk weergegeven:
Mijn vriend en ik liepen voorop en de ouders van mijn vriend liepen achter ons. Er kwam een man aangelopen met donker haar en een blauw jasje. Die man kwam naar ons toe en zei tegen ons: Geef me vijf euro of ik maak je af. Terwijl hij dit deed kwam hij met zijn gezicht dichtbij het gezicht van mijn vriend staan, hij raakte hierbij ook de borstkas van mijn vriend aan. De jongen had een baardje. (…) Ik hoorde de jongen met het blauwe jasje in het Engels zeggen: ‘ik maak je dood’. (…) De jongen met het blauwe jasje zag dat wij alleen stonden en ik zag dat hij naar ons toe kwam. Met wij bedoel ik, ik en mijn schoonmoeder. Hij stond op ongeveer 2 meter afstand en hij zei: ik maak jullie dood. Ik zag dat terwijl hij dit zei hij ons aankeek in onze ogen.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016203874-30 van 20 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (dossierpagina 12).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik ben abusievelijk vergeten te vermelden in de aangifte wat het gevoel was van aangeefster [persoon 2] op het moment dat zij bedreigd werd door de verdachte met het blauwe jasje met de woorden ‘ik maak je af’. Zij verklaarde hierover desgevraagd: Ik was doodsbang! Ik voelde me bedreigd hierdoor.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige/aangever met nummer PL1300-2016203874-22 van 20 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (dossierpagina’s 13 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige/aangever [persoon 1] , zakelijk weergegeven:
Ik ben hier met mijn vader en moeder en vriendin in Amsterdam. Op 19 september 2016 liep ik met mijn vriendin in de richting van de Amstelstraat. Mijn ouders liepen achter ons. Een man met een blauw jack kwam voor mij staan. Ik hoorde dat hij in de Engelse taal zei: “give me 5 euro’s or i kill you”. Deze man was erg dreigend en agressief en begon ook gelijk tegen mij aan te duwen. (…) Ik hoorde dat de man met het blauwe jack ook naar mijn moeder en vriendin aan het schreeuwen was “i kill you”. (…) De man met het blauwe jack was aan het schreeuwen: “i will kill him”. (…) Ik voelde mijzelf erg bedreigd.
5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2016203874-23 van 20 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (dossierpagina’s 16 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [persoon 4] , zakelijk weergegeven:
Gisteravond liepen mijn man en ik enkele meters achter mijn zoon en zijn vriendin. Ik zag dat er ineens een man met zijn gezicht vlak voor het gezicht van mijn zoon stond. (…) De man waar mijn zoon ruzie mee kreeg had een blauwe jas. Hij schreeuwde: i will kill you! In het Engels schreeuwde hij en keek ons aan en haalde zijn vinger langs zijn keel. Ik voelde mij daardoor wel bedreigd.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016203874-6 van 19 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (dossierpagina 29).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 19 september 2016 hoorde ik dat er een steekincident had plaats gevonden op de Amstelstraat. Ik hoorde dat er een tweede verdachte was. Ik zag een verdachte lopen welke aan het signalement voldeed. Deze verdachte had een blauwkleurige jas om zijn schouders/nek gebonden. De verdachte heb ik aangehouden. Verdachte: [verdachte] .
4.3.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 eerste alternatief/cumulatief (poging tot afpersing)
De raadsman van verdachte heeft, kort gezegd, aangevoerd dat verdachte erg dronken was ten tijde van het incident en dat hij in die dronkenschap iets tegen aangever [persoon 1] heeft gezegd. Daarom kan niet worden bewezen dat hij het oogmerk had om aangever [persoon 1] af te persen. De rechtbank volgt de raadsman niet in dit standpunt en overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat uit de enkele omstandigheid dat verdachte dronken was niet volgt dat hij geen oogmerk kan hebben gehad op de afpersing van aangever. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte niet alleen dreigend tegen aangever [persoon 1] heeft gezegd: ‘Give me 5 euro’s or I kill you’, maar daarbij ook op dreigende wijze dicht tegen hem aan is gaan staan. De rechtbank is van oordeel dat hieruit niet anders valt af te leiden dan dat verdachte het oogmerk had om aangever [persoon 1] af te persen. Dit feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank nog op dat uit het voorgaande volgt dat niet is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem onder 1 tweede alternatief/cumulatief (poging tot diefstal met geweld) is ten laste gelegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1
op 19 september 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [persoon 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [persoon 1] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- voornoemde [persoon 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Give me five euro’s or I kill you”, waarbij hij, verdachte op dreigende wijze zeer dicht tegen voornoemde [persoon 1] aanstond;
feit 2
op 19 september 2016 te Amsterdam [persoon 3] en [persoon 1] en [persoon 4] en [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte opzettelijk:
- voornoemde [persoon 3] en [persoon 1] en [persoon 4] en [persoon 2] dreigend de woorden toegevoegd: “I kill you” en “I will kill you” en “I will kill him” en “Ik ga je vermoorden” en “Ik ga je hele familie doden” en “Ik maak jullie dood” en “Ik maak je dood”, althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- kijkend in de richting van voornoemde [persoon 4] en [persoon 2] met zijn vinger een snijdende beweging langs zijn keel gemaakt.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij dienen als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting en het realiseren van dagbesteding te worden opgelegd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen straf dient te worden opgelegd die tot gevolg zou hebben dat hij opnieuw gedetineerd raakt.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Wat voor aangevers een gezellig uitje in Amsterdam had moeten worden, is op brute wijze geëindigd toen zij twee mannen, waaronder verdachte, ontmoetten. Verdachte is op dreigende wijze tegen [persoon 1] aan gaan staan en probeerde hem 5 euro af te laten geven door te dreigen hem anders te doden. Vervolgens ontstond er een vechtpartij, waarbij verdachte alle vier de aangevers herhaaldelijk met de dood bedreigde. Het spreekt voor zich dat dit voor hen beangstigend was. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en aan bedreiging. Dit zijn ernstige feiten waarvoor in beginsel gevangenisstraffen worden opgelegd. Dit blijkt ook uit de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daar komt bij dat deze feiten op de openbare weg plaatsvonden en dat verdachte, zo blijkt uit zijn strafblad, in het verleden meermalen is veroordeeld, waaronder voor vergelijkbare feiten. Gelet hierop kan de rechtbank zich vinden in de eis van de officier van justitie. De feiten zijn te ernstig om te volstaan met een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zoals de raadsman heeft bepleit. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat verdachte hulp nodig heeft en zal dan ook de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank ziet hierin ook aanleiding het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis niet op te heffen, zodat het toezicht van de reclassering dat deel uitmaakt van de schorsingsvoorwaarden blijft doorlopen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
poging tot afpersing;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
ZES (6) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot twee (2) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich meldt bij GGZ Reclassering Palier aan de [adres, te plaats] . Hij dient zich gedurende de proeftijd te blijven melden, zolang en zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
2. zich laat begeleiden en zo nodig laat behandelen door een door het IFZ te indiceren instelling voor (forensische) verstandelijke gehandicaptenzorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding en/of behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. zich actief inzet teneinde tot een dagbesteding te komen. Daarna dient hij zich te houden aan de voorwaarden die de instelling voor dagbesteding hem stelt, zulks zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig acht.
Geeft aan GGZ Reclassering Palier opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. van Eunen, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2017.