ECLI:NL:RBAMS:2017:1105

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
13/659139-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang en bedreiging met openbaarmaking van compromitterende beelden in een strafzaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 februari 2017 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van dwang en bedreiging. De verdachte heeft in de periode van 23 november 2014 tot en met 8 februari 2015 de aangever gedwongen om hem geld, goederen en een telefoonabonnement te geven. Dit gebeurde onder bedreiging van het openbaar maken van compromitterende beelden van de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de tenlastelegging gevorderd, en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangever heeft gechanteerd en dat de dwang niet onderdeel was van een afgesproken spel, zoals de verdachte had betoogd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevorderd voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, met een totaalbedrag van € 3.744,35, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om deze schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659139-15 (Promis)
Datum uitspraak: 24 februari 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1969,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
[postcode] te [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Oppe.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2014 tot en met 8 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) door (bedreiging met) geweld en/of enige andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het afgeven aan hem, verdachte, van 800 euro en/of een telefoon en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval (een) geldbedrag(en) en/of goed(eren)
geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of het afsluiten van een telefoonabonnement door (telkens) met voormeld oogmerk aan voornoemde [slachtoffer] duidelijk te maken dat wanneer voornoemde [slachtoffer] niet aan de wens(en) van hem, verdachte, zou voldoen, waaronder het aangaan voor
voornoemd telefoonabonnement en/of het afgeven van voornoemde telefoon en/of goed(eren) en/of geldbedrag(en) aan hem, verdachte, er een of meer film(pjes) en/of foto('s) waarop [slachtoffer] seksuele handelingen verricht en/of geheel en/of gedeeltelijk ontkleed en/of met de hand(en) en/of voet(en) vastgebonden en/of met een bal in de mond te zien is, door hem, verdachte, openbaar zouden worden gemaakt en/of aan de vriend(en) en/of familie van voornoemde [slachtoffer] zouden worden verstuurd.
3.
Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd.
4.2.
Oordeel van de rechtbank
4.2.1.
Bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal aangifte met nummer PL0600-2015063335-1 van 7 februari 2015, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossierpagina’s 6 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Ik heb een telefoonabonnement op [bijnaam verdachte] haar naam moeten afsluiten. Ik wil aangifte doen van dat zij mij bedreigt. Ze dwong mij om media van mij te maken. Ze heeft mij gedwongen 800 euro voor haar te pinnen. Ik moest boodschappen doen voor haar en ik heb een telefoonabonnement afgesloten voor haar. En ik moest voor haar wiet halen en later op de dag nog een keer vloeitjes. Het is allemaal gebeurd in Amsterdam. Ik ben er voor het eerst geweest op 23 november 2014, tussendoor nog een keer en afgelopen zondag, 1 februari. (…)
We hebben een afspraak gemaakt dat ik op 23 november langs kon komen. Ik moest naar Amsterdam, [adres] . (…) Ik moest mij uitkleden op mijn onderbroek na. Toen moest ik meelopen naar de slaapkamer. Ik lag eerst op mijn rug op bed. Ze ging op me zitten en toen deed ze mij de boeien om. En toen bij mijn enkels. Daarna draaide ze mij om en toen deed ze de handboeien aan elkaar. Daarna deed ze dat oogmasker voor mijn ogen en iets daarna kreeg ik een rubberen bal in mijn mond met een riem eraan. Die maakte ze vast aan de achterkant. Toen heeft ze het masker afgedaan en toen is ze begonnen met filmen en foto’s maken van mij. (…) Bij het maken van de beelden dreigde ze de beelden online te zetten. (…) Toen gingen we met z’n tweeën naar buiten toe. Ze zei ook dat ik niet moest proberen weg te lopen want dan zou ze de media online zetten. Ik moest naar een klein winkelcentrum om geld te pinnen. Net voordat we de deur uitgingen moest ik inloggen op mijn Rabobankapp. Ik had er toen 900 euro op staan. Ze zei dat ik 100 euro zelf mocht houden. (…) Ik pinde 800 euro en heb dat aan haar gegeven. Het moest van haar. Ze bedreigde me weer met die media. Ze had mijn vriendenlijst van Facebook gekopieerd en in een eigen mapje gezet op haar laptop. Dat heeft ze me laten zien.
De tweede keer heb ik een abonnement afgesloten voor haar. Ze zei dat ze eigenlijk nog wel een keer een nieuwe telefoon zou willen. Ze zei dat ik een abonnement voor haar moest afsluiten. Toen dreigde me weer met media. En toen heb ik alles afgesloten. Er zat een Iphone6 bij. Ik heb haar het abonnement, alles gegeven. Ze heeft de telefoon in ontvangst genomen.
De derde keer was afgelopen zondag. Zij appte mij dat ik wiet moest halen. Het zou de laatste keer zijn had ze beloofd. Ze zou daarna alle media wissen. (…) Ik moest boodschappen doen voor haar.
2.
Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer PL0600-2015063335-4 van 9 februari 2015, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (dossierpagina’s 46 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
De belangrijkste reden dat ik aangifte heb gedaan is de media. Met media bedoel ik de video’s en foto’s van mijzelf.
3.
Een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer PL1300-201529917-5 van 8 februari 2015, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (dossierpagina’s 102 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik word het liefst aangesproken met de roepnaam [bijnaam verdachte] . (…) Ik heb twee mobiele telefoons. Ik heb een abonnement bij T-mobile en bij de KPN. Een staat op mijn naam en een op de naam van [slachtoffer] . (…) [slachtoffer] heeft boodschappen betaald en een zak weed. Ook heeft hij me een telefoon gegeven, een Iphone6. (…) Het contact kwam eind november ergens volgens mij. (…) Ik heb vervolgens de voorbinddildo omgedaan en toen ging ik hem als het ware bedreigen dat ik hem zou neuken. Ik heb het niet echt gedaan, ik heb hem er even een beetje in gedaan maar ik heb hem er niet mee geneukt. Ik heb dat ook op een filmpje opgenomen om hem onder druk te zetten. (…) [slachtoffer] zegt dan dat hij de Iphone voor me gaat halen. Dat deed hij onder de voorwaarde dat ik de media opnamen zou verwijderen. (…) Hij heeft mij dus toen 800 euro gegeven. (…) Ik heb hem wel gemanipuleerd. (…) In feite heb ik hem misbruikt. Hij heeft mij wel gezegd dat als hij mij de telefoon zou geven dat ik de media die ik van hem had opgenomen moest vernietigen. (…) Ik heb hem wel eens een foto toegestuurd van die media. Zal wel een pressiemiddel zijn geweest. (…) Hij wil denk ik het risico niet lopen dat ik het werkelijk openbaar zou brengen’. (…) Natuurlijk heb ik ooit gedreigd om het openbaar te maken, als pressiemiddel. Ik zal iets gezegd hebben dat ik het naar zijn vrienden zou sturen of zo. (…) Bij die eerdere video is [slachtoffer] geboeid als ik met die dildo kom.
4.
Een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer PL1300-2015029917-23 van 9 februari 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (dossierpagina’s 114 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt denk ik wel dat ik [slachtoffer] heb uitgelachen en heb bedreigd met het verspreiden van de beelden. Tijdens de tweede afspraak heeft [slachtoffer] het geld voor mij gepind. (…) Ook staat op de film dat hij mij pijpt. (…) Ik weet dat ik 800 euro heb gekregen.
Ik heb hem gemanipuleerd. Ik heb hem verteld dat ik geen abonnement kon afsluiten. Ik heb het wel zelf uitgezocht. Volgens mij heb ik op een gegeven moment wel zijn moeder gebruikt, dus dat ik de media naar zijn ouders zou sturen. (…) Ik zei tegen hem dat als hij niet zou doen wat ik zeg dat ik de media naar al zijn vrienden zou sturen.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015029917-30 van 17 maart 2015, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (dossierpagina 274).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
De telefoon van verdachte [verdachte] is uitgelezen. Hieruit blijkt dat verdachte op 5 december 2014 een chatgesprek heeft met een onbekend persoon. Verdachte zegt onder meer het volgende: ‘Heb vorige week nog een gast opgelicht. Heb iphone6 gekregen + het abbonoment 5 gb en onbeperkt belle’, ‘Plus 800 euro’ en ‘Heb hem wel moeten chantere maja. Tis tog gelukt’.
4.2.2.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft in zijn verhoren bij de politie verklaard dat het dreigen met openbaarmaking van de media onderdeel was van het SM-spel dat hij met aangever speelde. In dit spel waren de rollen zo dat hij, verdachte, meesteres was en aangever [slachtoffer] de slaaf. De rechtbank begrijpt dat verdachte hiermee bedoelt dat er geen sprake was van een strafbare bedreiging dan wel dwang. De rechtbank overweegt echter anders. Uit het onder bewijsmiddel 5 opgenomen chatgesprek volgt immers dat verdachte wel degelijk bewust aangever heeft gechanteerd met als doel er zelf (financieel) beter van te worden. De rechtbank volgt verdachte dan ook niet in het standpunt dat de dwang onderdeel was van het afgesproken spel tussen verdachte en aangever [slachtoffer] . Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.2.1. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 23 november 2014 tot en met 8 februari 2015 te Amsterdam, telkens door bedreiging met andere feitelijkheden [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het afgeven aan hem, verdachte, van 800 euro en een telefoon en goederen, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , en het afsluiten van een telefoonabonnement door telkens met voormeld oogmerk aan voornoemde [slachtoffer] duidelijk te maken dat wanneer voornoemde [slachtoffer] niet aan de wensen van hem, verdachte, zou voldoen, waaronder het aangaan voor voornoemd telefoonabonnement en het afgeven van voornoemde telefoon en goederen en een geldbedrag aan hem, verdachte, er een film en foto's waarop [slachtoffer] seksuele handelingen verricht en/of geheel en/of gedeeltelijk ontkleed en/of met de handen en/of voeten vastgebonden en/of met een bal in de mond te zien is, door hem, verdachte, openbaar zouden worden gemaakt en aan de vrienden en familie van voornoemde [slachtoffer] zouden worden verstuurd.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren en tot een taakstraf van 240 uren, met aftrek van voorarrest, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
8.2.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft aangever gedwongen hem een geldbedrag van 800 euro, een Iphone, en diverse boodschappen te geven. Daarnaast heeft aangever een telefoonabonnement voor verdachte afgesloten, waarvan hij, aangever, maandelijks de rekening betaalt. Aangever heeft dit gedaan omdat verdachte heeft gedreigd om foto’s en een film aan aangevers ouders en vrienden te sturen, waarop aangever in (een) compromitterende situatie(s) is te zien. Dit is voor aangever een heel nare tijd geweest, waarin hij bang is geweest dat verdachte het verspreiden van de beelden daadwerkelijk zou doen. Het valt verdachte te verwijten dat hij op deze manier misbruik heeft gemaakt van aangever. Dat aangever een kwetsbaar slachtoffer is maakt verdachtes handelen des te kwalijker. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij zich in het verleden vaker aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende reactie is op het plegen van dit feit. De rechtbank zal in het voordeel van verdachte rekening houden met de omstandigheid dat het een oud feit betreft. Daarom zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Vordering deels toegewezen
De benadeelde partij, [slachtoffer] , vordert € 2.540,75 aan materiële schadevergoeding en
€ 1.250,00 aan immateriële schadevergoeding, het totaalbedrag van € 3.790,75 te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank voor het deel groot € 3.744,35 (bestaande uit € 2.494,35 aan materiele schade en € 1.250,00 aan immateriële schade) niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van de uitspraak, te weten 24 februari 2017, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Benadeelde partij deels niet-ontvankelijk
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van het gedeelte dat ziet op de reiskosten van € 46,40, omdat niet is komen vast te staan dat deze schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer, [slachtoffer] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 3.744,35 (zegge: drieduizendzevenhonderdvierenveertig euro en vijfendertig eurocent; bestaande uit € 2.494,35 aan materiele schade en € 1.250,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van de uitspraak, te weten 24 februari 2017, tot aan de dag van de algehele voldoening.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 284 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
een ander door bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
EEN (1) maand.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
HONDERDTACHTIG (180) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van negentig (90) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee (2) uren per dag.
Gelast de teruggave aan verdachte van: 3.00 STK Papier (2 tel. contract; 1 verz. certificaat 4921755).
Wijst de vordering van [slachtoffer] , wonende te [woonplaats slachtoffer] , toe tot € 3.744,35 (zegge: drieduizendzevenhonderdvierenveertig euro en vijfendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van de uitspraak, te weten 24 februari 2017, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 3.744,35 (zegge: drieduizendzevenhonderdvierenveertig euro en vijfendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van de uitspraak, te weten 24 februari 2017, tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van zevenenveertig (47) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. van Eunen, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2017.