Op 9 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 4 september 2017, en het EAB was uitgevaardigd door de Bulgaarse autoriteiten op 1 september 2017. De opgeëiste persoon, geboren in Bulgarije in 1978, werd verdacht van strafbare feiten volgens het Bulgaarse recht en was op dat moment gedetineerd in Nederland.
Tijdens de openbare zitting op 26 oktober 2017 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd, en zijn raadsman, mr. A.G. de Jong, voerde verweer tegen de overlevering. De rechtbank besloot de termijn voor uitspraak te verlengen met dertig dagen, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank onderzocht de grondslag van het EAB en de bijbehorende documenten, waaronder een beschikking omtrent de aanhouding van de verdachte, die als nationaal aanhoudingsbevel werd beschouwd.
De rechtbank heropende het onderzoek en schorste dit voor onbepaalde tijd om de officier van justitie de gelegenheid te geven vragen te stellen aan de uitvaardigende autoriteit over de volgorde van de uitvaardiging van het EAB en het nationale aanhoudingsbevel. De rechtbank gaf ook opdracht tot de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Bulgaarse taal voor een toekomstige zitting. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.