ECLI:NL:RBAMS:2017:10698

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
13/751792-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met vragen over de rechtsgeldigheid van de aanhouding

Op 9 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 4 september 2017, en het EAB was uitgevaardigd door de Bulgaarse autoriteiten op 1 september 2017. De opgeëiste persoon, geboren in Bulgarije in 1978, werd verdacht van strafbare feiten volgens het Bulgaarse recht en was op dat moment gedetineerd in Nederland.

Tijdens de openbare zitting op 26 oktober 2017 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd, en zijn raadsman, mr. A.G. de Jong, voerde verweer tegen de overlevering. De rechtbank besloot de termijn voor uitspraak te verlengen met dertig dagen, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank onderzocht de grondslag van het EAB en de bijbehorende documenten, waaronder een beschikking omtrent de aanhouding van de verdachte, die als nationaal aanhoudingsbevel werd beschouwd.

De rechtbank heropende het onderzoek en schorste dit voor onbepaalde tijd om de officier van justitie de gelegenheid te geven vragen te stellen aan de uitvaardigende autoriteit over de volgorde van de uitvaardiging van het EAB en het nationale aanhoudingsbevel. De rechtbank gaf ook opdracht tot de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Bulgaarse taal voor een toekomstige zitting. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751792-17
RK-nummer: 17/5910
Datum uitspraak: 9 november 2017
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 september 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 september 2017 door de officier van justitie verbonden aan het Arrondissementsparket te Burgas, Republiek Bulgarije, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats], Bulgarije, op [geboortedag] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres], [woonplaats]
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 oktober 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. A.G. de Jong, advocaat te ‘s-Gravenhage en door een tolk in de Bulgaarse taal. De raadsman heeft verweer gevoerd tegen de verzochte overlevering.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van het volgende:
Een voorgerechtelijk onderzoeknr. 246/2017conform de registratie van de Regionale politie te Burgas, registratie nummer 348/2017 en nummer 16063/2017 van het Arrondissementsparket Burgas, in het kader waarvan [opgeëiste persoon] (persoonsnummer [persoonsnummer]) op 30 juni 2017 als verdachte is aangemerkt.
Met beschikking van 3 juli 2017 op grond van artikel 61 Wetboek van Strafvordering van de Republiek Bulgarije is aan de verdachte [opgeëiste persoon] de beperkende maatregel “borgsom” opgelegd ter grootte van 5000 (vijfduizend) LEV, welk bedrag niet is voldaan, zoals ook een maatregel van procedurele dwang op grond van artikel 68 lid 1 Wetboek van Strafvordering van de Republiek Bulgarije, te weten een uitreisverbod van het grondgebied van Republiek Bulgarije” van 3 juli 2017.
(…)[opgeëiste persoon] staat nationaal gesignaleerd op het grondgebied van de Republiek Bulgarije via telegram nummer 25520/22-08-2017 van het Hoofddirectoraat na de Nationale Politie (Ministerie van Binnenlandse Zaken) en KIL URI 251p-26265/22-08-17 en hem is door het onderzoeksorgaan een maatregel ‘gedwongen medebrenging’ opgelegd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Bulgarije strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.De beschikking omtrent aanhouding van verdachte

De rechtbank stelt het volgende vast.
Bij de stukken bevindt zich een ‘Beschikking omtrent aanhouding van verdachte’, gedateerd
1 september 2017en afgegeven door het Arrondissementsparket Burgas.
Deze beschikking heeft betrekking op het onderzoek met kenmerk
246/2017en houdt in dat de opgeëiste persoon
[opgeëiste persoon]dient te worden aangehouden (…) op het grondgebied van de Republiek Bulgarije, met het oog op zijn voorgeleiding in de rechtbank in Burgas (…).
De rechtbank gaat er van uit dat deze beschikking als het nationaal aanhoudingsbevel moet worden beschouwd en als zodanig de grondslag voor het EAB vormt.
In dit aanhoudingsbevel staat echter het volgende vermeld en is daarin onderstreept:
Ten aanzien van de verdachte [opgeëiste persoon] is op 01-09-17 een Europees arrestatiebevel uitgevaardigd No. 16063/2017 van 01-09-17.
Rekening houdend met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 1 juni 2016 in de zaak Bob-Dogi (C-241/15, ECLI:EU:C:2016:385), ziet de rechtbank aanleiding het onderzoek te heropenen teneinde de officier van justitie te verzoeken aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de vraag voor te leggen, of het inderdaad zo is dat het uitgevaardigde EAB vooraf is gegaan aan het uitvaardigen van het nationaal aanhoudingsbevel zoals uit het nationaal aanhoudingsbevel valt op te maken en, indien dit niet het geval is, hoe de rechtbank de hier boven geciteerde vermelding in ‘de beschikking omtrent aanhouding van verdachte’ moet interpreteren.

5.Heropening onderzoek

De rechtbank heropent het onderzoek en schorst dit voor onbepaalde tijd teneinde de officier van justitie de gelegenheid te geven de hierboven geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
De rechtbank beveelt de oproeping van de opgeëiste persoon tegen de nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
De rechtbank beveelt tevens de oproeping van een tolk in de Bulgaarse taal.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2017.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.