ECLI:NL:RBAMS:2017:10669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
C/13/621342 / HA ZA 17-3 herstel
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake kostenveroordeling in civiele procedure tussen JOMO B.V. en VVE

Op 8 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een herstelvonnis gewezen in de zaak tussen JOMO B.V. en de vereniging VVE. JOMO B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. B.H.M. Karens, had de rechtbank verzocht om verbetering van een eerder vonnis van 11 oktober 2017. Dit verzoek was ingediend omdat de kosten ten aanzien van het griffierecht, zoals vermeld in rechtsoverweging 4.6 van het eerdere vonnis, niet correct waren. JOMO B.V. is een rechtspersoon en de rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig te herstellen was. De VVE, de gedaagde partij, heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het verzoek te reageren.

In het herstelvonnis heeft de rechtbank de kostenveroordeling aangepast. De kosten aan de zijde van JOMO B.V. zijn verhoogd van € 1.067,60 naar € 1.606,60. Dit bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek, vanaf veertien dagen na de uitspraak tot aan de voldoening. De rechtbank heeft bepaald dat deze verbetering op de minuut van het eerdere vonnis moet worden vermeld, en heeft partijen gelast om de ontvangen afschriften van het eerdere vonnis te retourneren aan de griffie.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. T.H. van Voorst Vader, rechter, en mr. N.M. Meijler, griffier, in het openbaar op 8 november 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/621342 / HA ZA 17-3
Herstelvonnis van 8 november 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JOMO B.V.,
gevestigd te Uithoorn,
eiseres,
advocaat mr. B.H.M. Karens,
tegen
de vereniging
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.L. Fronik.
Partijen zullen hierna Jomo en VVE genoemd worden.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij brief van 12 oktober 2017 heeft mr. Karens namens Jomo de rechtbank verzocht om verbetering van het op 11 oktober 2017 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat de in rechtsoverweging 4.6 aangegeven kosten ten aanzien van het griffierecht aan de zijde van Jomo, (begroot op € 79,00) niet correct zouden zijn nu Jomo een rechtspersoon is.
1.2.
De rechtbank heeft de VVE in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten. De VVE heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 11 oktober 2017 sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat nr. 4.6 van het op 11 oktober 2017 tussen Jomo en VVE gewezen vonnis, waar staat:
“De VVE zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Jomo worden begroot op:
- dagvaarding € 84,60
- griffierecht 79,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.067,60”
wordt gewijzigd in:
“De VVE zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Jomo worden begroot op:
- dagvaarding € 84,60
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.606,60”,
3.2.
bepaalt dat nr. 5.4 van het op 11 oktober 2017 tussen Jomo en VVE gewezen vonnis, waar staat:
“veroordeelt de VVE in de proceskosten, aan de zijde van Jomo tot op heden begroot op € 1.067,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na heden tot aan de voldoening”
wordt gewijzigd in:
“veroordeelt de VVE in de proceskosten, aan de zijde van Jomo tot op heden begroot op € 1.606,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na heden tot aan de voldoening”,
3.3.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 8 november 2017 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 11 oktober 2017,
3.4.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 11 oktober 2017 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, rechter, bijgestaan door mr. N.M. Meijler, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2017.