ECLI:NL:RBAMS:2017:10596

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
13/684632-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging met doodsbedreiging en zware mishandeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging van twee aangevers met de dood en zware mishandeling. De zaak kwam voor de rechtbank na een terechtzitting op 28 maart 2017, waar de officier van justitie, mr. M. Diependaal, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het uiten van bedreigende woorden zoals 'ik vermoord jullie' en 'ik pak jullie'.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de bedreiging met de dood. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte, hoewel bedreigend, niet voldeden aan de juridische definitie van bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen, omdat de verklaringen van de aangevers niet voldoende steun boden voor de beschuldiging.

De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen afgewezen. De beslissing van de rechtbank was dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden en dat de verdachte integraal vrijgesproken werd van de beschuldigingen. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. E. Dinjens, voorzitter, en mrs. G.P.C. Janssen en F.L. Bolkestein, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.R. Baart.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684632-16, 13/684230-16 (tul) en 13/684632-16 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 11 april 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , thans gedetineerd in [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Diependaal en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 december 2016 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, althans in Nederland, [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] dreigend de woorden toegevoegd: "ik pak jullie" en/of "ik vermoord jullie allemaal" en/of "jullie komen aan de beurt" en/of "wie is daar nog meer" en/of "wacht maar af", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd door hen schreeuwend de woorden toe te voegen “jullie komen aan de beurt” en “wacht maar af”. De officier van justitie heeft betoogd dat deze bewoordingen kunnen worden gekwalificeerd als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde bedreigingen. De raadsvrouw heeft betoogd dat de uitlatingen “ik pak jullie”, “jullie komen aan de beurt”, “wie is daar nog meer” en “wacht maar af” geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling opleveren. Ten aanzien van de uitlating “ik vermoord jullie” heeft de raadsvrouw bepleit dat enkel uit de aangifte van [aangever 1] blijkt dat dit door verdachte zou zijn gezegd. Het dossier bevat verder onvoldoende steunbewijs. Weliswaar is in het proces-verbaal van bevindingen opgenomen dat [aangever 2] dit zou hebben bevestigd, maar [aangever 2] heeft hierover in haar aangifte met geen woord gerept, aldus de raadsvrouw.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de ten laste gelegde bedreiging van [aangever 1] en [aangever 2] niet bewezen en overweegt daartoe het volgende.
Uit de beschikbare bewijsmiddelen blijkt en niet ter discussie staat dat verdachte op 20 december 2016 naar de woning van [aangever 2] is gegaan, waar op dat moment ook zijn ex-vriendin [aangever 1] met zijn kinderen aanwezig was. Verdachte heeft daar voor de deur staan schreeuwen en daarbij verschillende uitlatingen gedaan. In het proces-verbaal van bevindingen is opgenomen dat zowel [aangever 2] als [aangever 1] hebben verklaard dat verdachte daarbij onder meer heeft gezegd dat hij hen ging vermoorden. Uit dit proces-verbaal blijkt echter niet of aangevers dit afzonderlijk van elkaar bij een andere verbalisant hebben verklaard, dan wel dat zij dit op eenzelfde moment in elkaars aanwezigheid ten overstaan van één verbalisant hebben verklaard. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat beide aangevers over dit onderdeel ook daadwerkelijk afzonderlijk van elkaar hebben verklaard. Daarbij komt dat wanneer [aangever 2] en [aangever 1] een dag later aangifte doen tegen verdachte er door [aangever 2] niets wordt gezegd over een dergelijke uitlating. Zij verklaart niets over een doodsbedreiging die door verdachte een dag eerder zou zijn geuit. De rechtbank acht daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte de woorden “ik vermoord jullie” of woorden van een dergelijke aard of strekking heeft gebruikt. De rechtbank spreekt verdachte daarvan dan ook vrij.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de overige in de tenlastelegging genoemde uitlatingen heeft geuit, te weten “ik pak jullie”, “jullie komen aan de beurt”, “wie is daar nog meer” en “wacht maar af”. Echter, met de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat deze uitlatingen niet als bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht kunnen worden gekwalificeerd. Tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden, kunnen deze uitlatingen niet als bedreigend met ‘enig misdrijf tegen het leven gericht’ of ‘zware mishandeling’ worden aangemerkt. Van dergelijke omstandigheden is niet gebleken.
Verdachte zal daarom integraal van het hem ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf (onder parketnummer 05/191865-15, thans 13/684632-16) en maatregel (onder parketnummer 13/684230-16) derhalve afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/684632-16 af.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/684230-16 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter,
mrs. G.P.C. Janssen en F.L. Bolkestein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2017.