ECLI:NL:RBAMS:2017:10594

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2017
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
13/684595-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling ex-vriendin bewezen, vrijspraak poging doodslag

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 december 2016 in Amsterdam zijn ex-vriendin bij de keel heeft vastgepakt, maar heeft de poging tot doodslag niet bewezen geacht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte met opzet de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen, wat essentieel is voor de bewezenverklaring van poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dit primair ten laste gelegde feit.

Wel heeft de rechtbank de mishandeling bewezen verklaard, aangezien de verdachte zijn ex-vriendin bij de nek/keel heeft vastgepakt. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de mishandeling plaatsvond, namelijk in het huis van het slachtoffer, een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen. De rechtbank heeft ook de gedragingen van de verdachte voorafgaand aan de mishandeling meegewogen, zoals het opdringen aan het slachtoffer door bij haar woning aan te bellen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn dakloosheid en het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld. De rechtbank heeft de op te leggen straf in overeenstemming geacht met de ernst van het bewezen geachte feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684595-16
Datum uitspraak: 16 augustus 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
opgegeven [postadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.F. Zaagsma, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.J. Pardijs naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar voornoemde [slachtoffer] is toegegaan, waarna hij, verdachte eenmaal of meermalen voornoemde [slachtoffer] bij de nek/keel heeft vastgepakt en/of vastgepakt gehouden en/of (vervolgens) de nek/keel van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, althans (meermalen) zodanig de keel en/of de nek heeft vastgepakt dat voornoemde [slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen, in elk geval verstikkend geweld op de keel en/of de nek van voornoemde [slachtoffer] heeft uitgeoefend;
subsidiair:
hij op of omstreeks 02 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (zijn ex-vriendin) [slachtoffer] , heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte eenmaal of meermalen voornoemde [slachtoffer] bij de nek/keel vastgepakt en/of vastgepakt gehouden en/of (vervolgens) de nek/keel van voornoemde [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, althans (meermalen) zodanig de keel en/of de nek heeft vastgepakt dat voornoemde [slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen, in elk geval verstikkend geweld op de keel en/of de nek van voornoemde [slachtoffer] heeft uitgeoefend.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen en overweegt daartoe het volgende. Op grond van de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van getuige [naam] en de foto van de hals van [slachtoffer] , waarop een verkleuring is te zien, stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] bij de nek/keel heeft vastgepakt en niet, zoals verdachte heeft verklaard, dat hij haar (enkel) heeft vastgepakt bij haar trui ter hoogte van haar borst. Uit de bewijsmiddelen blijkt onvoldoende dat verdachte de keel van [slachtoffer] ook heeft dichtgeknepen, laat staan dat hij de keel voor enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden. De enkele verklaring van [slachtoffer] dat zij een enorme druk voelde en bijna geen lucht kreeg is daarvoor onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank vindt haar verklaring op dat punt onvoldoende steun in bijvoorbeeld de verklaring van [naam] en de foto van het letsel. Hoewel op de foto een rode verkleuring is te zien, kan, bij ontbreken van een letselverklaring, daaruit niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte haar keel ook (enige tijd) heeft dichtgeknepen, waardoor zij geen lucht meer kon krijgen en dat verdachte met die handeling dus heeft gepoogd [slachtoffer] om het leven te brengen. Verdachte wordt daarom van het primair ten laste gelegde vrijgesproken.
4.2
Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht bewezen dat:
hij op 2 december 2016 te Amsterdam zijn ex vriendin [slachtoffer] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte voornoemde [slachtoffer] bij de nek/keel vastgepakt en vastgepakt gehouden.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren).
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-vriendin [slachtoffer] , door haar bij haar keel vast te pakken. Dit is een naar strafbaar feit, mede gelet op het feit dat de mishandeling plaatsvond in het huis van [slachtoffer] , een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen. De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat hij zich, voorafgaand aan de mishandeling, opdrong aan [slachtoffer] door meermalen bij haar woning aan te bellen en op het raam te kloppen. Dat verdachte mogelijk geïrriteerd was omdat hij zijn zoontje wilde zien, geeft hem nog niet het recht zich jegens [slachtoffer] te gedragen zoals hij zich gedroeg.
De rechtbank neemt ten voordele van verdachte in aanmerking dat hij, zoals blijkt uit het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 6 juli 2017, niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting zijn spijt betuigd.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht indiceren voor een eenvoudige mishandeling met enig letsel een geldboete van € 750,-. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dakloos is en een daklozenuitkering ontvangt. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijk strafdeel, als stok achter de deur, meer passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
14 (veertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
10 (tien) dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en F.L. Bolkestein, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.R. Baart en D. Spaan, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 augustus 2017.