In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 december 2016 in Amsterdam zijn ex-vriendin bij de keel heeft vastgepakt, maar heeft de poging tot doodslag niet bewezen geacht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte met opzet de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen, wat essentieel is voor de bewezenverklaring van poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van dit primair ten laste gelegde feit.
Wel heeft de rechtbank de mishandeling bewezen verklaard, aangezien de verdachte zijn ex-vriendin bij de nek/keel heeft vastgepakt. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de mishandeling plaatsvond, namelijk in het huis van het slachtoffer, een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen. De rechtbank heeft ook de gedragingen van de verdachte voorafgaand aan de mishandeling meegewogen, zoals het opdringen aan het slachtoffer door bij haar woning aan te bellen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn dakloosheid en het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld. De rechtbank heeft de op te leggen straf in overeenstemming geacht met de ernst van het bewezen geachte feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan.