ECLI:NL:RBAMS:2017:10591

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2017
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
13/701024-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen door verdachte in Amsterdam

Op 16 augustus 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft op 5 januari 2017 in Amsterdam een beveiliger bedreigd door een zwart voorwerp te tonen en te roepen: 'I am going to shoot you' en 'wil je een kogel'. Dit leidde tot de indruk dat de verdachte een vuurwapen vasthield. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bedreiging, maar sprak hem vrij van een tweede ten laste gelegd feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging, wat ernstige gevolgen had voor het slachtoffer, die na het voorval angstig en onrustig was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk, en een schadevergoeding van €500,- aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk vonnis gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/701024-17 en 13/236136-15 (tul)
Datum uitspraak: 16 augustus 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] 1974,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Mc Givern, en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. C. Crince Le Roy, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
-
met zijn vinger een snijbeweging langs zijn keel gemaakt in de richting van die [naam] en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd, "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (
op korte afstand) met een (vuurwapen gelijkend) voorwerp, in de richting van voornoemde [naam] gewezen, in elk geval voornoemd voorwerp aan voornoemde [naam] getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) (in de Engelse taal) de woorden toegevoegd: "I am going to kill you" en/of "I am going to shoot you" en/of "kom vechten" en/of "wil je een kogel, wil je een kogel",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking (waardoor bij voornoemde [naam] de indruk werd gewekt dat verdachte een vuurwapen, in elk geval een vuurwapen gelijkend voorwerp vast had);
2.
(gevoegde zaak 13-684571-16)
hij op of omstreeks 18 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de Tasmanstraat) heef/hebben weggenomen een (Nederlands) paspoort en/of een OV-chip-kaart en/of een patientenkaart en/of een mapje met meerdere pasjes
en/of kaartjes en/of briefjes (allen ten name gesteld van [naam 1] en/of een drie, althans een of meer horloge(s) en/of een jas, geheel of ten dele toebehorend aan Team Rampendienst Uitvaarten en Pension en/of [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen (Nederlands) paspoort en/of OV-chip-kaart en/of patientenkaart en/of mapje met meerdere pasjes en/of kaartjes en/of briefjes (allen ten name gesteld van [naam 1] en/of horloge(s) en/of jas onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een of meer op/aan een deur van die woning aangebrachte (hang)slot(en)slot(en) te verbreken en/of te forceren.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.2
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 5 januari 2017 te Amsterdam, [naam] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op korte afstand met een voorwerp in de richting van voornoemde [naam] gewezen, en daarbij in de Engelse taal de woorden toegevoegd: "I am going to kill you" en "I am going to shoot you" en "kom vechten" en "wil je een kogel, wil je een kogel", waardoor bij voornoemde [naam] de indruk werd gewekt dat verdachte een vuurwapen vast had.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Bedreiging
De rechtbank acht bewezen dat verdachte, terwijl hij in de Engelse taal de in de bewezenverklaring genoemde woorden als "I am going to kill you", "I am going to shoot you" en "wil je een kogel, wil je een kogel" heeft geroepen, daarbij in zijn hand een zwart voorwerp in de richting van [naam] heeft gehouden en daarmee als het ware op [naam] heeft gericht. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden van dien aard zijn dat bij [naam] de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 75 dagen, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een beveiliger van Albert Heijn, [naam] , door hem een zwart voorwerp te tonen en daarbij onder meer te roepen "I am going to shoot you" en "wil je een kogel, wil je een kogel", waardoor hij bij [naam] de indruk heeft gewekt dat hij een vuurwapen in zijn handen had. Blijkens de door [naam] ingediende slachtofferverklaring heeft het incident grote impact gehad op het leven van [naam] . [naam] slaapt slecht, heeft last van nachtmerries en heeft de weken na het incident enorm veel last gehad van angstgevoelens. Ter terechtzitting heeft de heer [naam 2] , van slachtofferhulp, namens [naam] verklaard dat [naam] inmiddels niet meer werkzaam is als beveiliger bij Albert Heijn. De rechtbank neemt dit verdachte erg kwalijk, temeer nu uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 6 juli 2017 blijkt, dat hij in 2013 eerder is veroordeeld voor bedreiging.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte dakloos is, dat hij ongewenst is verklaard en dat het vanwege zijn illegale status onmogelijk is om legaal inkomen te verwerven. Gezien de illegale status van verdachte heeft de reclassering hem niet kunnen bezoeken.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waaruit volgt dat voor een bedreiging doorgaans een geldboete of een taakstraf wordt opgelegd. Verdachte heeft reeds vijf dagen in voorarrest doorgebracht. De rechtbank acht echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel passend en geboden. De rechtbank hoopt dat verdachte hierdoor in de toekomst zal worden weerhouden van het begaan van dergelijke acties waar anderen langdurig last van kunnen hebben.
De rechtbank wijkt in matigende zin af van hetgeen de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie niet bewezen acht dat verdachte [naam] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft bedreigd.

9.Verbeurdverklaring

Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een haarborstel, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het onder 1 bewezen geachte is begaan.

10.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [naam] vordert € 800,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 5 januari 2017.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 24 november 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/236136-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 15 januari 2016 van de politierechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 dagen, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
25 dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart verbeurd: 1.00 STK Haarborstel (5316849)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam], toe tot een bedrag van € 500,- (zegge vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (5 januari 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam] , te betalen de som van € 500,- (zegge vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (5 januari 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 15 januari 2016 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf van 4 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en F.L. Bolkestein, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.R. Baart en D. Spaan, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 augustus 2017.