ECLI:NL:RBAMS:2017:10579

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
46-2017 herstelbeschikking
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbeschikking inzake klacht tegen gerechtsdeurwaarder wegens ongepast gedrag

In deze zaak heeft de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders op 6 juni 2017 een herstelbeschikking gegeven naar aanleiding van een eerdere beslissing van 12 mei 2017. De klacht was ingediend door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders en het Bureau Financieel Toezicht tegen een gerechtsdeurwaarder die beschuldigd werd van ongepast gedrag. De gerechtsdeurwaarder had geprobeerd een justitiabele te overhalen tot het verrichten van seksuele diensten in ruil voor een financiële vergoeding. Dit gedrag is in strijd met de professionele normen en de Kamer heeft besloten om de gerechtsdeurwaarder te schorsen uit zijn ambt.

De klacht werd behandeld onder nummer C/13/622210 / DW RK 17/46. De Kamer constateerde dat in de eerdere beslissing geen termijn was opgenomen voor de ontzetting uit het ambt, zoals vereist door artikel 43 lid 8 van de Gerechtsdeurwaarderswet. De Kamer heeft daarom besloten om deze termijn alsnog vast te stellen op 10 jaar, met de maatregel die van kracht wordt na onherroepelijk worden van de beslissing. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de Kamer en is openbaar uitgesproken.

Tegen deze beslissing staat beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van de beslissing.

Uitspraak

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Herstelbeslissing van 6 juni 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/622210 / DW RK 17/46 van:
KONINKLIJKE BEROEPSORGANISATIE van GERECHTSDEURWAARDERS,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
klaagster,
gemachtigde: W.W.M. van de Donk, voorzitter,
en
BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,
gevestigd te Utrecht,
klager,
gemachtigde: mr. M.C. Kaptein MPM, directeur,
tegen:
[beklaagde] ,
gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats] ,
beklaagde,
gemachtigde: mr. [naam gemachtigde] .

Ontstaan en loop van de procedure

Op 12 mei 2017 is in deze zaak door de Kamer een beslissing gegeven. Klaagster heeft de Kamer bij e-mail van op 23 mei 2017 gewezen op het feit dat in het dictum van die beslissing niet is opgenomen een termijn zoals bedoeld in artikel 43 lid 8 Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw). Zij verzoekt om de beschikking aan te vullen nu de Kamer heeft verzuimd op dit onderdeel van het verzochte te beslissen. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 24 mei 2017 verklaard dat haar geen rechtsregel bekend is op basis waarvan de Kamer haar beslissing zou kunnen aanvullen. Zij heeft voorts meegedeeld dat indien de Kamer wel van oordeel is dat er een dergelijke rechtsregel bestaat, in dat geval aansluiting kan worden gezocht bij artikel 32 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Overweging

Het is de Kamer gebleken dat in de beslissing van 12 mei 2017 ten onrechte in het dictum geen beslissing aangaande de termijn van de ontzetting is opgenomen, zoals voorgeschreven in artikel 43 lid 8 Gdw. De Kamer dient bij het opleggen van de maatregel van ontzetting uit het ambt over die termijn ambtshalve een beslissing te nemen. Dit heeft de Kamer verzuimd. Naar het oordeel van de Kamer dient, gelet op de ernst van de aan de gerechtsdeurwaarder verweten gedraging, de in artikel 43 lid 8 Gdw genoemde maximale termijn te worden opgelegd.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- bepaalt dat waar in het dictum van de beslissing van 12 mei 2017 is vermeld:
ontzet de gerechtsdeurwaarder uit zijn ambt welke maatregel van kracht wordt op een na onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer mee te delen datum, moet worden gelezen:
ontzet de gerechtsdeurwaarder uit zijn ambt, waarbij de termijn als bedoeld in artikel 43 lid 8 Gdw wordt bepaald op 10 jaar, welke maatregel van kracht wordt op een na onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer mee te delen datum.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mrs. A.E. de Vos en
J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.