ECLI:NL:RBAMS:2017:10501

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
13/665187-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vier gewapende overvallen op winkels met toepassing van jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1998, die betrokken was bij vier gewapende overvallen op verschillende winkels. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 12 september 2017 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A. Kersten, de vordering heeft ingediend. De verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Stroobach, hebben hun standpunten naar voren gebracht. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging met anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overvallen op 9 mei 2017, 29 mei 2017, 22 mei 2017 en 27 mei 2017, waarbij telkens geweld werd gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken in het dossier gewogen en kwam tot de conclusie dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 200,00 uitgesproken, dat door de verdachte is verkregen uit de bewezen geachte feiten. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de overvallen, die psychische en materiële schade hebben geleden. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie gevolgd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665187-17 (Promis)
Datum uitspraak: 26 september 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres ] ,
gedetineerd in het [detentie plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Kersten en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vijf, althans één of meer tablets (Apple en/of Samsung) en/of 32, althans één of meer smartphones (Apple en/of Samsung) en/of enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Used Products [filiaal 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) een (vuur)wapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Liggen, liggen! Kassa nu, kassa nu!" en/of "Liggen, liggen! Telefoon weg!" en/of met een lifehammer, althans een zwaar voorwerp, één of meer vitrines heeft/hebben ingeslagen;
2.
hij op of omstreeks 29 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en/of sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt Spar [filiaal 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij,
verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) een (vuur)wapen op die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd: "Maak die kassala open, maak die kassala open." en/of "Geef geld, geef geld." en/of "Pak ook die sigaretten." en/of "Maak die andere kassa open.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 22 mei 2017 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelbedrijf (Apotheek) (gelegen aan het [adres 1] ) heeft weggenomen een of meer geldbedragen (ongeveer 2.250 euro), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemd winkelbedrijf en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om hij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of een
of meer van zijn mededader(s), voornoemd winkelbedrijf is/zijn binnen gegaan en/of (vervolgens) een (vuur)wapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of aan die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of heeft/hebben doorgeladen en/of (daarbij) (vervolgens) tegen die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] heeft/hebben gezegd: “Dit is een overval” en/of “Breng me naar de kluis” en/of “Geld, geld, geld” en/of “liggen, liggen” en/of “kluis, kluis, kluis”, in elk geval woorden van gelijke (dreigende)
aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 27 mei 2017 te Weesp , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelbedrijf Gall & Gall ( [filiaal 3] ) heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 250 euro, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of
geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of winkelbedrijf Gall & Gall, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) voornoemd winkelbedrijf is/zijn binnen gegaan en/of (vervolgens) een vuurwapen, in elk geval een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 8] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of aan voornoemde [slachtoffer 8] heeft getoond en/of getoond gehouden en/of tegen de rug, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 8] heeft/hebben gehouden en/of (vervolgens) (daarbij) tegen voornoemde [slachtoffer 8] heeft/hebben gezegd:
"maak de kassa open" en/of (vervolgens) "kom op we gaan naar de kluis", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (daarbij) aan het lichaam en/of kleding van voornoemde [slachtoffer 8] heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of (vervolgens) (met kracht) met een vuurwapen, in elk geval met een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 8] heeft/hebben geslagen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten bewezen op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting ten aanzien van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden nu verdachte deze feiten heeft bekend.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadvrouw betoogd dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De scooter die in de garagebox van verdachte door de politie wordt aangetroffen is niet van verdachte en is daar door een bekende van verdachte gestald. Het signalement van de daders van de overval op de Spar is te algemeen om verdachte op grond daarvan als dader aan te kunnen wijzen. Er bevindt zich in het dossier geen ander bewijs waaruit de betrokkenheid van verdachte bij deze overval blijkt zodat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. Omdat sprake is van meerdere incidenten in het dossier en de modus operandi niet specifiek genoeg is, is schakelbewijs niet aan de orde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte die hij ter terechtzitting heeft afgelegd.
Ook het onder 2 ten laste gelegde, de overval op de Spar op 29 mei 2017, acht de rechtbank bewezen. Hieromtrent overweegt zij als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op zaterdag 27 mei 2017 samen met een ander, te weten [medeverdachte 1] , de Gall & Gall in Weesp heeft overvallen zoals door de rechtbank bewezen is verklaard (het onder 4 ten laste gelegde).
In de box van verdachte is op dinsdagochtend 30 mei 2017 een zilvergrijze scooter aangetroffen. Op deze scooter zijn vingerafdrukken van onder meer verdachte en [medeverdachte 1] aangetroffen. Verdachte heeft over het aantreffen van de scooter verklaard dat anderen die scooter in zijn garagebox hebben gestald. Verdachte heeft niet willen verklaren wie die personen zijn en op welk moment zij de scooter dan in de garagebox hebben gestald.
De rechtbank is van oordeel dat deze op 30 mei 2017 aangetroffen scooter dezelfde is als de scooter die is gebruikt bij de overval op de Gall & Gall op 27 mei 2017 en op de Spar op 29 mei 2017. De politie heeft immers uit de camerabeelden van de overval op de Spar opgemaakt dat de overvallers gebruik maakten van een grijze scooter zonder windscherm, waarvan de zwarte spiegel aan de linkerzijde naar beneden hangt, het afdekkapje in het voorscherm ontbreekt, onderaan het voorscherm het Piaggio embleem te zien is, zich aan de voorzijde witte glazen van de knipperlichten bevinden en de scooter is voorzien van een blauwe kentekenplaat. Deze beschrijving komt overeen met de beschrijving van de scooter die op 30 mei 2017 in de box van verdachte is aangetroffen. Daar komt bij dat in de buurt van de Gall & Gall een plastic kap is gevonden, die past op de in de box aangetroffen scooter waarvan deze kap ontbrak. Op de camerabeelden die zijn gemaakt bij de Gall & Gall is bovendien te zien dat de scooter is voorzien van kenteken [nummer] , wat overeenkomt met het kenteken dat op de 30 mei 2017 in beslag genomen scooter. Al met al staat naar het oordeel van de rechtbank hiermee vast dat de bij verdachte aangetroffen scooter dezelfde is als de scooter die is gebruikt bij de overvallen op de Spar en de Gall & Gall.
De rechtbank stelt verder vast dat deze scooter op 27 mei 2017 bij verdachte in bezit was en dat hij een plek zocht om deze tot maandag 29 mei 2017 te stallen, de dag waarop een soortgelijke overval op de Spar plaats zou vinden. Verdachte voert immers op 27 mei 2017 om 16.53 uur, nog geen half uur na de overval op de |Gall en Gall, navolgende telefoongesprekken met [medeverdachte 2] :
Verdachte:
Kanker, ik heb een box nodig…motroe moet daar in..
[medeverdachte 2] :
Welke?
Verdachte:
Gewoon die Fly jongen.
[medeverdachte 2] : Hij is gecheesed?
Verdachte:
Nee, ja, maar hoe heet het, ik heb er dingen mee gedaan jongen.
[medeverdachte 2] :
Ehh, drop hem ergens in Duivendrecht effe, ergens waar het niet heet is. (…) Hij kan bij mij stallen.
Om 16.55 uur belt [medeverdachte 2] terug naar verdachte. Verdachte zegt tegen hem dat hij de scooter tot maandag (de rechtbank begrijpt: maandag 29 mei 2017) moet stallen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte de scooter op 29 mei 2017, de dag van de overval op de Spar, kennelijk weer nodig had.
Uit de camerabeelden die gemaakt zijn van de overval op de Spar en de beelden van de twee daders die op de zilvergrijze scooter wegrijden na de overval op de Gall & Gall blijkt dat de kleding van de daders bij beide overvallen sterk overeen komt. De bestuurder van de scooter is bij beide overvallen geheel in het zwart gekleed en draagt een zwarte pet onder zijn capuchon. Verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder van de scooter was bij de overval op de Gall & Gall. De bijrijder draagt bij beide overvallen zwarte kleding, een pet, heeft een zwarte broek aan met een witte bies aan de zijkant en draagt een opvallende beige zogenaamde ‘Burberry’ sjaal. Bij [medeverdachte 1] , de persoon met wie verdachte de andere 3 overvallen heeft gepleegd, worden op 30 mei 2017 in zijn woning een zwarte jas, een zwarte Nike broek met witte streep aan de zijkant en een beige Burberry sjaal aangetroffen. Daarmee stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] één van de daders is van de overval op de Spar.
Verdachte heeft ter terechtzitting een brief overlegd die hij heeft geschreven aan de rechtbank. Hij heeft hierin onder meer het volgende geschreven:
“En spraken dus af hoe we (rb: verdachte bedoelt hiermee zichzelf en [medeverdachte 1] ) het zouden doen. Ik zou dus rijden en het geld pakken.”
De stukken in het dossier met betrekking tot de overvallen op de Used Products, de apotheek in Amstelveen en de Gall & Gall in Weesp laten voorts zien dat de modus operandi telkens dezelfde is en overeenkomt met hetgeen verdachte daarover heeft opgeschreven. De overvallen verlopen zoals verdachte naar eigen zeggen met zijn mededader had afgesproken: verdachte reed als bestuurder op de scooter en hij pakte de goederen en geld. Verdachtes mededader hield tijdens de overvallen de aanwezigen onder schot met een vuurwapen. Ook de overval op de Spar op 29 mei 2017 verloopt op diezelfde manier. De dader die de scooter bestuurt is degene die het geld en de sigaretten steelt, de persoon die achterop zit houdt de aanwezigen onder schot.
Dat de scooter tussen 27 mei 2017 en 30 mei 2017 uit de heerschappij van verdachte is geweest terwijl hij, zoals hij zelf heeft verklaard, betrokken was bij de overval op de Gall & Gall op 27 mei 2017 en de scooter ook gebruikt is bij de overval op de Spar op 29 mei 2017, is op geen enkele manier komen vast te staan en vraagt om een verklaring. Een begin van aannemelijkheid dat iemand anders de scooter tussen 27 mei 2017 en 30 mei 2017 in zijn bezit heeft gehad en op 29 mei 2017 de overval op de Spar heeft gepleegd, ontbreekt, nu verdachte daar geen verklaring over heeft willen afleggen. De enkele verklaring van verdachte dat anderen de scooter in de box hebben gestald is onvoldoende concreet en niet verifieerbaar, zodat de rechtbank deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig ter zijde schuift.
Gelet op het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot de conclusie, dat bij gebrek aan een aannemelijke verklaring dat anderen de scooter in de periode van 27 mei 2017 tot 30 mei 2017 in hun bezit hebben gehad, het aantreffen van de scooter in de garagebox van verdachte op 30 mei 2017, het tapgesprek zoals hierboven omschreven, de overeenkomstige kleding van de daders en de dezelfde modus operandi van alle vier de ten laste gelegde overvallen, het verdachte is geweest die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de overval op de Spar op 29 mei 2017.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 9 mei 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vijf tablets (Apple en/of Samsung) en 32 smartphones (Apple en/of Samsung) en enig geldbedrag, toebehorende aan Used Products, [filiaal 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en zijn mededader een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hebben gericht en tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben gezegd: "Liggen, liggen! Kassa nu, kassa nu!" en "Liggen, liggen! Telefoon weg!" en met een lifehammer vitrines hebben ingeslagen;
2.
hij op 29 mei 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en sigaretten, toebehorende aan supermarkt Spar, [filiaal 2] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij,
verdachte en één van zijn mededaders een vuurwapen op die [slachtoffer 3] hebben gericht en hebben geschreeuwd: "Maak die kassala open, maak die kassala open." en "Geef geld, geef geld." en "Pak ook die sigaretten." en "Maak die andere kassa open.";
3.
hij op 22 mei 2017 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkelbedrijf (Apotheek), gelegen aan het [adres 1] , heeft weggenomen een of meer geldbedragen (ongeveer 2.250 euro), toebehorende aan voornoemd winkelbedrijf en/of [slachtoffer 4] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om hij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en een van zijn mededaders, voornoemd winkelbedrijf zijn binnen gegaan en een vuurwapen, op die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] hebben gericht en gericht gehouden en aan die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 6] hebben getoond en voorgehouden en hebben doorgeladen en daarbij tegen die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] hebben gezegd: “Dit is een overval” en “Breng me naar de kluis” en “Geld, geld, geld” en “liggen, liggen” of “kluis, kluis, kluis”;
4.
hij op 27 mei 2017 te Weesp , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkelbedrijf Gall & Gall, [filiaal 3] , heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 250 euro, toebehorende aan winkelbedrijf Gall & Gall, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en een van zijn mededaders voornoemd winkelbedrijf zijn binnen gegaan en een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer 8] hebben gericht en gericht gehouden en aan voornoemde [slachtoffer 8] heeft getoond en getoond gehouden en tegen de rug, hebben gehouden en daarbij tegen voornoemde [slachtoffer 8] hebben gezegd: "maak de kassa open" en "kom op we gaan naar de kluis", en daarbij aan de kleding van voornoemde [slachtoffer 8] hebben getrokken en met een vuurwapen tegen het hoofd, van voornoemde [slachtoffer 8] hebben geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het adolescentenstrafrecht toegepast zal worden en dat verdachte voor de door haar onder 1 t/m 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht en behandelverplichting en, zoals door reclasseringswerker [naam ] ter terechtzitting toegevoegd, een COVA-training en meewerken aan begeleid zelfstandig wonen.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het jeugdstrafrecht zal worden toegepast en dat aan verdachte een jeugddetentie van 12 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk zal worden opgelegd. Daaraan zouden eventueel bijzondere voorwaarden gekoppeld kunnen worden zoals door de reclassering zijn voorgesteld. Daarnaast zou een combinatiestraf van een werk- en leerstaf kunnen worden opgelegd van maximaal 240 uur.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander binnen een maand vier keer schuldig gemaakt aan zeer heftige gewapende overvallen. De overvallen verliepen op een agressieve manier waarbij steeds een vuurwapen werd getoond aan de aanwezigen in de winkels. Bij de overval op de Apotheek werd het wapen zelfs een keer hoorbaar voor een van de slachtoffers doorgeladen en bij de overval op de Gall & Gall werd ook het publiek dat buiten op straat stond bedreigd met het vuurwapen. Dit alles is strafverzwarend.
Bij de overvallen is een reeks van slachtoffers betrokken geraakt. Uit de verklaringen van de slachtoffers in het dossier blijkt dat zij allemaal erg bang zijn geweest en dat sommigen van hen doodsangsten hebben gehad omdat zij dachten dat zij misschien wel neer- of doodgeschoten zouden worden. Zo heeft slachtoffer [slachtoffer 2] verklaard: ”
Als hij maar niet schiet, want dan is het einde oefening.”Slachtoffer [slachtoffer 5] schrijft in haar slachtofferverklaring: “
Het moment dat het pistool geladen werd en mijn leven aan mij voorbij flitste dacht ik, wat als ik het niet overleef, wat moet er dan met mijn zoon?”Uit de toelichting op hun vorderingen als benadeelde partij blijkt bovendien dat zowel [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] als [slachtoffer 8] nog steeds psychische klachten hebben door wat verdachte heeft gedaan en dat zij zich vaak niet meer veilig voelen. Dit is ook ter zitting gebleken, nu [slachtoffer 5] niet in staat was om de camerabeelden van de overval terug te zien.
Over verdachte is een psychologisch rapport opgemaakt. [1] Hieruit blijkt dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking. Verdachte is hierdoor zeer beïnvloedbaar voor leeftijdgenoten, heeft onvoldoende adequate probleemoplossingsvaardigheden en heeft moeite met eigen keuzes maken. Daarnaast kan verdachte de gevolgen van zijn negatieve gedrag niet inschatten. De deskundige heeft geen uitspraak gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte nu niet duidelijk is geworden waarom verdachte de overvallen heeft gepleegd en of zijn verstandelijke beperking daarbij een rol heeft gespeeld.
De deskundige adviseert het minderjarigenstrafrecht toe te passen ook omdat verdachte nog thuis woont en sterk afhankelijk is van zijn moeder. De deskundige heeft verder gesteld dat de thuissituatie echter onvoldoende structuur biedt, terwijl verdachte juist behoefte heeft aan begeleiding bij alledaagse taken zoals zijn financiën. Van belang is dat verdachte begeleid wordt naar zelfstandigheid en dat hij een opleiding volgt. De deskundige adviseert daarom ambulante psychologische behandeling om de weerbaarheid van verdachte te vergroten, zelf zijn eigen keuzes te kunnen maken en zijn beïnvloedbaarheid te beperken.
De reclassering heeft geadviseerd om verdachte via het minderjarigenstrafrecht een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen. [2] Verder adviseert GGZ Reclassering Inforsa begeleiding door de Jeugdreclassering en psychologische behandeling. Ter terechtzitting heeft [naam ] , reclasseringsmedewerker, hieraan toegevoegd dat het wenselijk is dat verdachte een COVA-training zal volgen en dat hij zal meewerken aan een begeleid wonen traject.
De rechtbank zal de adviezen van de deskundige en de reclassering overnemen en het jeugdstrafrecht toepassen, alsmede rekening houden met straffen die doorgaans aan jeugdigen voor feiten als de onderhavige worden opgelegd. Dit betekent dat de straf die verdachte krijgt opgelegd lager is dan wanneer hij als een volwassene zou worden berecht. Dit betekent niet dat de rechtbank de ernst van de feiten en de impact die zij hebben gehad op de slachtoffers niet inziet. Gelet op de ernst van de feiten is een werkstraf – zoals door de raadsvrouw bepleit – dan ook niet aan de orde.
Om te voorkomen dat verdachte zich weer schuldig zal maken aan strafbare feiten acht de rechtbank het van belang dat verdachte de juiste begeleiding zal ontvangen op zijn weg naar zelfstandigheid en zij ziet het als positieve factor dat verdachte zijn leven nu op de rit lijkt te willen krijgen. Verdachte heeft daarnaast geen noemenswaardig strafblad en de rechtbank zal ook hiermee rekening houden bij het bepalen van de straf.
De rechtbank vindt al met al dat de strafeis van de officier van justitie recht doet aan het geheel van feiten en omstandigheden in deze zaak en zal deze eis dan ook volgen.
Beslag
Verbeurdverklaring
Onder verdachte is € 200,00 in beslag genomen.
Het geld behoort aan verdachte toe. De rechtbank gaat ervan uit - bij gebrek aan enige verklaring van verdachte- dat dit geld geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de bewezen geachte feiten is verkregen. Daarom wordt dit geld verbeurdverklaard.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert € 185,18 aan materiële schadevergoeding en
€ 3.250,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering toewijsbaar is nu deze voldoende is onderbouwd.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting door de raadsvrouw betwist. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsvrouw gesteld dat de kosten van € 170,00 voor EMDR therapie onvoldoende zijn onderbouwd nu zich bij de stukken een nota bevindt voor slechts één behandeling à € 65,00. Ten aanzien van de immateriële schade acht de raadsvrouw het gevorderde bedrag van € 3.250,00 te hoog gelet op wat in vergelijkbare zaken wordt toegekend. De raadsvrouw acht een bedrag van € 1.000,00 voor immateriële schadevergoeding toewijsbaar.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft een benadeelde partij – voor zover hier van belang – recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien sprake is van een aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het BW, waarvan onder meer sprake is indien benadeelde psychisch letsel heeft opgelopen.
Uit het dossier en de slachtofferverklaring van [slachtoffer 5] blijkt het de omstandigheid dat een vuurwapen op haar is gericht, welke vervolgens werd doorgeladen, psychische gevolgen voor haar heeft gehad. Dit blijkt ook uit het feit dat [slachtoffer 5] in verband met deze klachten EMDR therapie heeft ondergaan. Hiermee is sprake van geestelijk letsel, zodat vast staat dat ten gevolge van het strafbare feit rechtstreekse schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op € 3.250,00 en wijst dit bedrag toe.
De materiële schade vergoeding begroot de rechtbank op € 185,18. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd. Dit geldt ook voor wat betreft de EMDR therapie, nu zich bij de stukken een overzicht bevindt van de Nederlandse beroepsvereniging van Hypnotherapeuten waaruit blijkt dat er een intake en drie consulten hebben plaatsgevonden.
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert € 91,94 aan materiële schadevergoeding en
€ 3.250,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering toewijsbaar is nu deze voldoende is onderbouwd.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting door de raadsvrouw betwist ten aanzien van de immateriële schade. De raadsvrouw acht het gevorderde bedrag van € 3.250,00 te hoog gelet op wat in vergelijkbare zaken wordt toegekend. De raadsvrouw acht een bedrag van
€ 1.000,00 voor immateriële schadevergoeding toewijsbaar.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden dat staat vast dat zij als gevolg van de overval psychische klachten heeft gekregen en daarvoor EMDR therapie heeft ondergaan. Hiermee is sprake van geestelijk letsel, zodat vast staat dat ten gevolge van het strafbare feit rechtstreekse schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op € 3.250,00 en wijst dit bedrag toe.
De materiële schadevergoeding begroot de rechtbank op € 91,94.
[slachtoffer 8]
De benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering toewijsbaar is nu deze voldoende is onderbouwd.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting door de raadsvrouw betwist ten aanzien van de immateriële schade. De raadsvrouw acht het gevorderde bedrag van € 2.500,00 te hoog gelet op wat in vergelijkbare zaken wordt toegekend. De raadsvrouw acht een bedrag van
€ 1.000,00 voor immateriële schadevergoeding toewijsbaar.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij als gevolg van de overval waarbij hij een klap op zijn hoofd heeft gekregen met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) hij gedurende twee weken veel last van hoofdpijn heeft gehad en na de overval psychische klachten heeft gekregen. Nu niet is gebleken dat [slachtoffer 8] hiervoor behandelingen heeft moeten ondergaan, is – hoe invoelbaar ook – onvoldoende vast komen staan dat bij hem sprake is van geestelijk letsel in de zin van artikel 6:106 BW. De rechtbank is echter wel van oordeel dat het strafbare feit een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van verdachte heeft gemaakt. Immers is hem een (op een) vuurwapen (gelijkend) voorwerp in de rug geduwd, waarmee hij vervolgens ook nog een klap op zijn hoofd heeft gekregen. Gelet hierop is sprake van een aantasting in de persoon die een vergoeding voor immateriële schade rechtvaardigt. De rechtbank begroot deze schade naar billijkheid op € 2.500,00.
[naam benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] vordert € 4.361,77 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering ten aanzien van de loonkosten en EMDR-therapie voor [naam benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu uit het dossier niet blijkt dat deze persoon als werknemer van [naam benadeelde partij 1] op enigerlei wijze betrokken is geraakt bij deze zaak.
Ten aanzien van het overige van de vordering acht de officier van justitie € 2.988,71 toewijsbaar aan materiële schadevergoeding.
De raadsvrouw acht tevens een bedrag van € 2.988,71 aan materiële schadevergoeding toewijsbaar en heeft gesteld dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het voorstel van de officier van justitie.
Met de officier en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende in onderbouwd dat [naam benadeelde partij 2] (direct) betrokken is geweest bij de overval. Wat betreft de gevorderde loonkosten betreffende [slachtoffer 6] is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat deze loonkosten zijn aan te merken als schade. Ook zonder dat de overval had plaatsgevonden had de Apotheek haar medewerkers loon moet betalen. Er is pas sprake van schade wanneer de Apotheek ten gevolge van de overval iemand anders heeft moeten inhuren om het werk van [slachtoffer 6] over te nemen en daarvan is hier niet gebleken.
Ook de kosten voor EMDR therapie zullen niet worden toegewezen. Hoewel sympathiek en getuigend van goed werkgeverschap, is niet gebleken dat de Apotheek verplicht was deze kosten aan haar werknemers te vergoeden. Dat betekent dat in juridische zin niet geoordeeld kan worden dat dit rechtstreekste schade is.
Wat betreft deze onderdelen van de vordering is de slotsom dan ook dat de behandeling daarvan (inclusief eventuele bewijslevering) een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal voor dit deel daarom niet-ontvankelijk worden verklaard, waarna zij haar vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het gestolen kassageld alsmede de inhoud van het gestolen afroomblik is rechtstreekse schade die voor vergoeding in aanmerking komt, zodat een bedrag van € 1.250,00 aan materiele schadevergoeding wordt toegewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14d, 33, 33a, 36f, 57, 77a, 77c, 77g, 77i, 77x, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4:
Medeplegen van diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zal meewerken aan begeleiding door de Jeugdreclassering, zo lang als de Jeugdreclassering dit nodig acht en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in dat kader worden gegeven;
- zal meewerken aan psychologische behandeling en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in dat kader worden gegeven;
- zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Cognitieve Vaardigheidstraining (CoVa), aangeboden door Reclassering Nederland, of een soortgelijke instelling waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan verdachte gegeven zullen worden;
- zal meewerken aan toewerken naar een begeleid woontraject, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die in dit kader aan hem zullen worden gegeven, indien en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd:
Een geldbedrag van 200,00 euro.
Wijst de vordering van [slachtoffer 5] , toe tot € 3.435,18 (drieduizend vierhonderdvijfendertig euro en achttien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 185,18 euro aan materiele schade en 3.250,00 euro aan immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 3.435,18 (drieduizend vierhonderdvijfendertig euro en achttien eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bestaande uit € 185,18 (honderdvijfentachtig euro en achttien eurocent) aan materiele schade en € 3.250,00 (drieduizend tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 10 (tien) dagen. De toepassing van die vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [slachtoffer 6] , toe tot € 3.341,94 (drieduizend driehonderdeenenveertig euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 91,94 (eenennegentig euro en vierennegentig eurocent) aan materiele schade en
€ 3.250,00 (drieduizend tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 6] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 3.341,94 (drieduizend driehonderdeenenveertig euro en vierennegentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bestaande uit € 91,94 (eenennegentig euro en vierennegentig eurocent) aan materiele schade en € 3.250,00 (drieduizend tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 10 (tien) dagen. De toepassing van die vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [slachtoffer 8] , toe tot € 2.500,00 (vijfentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 8] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat € 2.500,00 (vijfentwintighonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bestaande uit immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 7 (zeven) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [naam benadeelde partij 1] toe tot € 1.250,00 (eenduizend tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiele schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam benadeelde partij 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam benadeelde partij 1] aan de Staat € 1.250,00 (twaalfhonderd vijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bestaande uit materiele schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 3 (drie) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2017.
[Bijlage]

Voetnoten

1.[Bijlage]
2.[Bijlage]