Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 december 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser, hierna: [eiser]
Procesverloop
Overwegingen
De vraag is dus, of jij in de herfstvakantie van 2014 misschien ergens bent geweest (buiten postcode [postcode] ). Alsjijop vakantie bent geweest is het overduidelijk, dat jij de berichtjesnietkunt hebben verstuurd. Ik kan dan aan de commissie aantonen, dat jij bent uitgesloten als diegene die de berichtjes zou hebben verstuurd. Vraag: Kun je me dus vertellen, waar je in de herfstvakantie van 2014 (van 11 oktober tot 20 oktober 2014) bent geweest. Je bent dus geen verdachte in deze vervelende zaak en wordt ook nergens van beschuldigd. Het gaat er alleen om, dat ik kan aantonen, dat jij het beslist niet bent geweest.” Vervolgens heeft het college de enkele verklaring van [naam] , dat hij in de periode van 11 oktober tot 20 oktober 2014 niet thuis was vanwege een korte vakantie op [plaats] , zonder dat deze mededeling met stukken, zoals reisbescheiden, was onderbouwd, voor waar aangenomen.
van de bedreigde en beledigde medewerkers van Proces [afdeling] van de [werkgever ]” en dus niet naar het gewraakte telefoonnummer. Ook hieruit blijkt dat de focus van meet af aan was gericht op [eiser] , maar niet op [naam] . In het proces-verbaal wordt immers hetzelfde gezegd over het telefoonnummer op naam van [eiser] , terwijl in het proces-verbaal van 18 mei 2015 zowel het nummer op naam van [naam] als het nummer van [eiser] wordt genoemd als een nummer dat contact heeft gehad met het gewraakte telefoonnummer.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het deel van het bestreden besluit voor zover dat ziet op de schorsingsbesluiten niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op het strafontslag (primair besluit III);
- herroept het primaire besluit III en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- veroordeelt het college tot betaling aan [eiser] van vertragingsschade in de vorm van wettelijke rente, zoals onder 5.8 bepaald;
- wijst het verzoek om schadevergoeding voor het overige af;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 168,- aan [eiser] te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van [eiser] tot een bedrag van € 1.980,-.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.