ECLI:NL:RBAMS:2017:1041

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
13.751889-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot computervredebreuk en oplichting

Op 16 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het District Court for Prague 1 op 12 mei 2016. De opgeëiste persoon, geboren in 1980 in de Slowaakse Republiek, werd verdacht van computervredebreuk en oplichting, gepleegd met gestolen creditcardgegevens. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten zoals vermeld in het EAB beoordeeld.

Tijdens de openbare zitting op 2 februari 2017 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon betoogd dat de feiten in het EAB onvoldoende zijn omschreven, met name wat betreft de specifieke pleegplaatsen van de strafbare feiten. De officier van justitie daarentegen stelde dat de feiten voldoende waren omschreven en verwees naar het A-formulier dat als aanvulling op het EAB dient. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat de opgeëiste persoon voldoende geïnformeerd was over de feiten waarvoor zijn overlevering werd verzocht.

De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Stedelijke Rechtbank te Praag toegestaan, ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering werd verzocht. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. A.K. Glerum en R.A.J. Hübel, rechters, in aanwezigheid van griffier C.E. van Diepen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751889-16
RK nummer: 16/7658
Datum uitspraak: 16 februari 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 november 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 mei 2016 door de
District Court for Prague 1(Tsjechië), ontvangen op 11 november 2016 en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Slowaakse Republiek) op [geboortedag] 1980,
verblijvend op het adres [adres te plaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 februari 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman mr. S.P.C. Wester, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Slowaakse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd omdat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Slowaakse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB en de genoegzaamheid

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Detention order(referentienummer
43 Nt 2543/2016) van 4 december 2015 van de
District Court for Prague 1.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Tsjechië strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de in het EAB genoemde feiten ongenoegzaam is omschreven, omdat de specifieke pleegplaats(en) ten aanzien van de (pogingen tot) het doen van aankopen op het internet met gestolen creditcardgegevens of het overmaken van geldbedragen naar zijn eigen rekeningen niet zijn vermeld. Giraal betalingsverkeer kan vanaf elke plaats voorzien van een internetverbinding worden uitgevoerd. Overlevering dient ten aanzien van dit feit dan ook geweigerd te worden. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de zaak moet worden aangehouden teneinde hieromtrent bij de Tsjechische justitiële autoriteiten nadere informatie op te vragen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle in het EAB genoemde feiten genoegzaam zijn omschreven. Daarbij wijst de officier van justitie op het A-formulier, dat als aanvulling op het EAB mag worden beschouwd, waarin als pleegplaats uitsluitend Praag wordt genoemd.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die bepaling de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
De rechtbank overweegt dat in de onderhavige zaak in het EAB – zakelijk weergegeven – staat vermeld dat de opgeëiste persoon in de genoemde periode
at various locations in Prague, in the various personal computers accessible to public,met behulp van de ongeautoriseerde installatie van het software programma ‘keylogger’ informatie naar zijn aan de computer aangesloten geheugenkaart heeft kunnen (laten) verzenden, waarmee hij in bezit kwam van de data van betaalkaarten van anderen, die hij misbruikte voor de aanschaf van goederen of het overboeken van geldbedragen naar zijn eigen bankrekeningen. Voorts is in het A-formulier, vermeld:
Place(s) of offence(s): Prague/ Czech Republic. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat Praag ook ten aanzien van feit 2 als pleegplaats wordt aangemerkt. Voor de opgeëiste persoon is hiermee duidelijk waarvoor de overlevering wordt verzocht en tegen welke feiten hij zich moet verdedigen. De feiten zijn genoegzaam omschreven.
Er is dan ook geen aanleiding om de uitvaardigende justitiële autoriteit om aanvullende informatie te vragen.

4.Strafbaarheid

Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Tsjechië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste vijf jaren gesteld.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, sub 2, van de OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten naar Nederlands recht op:
- computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, meermalen gepleegd
- diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
- oplichting

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 138ab, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Stedelijke Rechtbank te Praag (Tsjechië) ten behoeve van het in Tsjechië tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van C.E. van Diepen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 februari 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.