ECLI:NL:RBAMS:2017:10402

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
HA RK 17/176
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een bestuursrechter na einduitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. B.C. Langendoen, een bestuursrechter. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 23 juni 2017, maar de rechtbank verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk omdat het was gedaan na de einduitspraak in de betreffende procedure. De verzoeker had eerder een incident aangevoerd tijdens een zitting, waarbij hij twijfels had geuit over de onpartijdigheid van de rechter. Hij was van mening dat de rechter partijdig was en zijn collega’s bij het kantongerecht in bescherming nam. De rechtbank oordeelde dat volgens artikel 8:16 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend zolang de rechter nog een zaak van de verzoeker in behandeling heeft. Aangezien de rechter in de zaak al definitief had beslist, was het wrakingsverzoek niet meer ontvankelijk. De rechtbank benadrukte dat het recht op hoor en wederhoor in dit geval niet van toepassing was, omdat het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard zonder verdere behandeling. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank concludeerde dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op bij brief van 23 juni 2017 schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/13/631252/ HA RK 17/176 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. B.C. Langendoen, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 Het schriftelijke wrakingsverzoek 23 juni 2017;
 Een proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 6 oktober 2015 in de procedure met zaaknummer AMS 15/2158.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
In zijn verzoek heeft klager aangevoerd dat vorig jaar een zitting heeft plaatsgevonden waarin al een incident had plaatsgevonden. Het incident betrof stukken betreffende een gerechtsdeurwaarderskantoor en vonnissen die iets te laat waren ingediend. Uit de vonnissen bleek, dat door de gerechtsdeurwaarders vonnissen worden opgesteld die klakkeloos worden ondertekend door de kantonrechter. Hiermee wordt bedoeld, dat de rechter het stempel kan zetten of de gerechtsdeurwaarder. Dit is echter een niet toegelaten toepassing van Brussel 1 op de interne situatie. Klager heeft ter zitting aangevoerd dat hij niet van plan was een half uur lang een betoog te voeren om vervolgens niet-ontvankelijk verklaard te worden. Daarop heeft klager de zittingzaal verlaten. Vervolgens ontving klager een uitspraak waarin hij niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat de rechter twijfelde aan de door klager aangevoerde verschoonbare redenen voor het uitblijven van betaling van het griffierecht. Deze rechter is volgens klager partijdig en neemt haar collega’s bij het kantongerecht in bescherming reden waarom het wrakingsverzoek wordt gedaan.
2.2
De uitspraak in de procedure waar klager naar verwijst is gedaan ter zitting van 6 oktober 2015. De uitspraak is opgenomen in het van de zitting opgemaakte proces-verbaal. Hiermee is de procedure in de betreffende zaak geëindigd.
2.3
In artikel 8:16 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.4
Uit voornoemd artikel 8:16 Awb blijkt dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan nadat de rechter in de zaak definitief heeft beslist. De rechter heeft dan immers geen zaak van verzoeker meer in behandeling.
2.5
Het verzoek tot wraking is gedaan bij brief van bij brief van 23 juni 2017. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3 is overwogen, kan verzoeker niet in het door hem ingediende verzoek worden ontvangen. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 8:18 Awb bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien het na de uitspraak is gedaan.
2.6
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en A.J. Dondorp, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.