In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en twee gedaagden, beiden huisartsen. De eiser, een achterneef van de erflater, vorderde inzage in het medische dossier van de erflater om te kunnen beoordelen of deze wilsbekwaam was ten tijde van de herziening van zijn testament. De huisartsen voerden verweer en stelden dat de eiser zich tot de opvolgend huisarts moest wenden, aangezien het dossier aan deze huisarts was overgedragen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de huisartsen een gerechtvaardigd belang hadden bij het naleven van de richtlijnen van de KNMG, die bepalen dat een huisarts het patiëntendossier aan de opvolgend huisarts moet overdragen en zelf geen exemplaar of kopie daarvan mag behouden. De rechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde de huisartsen in de proceskosten, omdat zij te laat met hun verweer kwamen, wat de eiser onnodig op kosten had gejaagd.
De zaak betreft de vraag of de voormalige huisartsen verplicht zijn om het medische dossier van de erflater aan de eiser te verstrekken. De eiser had de gegevens nodig om te kunnen aantonen dat de erflater ten tijde van de testamentherziening niet wilsbekwaam was. De rechter benadrukte dat de opvolgend huisarts verantwoordelijk is voor het patiëntendossier en dat de oude huisartsen geen dossier meer mogen aanhouden na de overdracht. De beslissing van de rechter is in lijn met de bescherming van de arts/patiëntrelatie en de richtlijnen van de KNMG.