ECLI:NL:RBAMS:2017:10398

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
KG ZA 17-1229
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige maatregel in geschil over woning en zorg voor kinderen na scheiding

In deze zaak, die op 20 december 2017 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben een man en een vrouw een geschil over het gebruik van de gezamenlijke woning na hun scheiding. De man en de vrouw willen beiden gebruik maken van de woning, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de vrouw, als de meest verzorgende ouder, met de kinderen in de woning blijft wonen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de man en de vrouw niet langer onder één dak mogen wonen, gezien de conflicten tussen hen en de aanwezigheid van huiselijk geweld. De vrouw zal in de woning blijven totdat er een andere passende woning beschikbaar is, maar uiterlijk tot 1 september 2018. De man is veroordeeld om de helft van de huurpenningen aan de vrouw te betalen zolang zij in de woning verblijft. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan in kort geding, waarbij de spoedeisendheid van de zaak een belangrijke rol heeft gespeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/638594 / KG ZA 17-1229 CB/AB
Vonnis in kort geding van 20 december 2017
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 20 november 2017,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.E. Mungroop te Amsterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat D.A. Segbedzi te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Ter terechtzitting van 28 november 2017, waar de man met mr. Mungroop en de vrouw aanwezig waren, heeft de man gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De vrouw is in persoon verschenen en heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. De man heeft producties in het geding gebracht. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op 14 december 2017, teneinde de gezinsmanager [naam gezinsmanager] en [naam medewerker ALTRA] , werkzaam bij ALTRA, als informanten ter zitting te horen.
1.2.
Ter terechtzitting van 14 december 2017, alwaar de vrouw wel werd bijgestaan door een advocaat, is verder debat gevoerd. De man heeft zijn eis gewijzigd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte akte wijziging eis. De vrouw heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen en vervolgens in reconventie gevorderd overeenkomstig de eveneens in kopie aan dit vonnis gehechte akte eis in reconventie. De man heeft de vordering in reconventie bestreden en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. De vrouw heeft producties in het geding gebracht. Vervolgens hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Vanwege de spoedeisendheid van de zaak wordt heden uitspraak gedaan in de vorm van dit beknopte vonnis.
Ter zitting van 14 december 2017 waren aanwezig de man met mr. Mungroop en de vrouw met mr. Segbedzi. Tevens waren aanwezig [naam medewerker ALTRA] , werkzaam bij ALTRA, en [naam gezinsmanager] , gezinsmanager Jeugdbescherming Regio Amsterdam (verder: JBRA). De voorzieningenrechter heeft [naam medewerker ALTRA] en [naam gezinsmanager] ter terechtzitting als informanten gehoord.

2.Het geschil in conventie

2.1.
De man vordert – na wijziging/aanvulling van eis – het volgende:
I. de vrouw te veroordelen de woning aan het adres [adres] te [plaats] binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, onder afgifte van de sleutels en voormelde woning ter vrije beschikking aan de man te stellen, met machtiging van de man dit vonnis zo nodig met behulp van de sterke arm te doen uitvoeren;
II. de vrouw te veroordelen zich binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis uit te schrijven van het adres van de woning uit de basisregistratie personen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. de vrouw te veroordelen de helft van de woonlasten van de woning, zijnde een bedrag van € 536,92 per maand, met ingang van 1 juni 2017 – althans een zodanige datum die de voorzieningenrechter billijk acht – voor het begin van elke maand bij vooruitbetaling aan de man te voldoen,
IV. een en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding.
2.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Het geschil in reconventie

3.1.
De vrouw vordert – samengevat –
I. te bepalen dat de vrouw met uitsluiting van de man tot 1 september 2018 gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de (huur)woning van partijen aan de [adres] te [postcode] [plaats] ;
II. de man te verbieden tot 1 september 2018, dan wel tot het vertrek van de vrouw uit de woning, zich in een straal van 500 meter van de woning te bevinden, tenzij de vrouw hiervoor uitdrukkelijk haar toestemming heeft verleend, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. primair te bepalen dat de man zich binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis dient uit te schrijven van het adres [adres] te [plaats] , dan wel subsidiair de man te veroordelen de helft van de huurpenningen, zijnde een bedrag van € 424,34, met ingang van 1 december 2017 maandelijks per vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
IV. een en ander met veroordeling van de man in de kosten van dit geding.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat het voor de kinderen, en met name voor hun ernstig zieke oudste zoon, belangrijk is om vooralsnog in de gezamenlijke huurwoning te blijven wonen. Ook de bij het gezin betrokken hulpverleners zijn die mening toegedaan. De hulpverleners zien dat de man zich nu alleen wil richten op de problematische schuldensituatie van partijen, waaronder de oplopende huurachterstand. Zij komen niet tot moeilijk met hem in gesprek over wat nu het meest in het belang van de kinderen is. De vrouw werkt mee met de hulpverlening en heeft zich nu ook bereid verklaard de helft van de woonlasten op zich te nemen.
4.2.
De school van de oudste zoon heeft verklaard dat de vrouw voor hen als aanspreekpunt dient en dat de vrouw zich zeer coöperatief opstelt.
4.3.
De kinderen hebben met de hulpverlener van ALTRA gesproken en aangegeven dat zij het liefste zouden willen dat de man en de vrouw samen met hen in één huis wonen.
4.4.
Als voorlopige maatregel komt het geraden voor dat de man en de vrouw niet langer onder één dak wonen. Er bestaan veel conflicten tussen hen, er is sprake (geweest) van huiselijk geweld en verdere samenleving leidt waarschijnlijk tot meer stress en spanningen hetgeen niet in het belang van de kinderen is. Voorshands ligt het meer voor de hand dat de vrouw, die onweersproken de meest verzorgende ouder is, met de kinderen in de woning blijft wonen. Dit totdat voor haar en de kinderen een andere passende woning beschikbaar zal zijn (er is reeds een medisch/sociale urgentie aangevraagd) maar uiterlijk tot 1 september 2018 of totdat een rechter anders beslist.
4.5.
Als de man een ander (post)adres heeft gevonden zal hij zich kunnen uitschrijven, hetgeen ook in zijn belang is. Een veroordeling daartoe zoals door de vrouw onder II primair is gevorderd, is nu nog te prematuur.
Partijen zijn vooralsnog gezamenlijk verantwoordelijk voor de betaling van de woonlasten. Omdat de vrouw voorlopig in de woning zal blijven wonen zal zij de huur aan de verhuurder moeten voldoen. De man zal derhalve worden veroordeeld een bedrag van € 424,34, zijnde de helft van de huurpenningen, met ingang van 1 december 2017, maandelijks per vooruitbetaling aan de vrouw te betalen zolang zij in de woning verblijft.
4.6.
Voor het door de vrouw gevorderde straatverbod, dat een ingrijpende beperking van de bewegingsvrijheid van de man zou inhouden, is vooralsnog geen plaats.
4.7.
Omdat partijen ex-partners zijn zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
bepaalt dat de vrouw tot uiterlijk 1 september 2018, dan wel tot een rechter anders beslist, met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning van partijen staande en gelegen aan de [adres] te [postcode] [plaats] en de zich daar bevindende inboedel,
5.4.
veroordeelt de man een bedrag van € 424,34 per maand, zijnde de helft van de huurpenningen, met ingang van 1 december 2017 maandelijks per vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen voor zolang zij in de woning verblijft,
5.5.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. A. Bank-Buijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2017. [1]

Voetnoten

1.type: AB