ECLI:NL:RBAMS:2017:1036

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
13.752003-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat is uitgevaardigd door het Regional Court of Law in Częstochowa op 18 oktober 2016. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Polen, is thans gedetineerd en heeft de Poolse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 2 februari 2017 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Prijn, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon nog een reststraf moet ondergaan, die voortvloeit uit een verzamelvonnis van 16 februari 2016. De verdediging heeft betoogd dat onduidelijk is of de opgeëiste persoon nog een straf moet uitzitten, aangezien hij na de laatste zitting door de Poolse autoriteiten is vrijgelaten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende vertrouwen is in de juistheid van de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit en dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek.

De rechtbank heeft ook het verweer van de raadsman verworpen dat de betekening van het verzamelvonnis niet correct is verlopen. De rechtbank concludeert dat de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis geen behandeling ‘ten gronde’ betreft en dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest bij de eerdere zittingen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.752003-16
RK nummer: 16/8395
Datum uitspraak: 16 februari 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 december 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 oktober 2016 door Regional Court of Law in Częstochowa en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] (Polen),
verblijvend op het adres [adres te plaats] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 februari 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. T. Prijn, advocaat te Noordwijk, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd omdat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
Regional Court of Law in Częstochowa (decision reference no. II K 135/15)van 16 februari 2016.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen voor de duur van
10 jaaren voor de duur van
3 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straffen resteert volgens het EAB respectievelijk nog
1 jaar, 1 maand en 14 dagen, en
2 jaar, 7 maanden en 16 dagen. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd verzamelvonnis.
Uit het EAB en bij brief van 6 december 2016 door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte aanvullende informatie blijkt dat het vonnis een ‘verzamelvonnis’ is, waarbij twee samengestelde straffen zijn opgelegd voor feiten waarover eerder is geoordeeld in zes onderliggende vonnissen:
Vonnis van de District Court of Law in Częstochowa van 5 oktober 2007, in de zaak met referentienummer III K 117/07;
Vonnis van de District Court of Law in Częstochowa van 24 november 2008, in de zaak met referentienummer III K 266/07;
Vonnis van de District Court of Law in Częstochowa van 15 juli 2011, in de zaak met referentienummer III K 822/05;
Vonnis van de District Court of Law in Tarnowskie Góry van 11 januari 2012, in de zaak met referentienummer VI K 1283/11;
Vonnis van de District Court of Law in Częstochowa van 26 juli 2013, in de zaak met referentienummer II K 100/10;
Vonnis van de District Court of Law in Częstochowa van 4 mei 2015, in de zaak met referentienummer II K 51/15.
Deze vonnissen betreffen feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld, dat onduidelijk is of de in het EAB genoemde openstaande straffen juist zijn, nu de opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij het grootste deel van de straf al heeft uitgezeten. De opgeëiste persoon is door de Poolse autoriteiten vrijgelaten na de laatste zitting. Het lijkt er op dat hij vervroegd in vrijheid is gesteld. De raadsman stelt dat, indien de opgeëiste persoon nog een gedeelte van de straf had moeten uitzitten, vervroegde invrijheidstelling niet voor de hand zou liggen. Aanvullende informatie is misschien aanwezig, maar zou nog moeten worden vertaald. Gelet daarop verzoekt de raadsman de zaak aan te houden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon in ieder geval nog een straf moet ondergaan en dat erop moet worden vertrouwd dat de Poolse autoriteiten correct hebben geregistreerd wat daarvan de omvang is.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het vertrouwen in de juistheid van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie het uitgangspunt is. Hetgeen door de verdediging is gesteld is onvoldoende om in casu van dat uitgangspunt af te wijken. De rechtbank stelt vast dat ook de opgeëiste persoon zich op het standpunt heeft gesteld dat er nog sprake is van een zekere reststraf, hij betwist de omvang daarvan.
De opgeëiste persoon heeft verklaard uit Polen te zijn vertrokken voordat het verzamelvonnis gereed was en dat hij een andere uitkomst had verwacht. De rechtbank overweegt dat de opgeëiste persoon kennelijk in vrijheid is gesteld in afwachting van het verzamelvonnis en de bepaling van de straf. Dat de uitkomst van deze procedure een andere is dan door hem –kennelijk – was voorzien, maakt niet dat er niet van de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden afgegaan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen aanleiding is om nader onderzoek te doen naar de informatie die de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft verschaft. Het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen.

4.Verweer in het kader van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon weliswaar aanwezig is geweest bij de zittingen, die hebben geleid tot de aan het verzamelvonnis onderliggende vonnissen, maar dat de betekening van het verzamelvonnis niet correct is gegaan. De opgeëiste persoon heeft na zijn vrijlating zijn volledige adresgegevens achtergelaten en zich in Nederland ingeschreven.
De rechtbank stelt vast, dat aldus niet is betwist dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest bij de behandeling ‘ten gronde’ van de zaken die tot de onderliggende vonnissen hebben geleid. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de procedure die tot het onderhavige verzamelvonnis heeft geleid, waarbij enkel de eerder opgelegde straffen zijn samengevoegd, geen behandeling ‘ten gronde’ vormt en dan ook niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt. Het verweer op dit punt wordt dan ook verworpen.

5.Strafbaarheid

5.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het in het EAB vermelde feiten onder nummers 8, 9, 10, 12 en 13 waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit deze feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft niet alle feiten vermeld in het EAB aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in deze overige gevallen alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, voorafgegaan/vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
afpersing, meermalen gepleegd
bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak/ verbreking/inklimming
medeplegen van mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 266, 267, 285, 302, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court of Law in Częstochowa(Polen) behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van C.E. van Diepen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 februari 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.