ECLI:NL:RBAMS:2017:10306

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2017
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4285
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag exploitatievergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag om een exploitatievergunning voor een vaartuig. De aanvraag was ingediend door een derde partij, [naam belanghebbende], terwijl het beroep was ingesteld door [eiser]. De rechtbank oordeelde dat [eiser] geen beroep kon instellen tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een aanvraag die niet door hem was ingediend. Dit is in lijn met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die stellen dat alleen de indiener van een aanvraag het recht heeft om beroep in te stellen tegen het bestuursorgaan indien deze niet tijdig beslist. De rechtbank verklaarde het beroep van [eiser] niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procespositie van partijen in bestuursrechtelijke procedures. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/4285

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. J. Monster),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigden: mr. J. Pot en mr. R. Osterwald).

Procesverloop

[eiser] heeft op 24 juli 2017 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op aanvraag om een exploitatievergunning. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden en mr. M. Aken en [naam 2] .

Overwegingen

1. Op 29 maart 2017 heeft [naam belanghebbende] bij Waternet een aanvraag gedaan om een exploitatievergunning in de categorie vaartuigen tot 14 meter voor het vaartuig [naam vaartuig] . Op 20 juni 2017 heeft verweerder de behandeltermijn met acht weken verdaagd. Op 30 juni 2017 hebben [eiser] en [naam belanghebbende] verweerder in gebreke gesteld en een dwangsom op grond van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevorderd indien verweerder niet binnen twee weken na ingebrekestelling een besluit op de aanvraag neemt.
2.1.
Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
2.2.
Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. Niet in geschil is dat de aanvraag om de exploitatievergunning is gedaan door [naam belanghebbende] . Het beroep is echter ingesteld door [eiser] . [eiser] kan echter geen beroep instellen tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een aanvraag die niet door hem is ingediend.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. B.E. Giesen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.