ECLI:NL:RBAMS:2017:10185

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2017
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
13/741006-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met diefstal van sieraden in Amsterdam

Op 28 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak. De zaak betreft een inbraak die plaatsvond op 7 januari 2017, waarbij sieraden van een benadeelde partij zijn weggenomen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op diezelfde datum gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. M.A.C. van Vuuren.

De tenlastelegging houdt in dat de verdachte zich samen met een medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in een woning aan [adres 2] in [plaats]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte kort na de inbraak zijn aangehouden in de achtertuin van een nabijgelegen woning, waarbij de medeverdachte in het bezit was van de gestolen sieraden. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte gewogen, evenals het bewijs dat door de politie was verzameld.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de inbraak, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk in de woning was geweest. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast is de benadeelde partij, [persoon], een schadevergoeding van € 225,00 toegewezen voor de materiële schade die zij had geleden door de inbraak. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/741006-17 (Promis)
Datum uitspraak: 28 december 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. M.A.C. van Vuuren, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich op 7 januari 2017 in de nacht al dan niet samen met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning aan de [adres 2] in [plaats] waarbij sieraden van [persoon] zijn weggenomen.
De precieze tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde, op grond van de aangifte en de bevindingen van de politie. In de nacht van 7 januari 2017 is ingebroken in de woning aan de [adres 2] . Kort hierna zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) samen in de achtertuin van de woning aan de [adres 3] aangehouden. [medeverdachte] had de gestolen sieraden bij zich. Verdachte heeft over deze belastende omstandigheden geen verklaring afgelegd. Op basis hiervan kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] de inbraak heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat hij in de woning is geweest. Alleen het schoenspoor van [medeverdachte] leidt naar het keukenraam, waardoor naar binnen is gegaan, en niet dat van verdachte. Verdachte is pas later in de achtertuin van de buren aangehouden. Hierdoor is het onduidelijk welke bijdrage verdachte aan de inbraak heeft geleverd. Het kan niet worden uitgesloten dat hij slechts medeplichtig is geweest. Dat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, mag niet tot het bewijs voor medeplegen bijdragen, omdat er geen omstandigheden zijn die zo redengevend zijn voor het bewijs van medeplegen, dat van hem een verklaring mag worden verwacht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 7 januari 2017 rond 05:50 uur is een melding gedaan van een inbraak in een woning aan de [adres 2] . Niet veel later kwamen politieambtenaren ter plaatse. Zij zagen toen een persoon met een zwarte jas hangen aan de gevel bij de eerste verdieping van de woning van de buren. In de onder deze gevel liggende achtertuin zijn vervolgens twee personen aangetroffen, verdachte en [medeverdachte] . Verdachte droeg een zwarte jas en [medeverdachte] droeg een grijs-groene jas. Hieruit leidt de rechtbank af dat het verdachte was die aan de gevel hing. Dit is een sterke indicatie dat hij ook in de woning, waarin is ingebroken, is geweest. Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid bij de woning, terwijl dat wel van hem had mogen worden verwacht. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak. Deze inbraak is in vereniging gepleegd met [medeverdachte] . Schoensporen, die aan hem zijn te linken, zijn aan de voorzijde van de woning bij het keukenraam aangetroffen. Dit raam bleek opengebroken. De rechtbank leidt hieruit af dat hij door dit raam de woning is ingegaan. Bovendien zijn bij hem uit de woning weggenomen sieraden aangetroffen. De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 7 januari 2017 omstreeks 05:50 uur te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen sieraden toebehorend aan [persoon] waarbij hij, verdachte en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak op een raam van voornoemde woning en door middel van inklimming door een raam van voornoemde woning.

5.Motivering van de straffen

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen. De vordering van de benadeelde partij moet volgens de officier van justitie in zijn geheel en aan beide verdachten (hoofdelijk) worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De in beslag genomen schoenen kunnen volgens de officier van justitie aan verdachte worden teruggegeven.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om te kiezen voor dezelfde soort straffen als de officier van justitie en heeft de hoogte daarvan overgelaten aan de rechtbank. De benadeelde partij moet volgens hem niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij de woning volledig is doorzocht en een groot aantal sieraden is weggenomen. Hij heeft hiermee geen respect getoond voor het eigendom van een ander. De bewoners hebben hierdoor schade en hinder ondervonden. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank straffen in vergelijkbare zaken, zoals neergelegd in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, als uitgangspunt genomen. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 1 december 2017, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat is gekeken naar de oriëntatiepunten voor zogeheten
first offenders. Dit leidt tot een uitgangspunt van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
De rechtbank vindt een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals voorgesteld door de officier van justitie en de raadsman, mede gelet op de leeftijd van verdachte, een passende straf. Wel kiest de rechtbank voor een andere verhouding dan door de officier van justitie is voorgesteld, omdat dit wat haar betreft meer recht doet aan de ernst van het feit en hetgeen hiervoor in soortgelijke zaken wordt opgelegd. De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf van 150 uren op en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 58 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank vindt het noodzakelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer de fout in gaat.

6.Beslag

De volgende goederen zijn inbeslaggenomen: schoenen Nike (5317234). Deze schoenen dienen aan verdachte te worden teruggegeven, aangezien ze aan hem toebehoren en niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

7.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[persoon] (hierna: de benadeelde partij) vordert € 236,52 aan vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Uit het onderzoek op de zitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij, als gevolg van de hiervoor bewezen geachte inbraak, rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde schadevergoeding zal daarom worden toegewezen voor zover het de vergoeding van het eigen risico betreft van € 225,00. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onduidelijk is waarop dit deel is gebaseerd.
De rechtbank zal, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij, de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert als juridische kwalificatie op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
58 (achtenvijftig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
150 (honderdvijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Gelast de teruggave aan [verdachte]van de Nike schoenen (5317234).
Wijst de vordering van
[persoon], wonende op het adres [adres 2] , toe tot € 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon] , te betalen de som van € 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 4 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en M.R.J. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.H. Limburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 december 2017.