ECLI:NL:RBAMS:2017:10122

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
13/680177-17 en 13/231438-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van ex-partner met taakstraf en gevangenisstraf

Op 27 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner opzettelijk heeft mishandeld. De mishandeling vond plaats op 8 juni 2017 te Amsterdam, waar de verdachte zijn ex-partner, aangeduid als [persoon], meermalen tegen het hoofd heeft geslagen. De rechtbank heeft het bewijs voor deze mishandeling gebaseerd op de aangifte van het slachtoffer, foto’s van het letsel en de bekennende verklaring van de verdachte tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken geëist, naast een taakstraf van 120 uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de meeste geweldshandelingen en vroeg om een taakstraf van 40 uren.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de mishandeling, maar sprak hem vrij van andere ten laste gelegde geweldshandelingen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van twee dagen op, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 50 uren. Daarnaast werd de proeftijd van een eerder opgelegde taakstraf met één jaar verlengd, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt, maar de rechtbank besloot de tenuitvoerlegging van de taakstraf niet te gelasten, gezien de positieve voortgang van de behandeling van de verdachte bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/680177-17 en 13/231438-16 (TUL)
Datum uitspraak: 27 december 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis [1] is op tegenspraak [2] gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Staal, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Römer (die waarnam voor Mr S. van den Berg), naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 08 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn (ex-partner), [persoon] , opzettelijk heeft mishandeld, welke mishandeling bestond
- uit het (met kracht) schoppen en/of trappen tegen de bil(len), in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [persoon] en/of (vervolgens)
- door op [persoon] te gaan zitten en/of te liggen en/of (vervolgens)
- door een brandende sigaret op de schouder, in elk geval op het lichaam van voornoemde [persoon] te drukken en/of te duwen en/of (vervolgens)
- uit het (met kracht) vastpakken en/of vasthouden van de kaak en/of pols, in elk geval van het lichaam van voornoemde [persoon] en/of (vervolgens)
- uit het (met kracht) eenmaal of meermalen slaan tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [persoon] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde mishandeling bewezen op grond van de aangifte, foto’s van het letsel van aangeefster en de bekennende verklaring van verdachte op zitting ten aanzien van het meermalen slaan tegen het hoofd van aangeefster.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat alleen het slaan van verdachte kan worden bewezen en dat verdachte ten aanzien van de andere ten laste gelegde geweldshandelingen dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het meermalen slaan tegen het hoofd van aangeefster bewezen kan worden, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Verdachte zal worden vrijgesproken van de overige ten laste gelegde geweldshandelingen. Volgens de rechtbank is het goed mogelijk dat aangeefster, gelet op de foto van het wondje op haar linker bovenarm, geraakt is door een brandende sigaret. Op grond van het dossier kan echter niet worden geoordeeld dat dit wondje is ontstaan doordat verdachte op de arm van aangeefster een sigaret heeft uitgedrukt. Verder ziet de rechtbank onvoldoende ondersteuning in het dossier voor de verklaring van aangeefster dat zij door verdachte is getrapt tegen haar billen, dat hij op haar is gaan zitten en dat verdachte haar heeft vastgepakt bij haar kaak en haar pols.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 8 juni 2017 te Amsterdam, zijn ex-partner
[persoon] , opzettelijk heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit het meermalen slaan tegen het hoofd van voornoemde [persoon] .

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee dagen, met aftrek van voorarrest, tot een gevangenisstraf van vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft hij de rechtbank verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op zijn standpunt dat verdachte grotendeels moet worden vrijgesproken, bepleit aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 40 uren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner
[persoon] (hierna: slachtoffer). Verdachte kwam op 8 juni 2017 verhaal halen bij de woning van het slachtoffer naar aanleiding van een ruzie. Dit is dusdanig geëscaleerd dat verdachte het slachtoffer meermalen tegen haar hoofd heeft geslagen. Dat het incident plaats vond in haar woning, waar op dat moment ook het kind van het slachtoffer en verdachte aanwezig was, maakt het voorval des te ernstiger.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte laten meewegen dat hij blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 november 2017 in de vijf jaar voorafgaand aan het ten laste gelegde feit, eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom over te gaan tot het plegen van een dergelijk feit. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de verklaring ter zitting van J. Aukema, reclasseringswerker, werkzaam bij Reclassering Nederland (hierna: Aukema). Zij heeft verklaard dat de behandeling van verdachte bij [reclassering] goed verloopt en dat verdachte goed meewerkt aan de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden. Volgens haar is het belangrijk dat verdachte doorgaat met zijn behandeling.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, en het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf ter hoogte van 50 uren een passende en geboden straf.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 27 december 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/231438-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 7 maart 2017 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf ter hoogte van 100 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 60 uren, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd, bepaald bij het voorwaardelijk strafdeel, met één jaar verlengd dient te worden, zoals ter terechtzitting is geadviseerd door de deskundige Aukema.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten. Verdachte houdt zich aan de eerder bepaalde bijzondere voorwaarden en volgens Aukema verloopt zijn behandeling bij [reclassering] goed en is het nodig dat deze wordt voortgezet. Verdachte zegt ook baat te hebben bij deze behandeling. Aukema adviseert de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegd strafdeel te verlengen. De rechtbank zal, mede gelet voornoemd advies, in de zaak met parketnummer 13/231438-16 – in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de taakstraf te geven – bevelen dat de proeftijd met één jaar wordt verlengd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
-
Mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
50 (vijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
25 (vijfentwintig)dagen.
Verlengt de bij voormeld vonnis in de zaak met parketnummer 13/231438-16, bepaalde proeftijd met 1 (één) jaar.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 december 2017.

Voetnoten

1.Verkort betekent dat het bewijs niet in het vonnis wordt uitgeschreven.
2.Op tegenspraak betekent in dit geval dat verdachte aanwezig is geweest bij zijn berechting.