ECLI:NL:RBAMS:2017:10121

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
13/684089-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en winkeldiefstallen met ISD-maatregel opgelegd aan verdachte

Op 27 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1969 en gedetineerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Staal, en de verdediging door mr. C.M. Peeperkorn. De verdachte is beschuldigd van woninginbraak en meerdere winkeldiefstallen, gepleegd in december 2016 en januari 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte en de verklaring van de verdachte.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van de feiten vastgesteld en geoordeeld dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, terwijl de verdediging om een jaar heeft verzocht. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd, gezien de recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte gelast en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684089-17
Datum uitspraak: 27 december 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]
, gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis [1] is op tegenspraak [2] gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Staal, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.M. Peeperkorn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 13 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand (perceel [adres 2] ) heeft weggenomen een of meerdere laptops en/of telefoons en/of portemonnees en/of een fiets en/of diverse huisraad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot voornoemd pand heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een raam van voornoemd pand;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 12 januari 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een powerblender en/of een staafmixer (ter waarde van 59,98 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat (filiaal gelegen aan het [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 6 januari 2017 te [plaats] , althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer dekbedovertrek(ken) (met een totale waarde van 149,75 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkelbedrijf) [winkelbedrijf] B.V. (gelegen aan het [adres 3] ), in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde feiten bewezen. Hij acht echter niet bewezen dat verdachte de onder 1. ten laste gelegde diefstal heeft begaan door middel van braak of verbreking. Verder is hij van mening dat verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan de onder 1. ten laste gelegde diefstal van de fiets.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen kan worden, met uitzondering van de onder 1. ten laste gelegde diefstal van een fiets en de diefstal van diverse huisraad. De rechtbank komt hiertoe op grond van de aangifte en de (deels) bekennende verklaring die verdachte ter zitting, ten aanzien van de diefstal, heeft afgelegd. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich de toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak of verbreking. Er zijn immers geen braaksporen aangetroffen bij de woning en verdachte heeft verklaard een bovenlichtje open te hebben geduwd en daardoor naar binnen te zijn geklommen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
op 13 december 2016 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand (perceel [adres 2] ) heeft weggenomen laptops en telefoons en portemonnees, toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] ;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
op 12 januari 2017 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een powerblender en een staafmixer (ter waarde van 59,98 euro), toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat (filiaal gelegen aan het [adres] );
ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
op 6 januari 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen dekbedovertrekken (met een totale waarde van 149,75 euro), toebehorende aan winkelbedrijf [winkelbedrijf] B.V. (gelegen aan het [adres 3] ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelmatige daders

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, bij oplegging van de ISD-maatregel, deze voor de duur van één jaar op te leggen. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren te bepalen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van GGZ Reclassering Inforsa van 17 oktober 2017, opgemaakt door K. van der Heijden, alsmede de toelichting die zij ter zitting daarop heeft gegeven. Dit advies houdt onder meer het volgende in. Verdachte komt al jaren en frequent met justitie in aanraking en valt binnen de aanpak Top 600 van de gemeente Amsterdam. Ook volgt uit dit rapport en de Justitiële Documentatie van verdachte dat hij in de periode van oktober 2011 tot en met oktober 2013 al eerder een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen.
Volgens de reclassering had verdachte, toen zijn voorlopige hechtenis was geschorst, een meldplicht. Hoewel verdachte zich wekelijks moest melden, is hij nauwelijks verschenen op de meldplichten. Uit het reclasseringsrapport volgt verder dat verdachte er naar eigen zeggen aan toe is definitief te stoppen met zijn drugsgebruik. Hij wenst klinisch te worden opgenomen. Ter zitting heeft verdachte verklaard te willen worden geholpen aan zijn verslavingsproblematiek, ook als oplegging van een ISD-maatregel noodzakelijk is om dit te bereiken.
Verdachte voldoet (wederom) aan de harde ISD-criteria. De reclassering concludeert tot oplegging van opnieuw de ISD-maatregel. Deze is noodzakelijk om recidive te voorkomen en gedurende de maatregel kan verdachte behandeld worden voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Bewezen is verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie van 28 november 2017 blijkt dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten meer dan drie keer onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf voor een misdrijf. De in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van die straffen. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten eist de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel. Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie van 28 november 2017 blijkt dat ook aan de voorwaarden uit de richtlijn van het Openbaar Ministerie is voldaan: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van het ten laste gelegde feit.
Het belangrijkste doel van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast en schade. De rechtbank acht het daarom passend en noodzakelijk dat de ISD-maatregel aan verdachte wordt opgelegd. Gedurende de ISD-maatregel kan verdachte zich niet schuldig maken aan strafbare feiten. Om de mogelijkheden van de ISD-maatregel maximaal te kunnen benutten, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De rechtbank bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, hiervan zal worden afgetrokken. Omdat verdachte eerder een ISD-maatregel is opgelegd gaat de rechtbank er namelijk vanuit dat, los van eventuele wachttijden, bij verdachte sneller dan gebruikelijk kan worden aangevangen met een behandeling. Bovendien waren de benodigde rapportages ter zake verdachte al twee maanden voorafgaand aan de zitting gereed, waardoor verdachte langer dan nodig in voorarrest heeft gezeten.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen, waarover nog geen beslissing is genomen:
Volgnummer, voorwerp, goednummer (p. 7 e.v. van het dossier):
2. Tas (toilet), PL1300-2017151804-5453213;
3. Sieraden / tafelzilver, PL1300-2017151804-5453215;
4. Horloges (vier stuks), PL1300-2017151804-5453216;
5. Autosleutels (merk Kia), PL1300-2017151804-5453223;
6. Geld (€ 100,-) PL1300-2017151804-5453228.
Teruggave van in beslag genomen goederen
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de goederen, genoemd onder de nummers 2. tot en met 6.

10. Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon 1] (feit 1) vordert € 1.650,00 aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het gevorderde bedrag is gestoeld op de aanschaf van een nieuwe fiets en op het verschil tussen de nieuwwaardes van een iPhone en een iPad en het bedrag dat de verzekering ten behoeve van deze goederen aan de benadeelde partij heeft uitgekeerd. Omdat verdachte van de diefstal van de fiets zal worden vrijgesproken en de rechtbank geen aanleiding ziet om het verschil tussen de nieuwprijs van de iPad en de iPhone, en het door de verzekering uitgekeerde bedrag, voor rekening van verdachte te laten komen, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde:
-
Diefstal, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die maatregel in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van de goederen, genoemd onder de nummers 2. tot en met 6.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 december 2017.

Voetnoten

1.Verkort betekent dat het bewijs niet in het vonnis wordt uitgeschreven.
2.Op tegenspraak betekent in dit geval dat verdachte aanwezig is geweest bij zijn berechting.