Op 27 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die eerder op 10 mei 2017 was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het vonnis van 10 mei 2017 en een verslag over de stand van uitvoering van het verblijfsplan. De veroordeelde, geboren in 1976 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, heeft op 27 december 2017 schriftelijk afstand gedaan van het recht om in de raadkamer aanwezig te zijn.
De rechtbank heeft de situatie van de veroordeelde beoordeeld, waarbij bleek dat hij in een gesloten forensische psychiatrische instelling was geplaatst. De behandeling was gericht op stabilisatie en resocialisatie, maar de veroordeelde had niet meegewerkt aan de behandeling in een andere instelling vanwege de afstand tot zijn gezin. De deskundige heeft verklaard dat de veroordeelde begin 2018 kan worden geplaatst in een forensisch psychiatrische afdeling.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft aangevoerd dat er nog geen behandeling is gestart en dat de rechtbank niet kan beoordelen of voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is. De officier van justitie heeft aangegeven dat de toestand van de veroordeelde gestabiliseerd is, maar dat een beslissing over de voortzetting van de maatregel op dat moment niet genomen kon worden. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de voortzetting van de ISD-maatregel zinvol en noodzakelijk is, gezien de nog niet aangevangen behandeling. De rechtbank heeft bepaald dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet, met de mogelijkheid voor de veroordeelde om een tussentijdse toetsing aan te vragen.