In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 7 december 2017 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, geboren in Aruba in 1958. De betrokkene was eerder ter beschikking gesteld bij vonnis van 3 september 2008 en had sinds 4 juni 2015 een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. De officier van justitie verzocht om een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, wat de rechtbank op basis van verschillende adviezen en rapporten heeft overwogen.
Tijdens de openbare raadkamer op 15 september 2017 werd de behandeling van de vordering aangehouden omdat de rechtbank meer informatie nodig had. Op 1 december 2017 ontving de rechtbank een aanvullend reclasseringsadvies, waarin werd geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen. De rechtbank hoorde op 7 december 2017 de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, diens raadsman en deskundigen in een openbare raadkamer.
De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd. De rechtbank voegde een aanvullende voorwaarde toe aan de bestaande voorwaarden, waarbij de betrokkene in de gezinswoning in Amsterdam zal wonen en niet van woonplek zal veranderen zonder toestemming van de reclassering. De vordering van de officier van justitie werd toegewezen, en de rechtbank sprak haar beschikking uit in aanwezigheid van de griffier.