Op 28 december 2017 deed de Rechtbank Amsterdam uitspraak in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen op 5 mei 2017. De vordering tot in behandeling nemen van het EAB was ingediend door de officier van justitie op 30 mei 2017. De opgeëiste persoon had zich op 27 december 2017 vrijwillig gemeld bij de Belgische autoriteiten, waardoor de grondslag voor de vordering tot in behandeling nemen van het EAB was komen te vervallen. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering.
Tijdens de zittingen op 20 juli en 14 december 2017 was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank had eerder het onderzoek heropend om de detentieomstandigheden in België te onderzoeken. Op de zitting van 28 december 2017 waren de opgeëiste persoon en zijn raadsman niet aanwezig, maar de rechtbank had kennisgenomen van een email van de onderzoeksrechter waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon zich had gemeld. De officier van justitie stelde dat het onderzoek heropend moest worden en dat zij niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
De rechtbank besloot ook dat de borgsom die door de opgeëiste persoon was gestort, moest worden teruggegeven, omdat de grondslag voor de vordering tot in behandeling nemen van het EAB was ontvallen. De rechtbank oordeelde dat de borgsom moest worden teruggegeven aan de opgeëiste persoon, aangezien het geschorste bevel tot overleveringsdetentie moest worden opgeheven. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er stond geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.