ECLI:NL:RBAMS:2016:9992

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2016
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
C/13/613518 /HARK 16-303
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verklaring voor recht inzake aansprakelijkheid van verloskundige bij bevalling

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Beydals, een verklaring voor recht gevraagd dat de verloskundige en de maatschap waar zij werkzaam is, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die zij zou hebben geleden door het te laat komen van de verloskundige bij haar bevalling op [geboortedag] 2013. Verzoekster beviel thuis en was op dat moment alleen met haar tweejarige kind. De verloskundige arriveerde enige tijd na de bevalling en heeft verzoekster daarna begeleid. Verzoekster heeft de verloskundige aansprakelijk gesteld voor de schade die zij zou hebben geleden door het gebrek aan tijdige hulp. De verweersters hebben de aansprakelijkheid afgewezen en verweer gevoerd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat voor aansprakelijkheid op grond van wanprestatie of onrechtmatige daad niet alleen een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis vereist is, maar ook toerekenbaarheid, schade en causaal verband. Verzoekster heeft in haar verzoekschrift niet voldoende onderbouwd waaruit de schade zou bestaan, waardoor de rechtbank niet in staat was om de aansprakelijkheid te beoordelen. Tijdens de zitting heeft verzoekster weliswaar klachten over haar heupen genoemd, maar deze waren niet tijdig en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat verzoekster lichamelijk letsel heeft geleden als gevolg van de bevalling en dat er dus ook geen recht op vergoeding van immateriële schade kan zijn. De rechtbank wijst het verzoek af en oordeelt dat de kosten van de deelgeschilprocedure niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat het verzoek onvoldoende was onderbouwd.

De beschikking is gegeven op 15 december 2016 door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/613518 /HARK 16-303
Beschikking van 15 december 2016
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] , verzoekster,
advocaat mr. G. Beydals te Amsterdam, tegen
de maatschap
VERLOSKUNDIGEN [verweerster] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[verweerders 1] ,wonende te [woonplaats] , verweersters,
advocaat mr. J.A. de Clerck te Utrecht.
Verzoekster wordt hierna aangeduid met [verzoekster] en verweersters afzonderlijk met [verweerster] respectievelijk [verweerders 1] en gezamenlijk met [verweersters] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, binnengekomen ter griffie op 10 augustus 2016;
- de tussenbeschikking van 29 september 2016 waarin ambtshalve een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verweerschrift met een productie, ingekomen ter griffie op 25 oktober 2016;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van l november 2016 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.
1.3.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] heeft zich tijdens haar tweede zwangerschap voor de verloskundige zorg tot [verweersters] gewend. [verweerders 1] was waarnemend verloskundige bij [verweersters] .
2.2.
[verzoekster] is op [geboortedag] 2013 rond 06:45 thuis bevallen (hierna: de bevalling) van haar dochter [minderjarige] . [verzoekster] was op dit moment alleen thuis met haar kind van twee jaar oud.
2.3.
Enige tijd na de bevalling is [verweerders 1] gearriveerd bij het huis van [verzoekster] . [verweerders 1] heeft [verzoekster] begeleid bij de nageboorte en heeft voorts lichamelijk onderzoek verricht bij [verzoekster] en de pasgeboren baby.
2.4.
Na de bevalling hebben [verweersters] c.s. nog drie bezoeken aan [verzoekster] gebracht. [verweersters] c.s. hebben naar aanleiding van deze bezoeken geen aanleiding gezien om [verzoekster] naar de huisarts of gynaecoloog te verwijzen.
2.5.
Bij brief van 11 december 2014 heeft de gemachtigde van [verzoekster] [verweersters] c.s. aansprakelijk gesteld voor de gestelde door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade. De verzekeraar van [verweersters] c.s. heeft elke aansprakelijkheid afgewezen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] vraagt een verklaring voor recht dat [verweersters] en [verweerders 1] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [verzoekster] lijdt ten gevolge van het feit dat [verweerders 1] op [geboortedag] 2013 te laat bij [verzoekster] is gekomen ter begeleiding van de bevalling en het geven van adequate medische verloskundige zorg, namelijk nadat de bevalling reeds had plaatsgevonden, vaststelling van de kosten van het deelgeschil aan de zijde van [verzoekster] en [verweersters] en [verweerders 1] te veroordelen de kosten van dit deelgeschil aan haar te vergoeden.
3.2.
[verweersters] c.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoekster] verwijt [verweerders 1] dat zij te laat was om haar bij te staan bij de bevalling waardoor zij zonder de deskundige hulp van [verweerders 1] haar kindje ter wereld heeft moeten brengen. Dit was - begrijpelijk - een nare ervaring. Voor aansprakelijkheid is dit evenwel niet voldoende. Voor aansprakelijkheid op grond van wanprestatie (artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)) of onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW)- in het verzoekschrift wordt niet duidelijk gemaakt wat de juridische grondslag van de aansprakelijkheid zou zijn
- is vereist dat sprake is van:
  • i) een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis/ onrechtmatige daad;
  • ii) toerekenbaarheid;
  • iii) schade;
  • iv) causaal verband.
  • v)
4.2.
[verzoekster] stelt in het verzoekschrift dat zij zowel materiële als immateriële schade heeft. In het verzoekschrift is niet vermeld waar die schade uit zou bestaan. Daarmee is het verzoek onvoldoende onderbouwd en kan de rechtbank de eventuele aansprakelijkheid van [verweersters] c.s. niet beoordelen. Voor aansprakelijkheid is immers vereist dat schade is geleden die het gevolg is van het handelen of nalaten van (in dit geval) de verloskundige. Tijdens de zitting heeft [verzoekster] naar aanleiding van vragen van de rechter gemeld dat zij last heeft van haar heupen omdat ze tijdens bevalling is gevallen. Deze specificering van de klachten is tardief en onvoldoende. [verzoekster] heeft nagelaten enig stuk in het geding te brengen waaruit blijkt dat zij deze klachten heeft en dat die mogelijk het gevolg zouden kunnen zijn van een val tijdens haar bevalling. Zij heeft een val en enige klachten blijkens de uitgebreide verslagen van [verweersters] c.s. van de bezoeken aan [verzoekster] na de bevalling (drie in totaal) aan de verloskundige(n) nooit gemeld. Mr. Beydals heeft ter zitting verwezen naar correspondentie met (de medisch adviseur van) de verzekeraar Aegon maar in deze correspondentie worden ook geen concrete klachten genoemd. De stelling van mr. Beydals dat onderzoek naar de klachten en het causaal verband geld kosten en dat daarom in dit deelgeschil eerst de aansprakelijkheid moet worden vastgesteld zodat de kosten worden vergoed, gaat niet op. Mr. Beydals had - zoals gebruikelijk - toch minst genomen een verklaring van de huisarts (of zelfs specialist) in het geding kunnen brengen waarin de klachten (en een mogelijk verband met een val tijdens de bevalling) staan omschreven.
Voor vergoeding van immateriële schade is alleen plaats als (ook) sprake is van lichamelijk letsel (artikel 6: l 06 lid l sub b BW). Nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is van lichamelijk letsel, kan evenmin worden beoordeeld of [verzoekster] recht zou hebben op vergoeding van immateriële schade. Dit betekent dat het verzoek moet worden afgewezen.
4.3.
Ook als het verzoek wordt afgewezen dient de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure in beginsel te begroten op grond van artikel l019aa Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv
).Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12). Van dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank hier sprake, nu (de gemachtigde van) [verzoekster] het verzoek onvoldoende heeft onderbouwd en de rechtbank de eventuele aansprakelijkheid van [verweersters] c.s. niet kan beoordelen. Nu de kosten van deze deelgeschilprocedure om deze reden niet voor vergoeding in aanmerking komen, kan begroting van deze kosten dan ook achterwege blijven.

5.De beslissing

De rechtbank wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, bijgestaan door mr.
S. Lanting, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2016 .