Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 december 2014;
- de akte overlegging producties van Danube c.s. van 4 februari 2015 met producties;
- het vonnis in de incidenten van 9 september 2015;
- de conclusie van antwoord van Easeur met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] ;
- de conclusie van antwoord van Bemol met producties;
- het vonnis in incident (artikel 843a Rv) van 6 januari 2016;
- het tussenvonnis van 17 februari 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 juli 2016 met de daarin genoemde stukken;
- de faxbrief van mr. De Groot van 2 augustus 2016 naar aanleiding van het proces-verbaal;
- de faxbrief van mr. Van der Korst van 16 augustus 2016 naar aanleiding van het proces-verbaal;
- de faxbrief van mr. De Groot van 26 augustus 2016 met een reactie op de faxbrief van mr. Van der Korst.
2.De feiten
First Vice Presidentom de ondernemingen in Moldavië te managen
.Daarvoor was [naam 2] ruim acht jaar werkzaam voor de European Bank for Reconstruction and Development (de EBRD).
trustees, te weten [naam 2] , [gedaagde sub 4] , [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [naam 4] (hierna: [naam 4] ). Het bestuur van Easeur werd gevormd door [naam 5] (hierna: [naam 5] ) en [naam 6] (hierna: [naam 6] ).
- een pandrecht op alle roerende zaken van Danube Moldavië , Bemol , Bemol Refinery en Bemol Trading ;
- een hypotheekrecht op alle onroerende zaken van Danube Moldavië en Bemol ;
- een pandrecht op de aandelen in Easeur, Danube Moldavië , Bemol , Bemol Refinery en Bemol Trading ; en
- een garantstelling van Danube Moldavië , Bemol en Bemol Trading .
trusteevan Eastern Trust .
trusteesvan Eastern Trust (handelend ten behoeve van [naam 1] ) zich wegens de veroordeling van [naam 1] gedwongen Easeur te verkopen aan RMU Capital Ltd ( RMU ), een vennootschap waarin [naam 2] de aandelen hield. De transactie werd als volgt vorm gegeven: de aandelen in de moedermaatschappij van Easeur (Eastern Capital) werden door Eastern Trust overgedragen aan een daartoe nieuw opgerichte vennootschap van Eastern Trust , New Ventures Capital N.V. (hierna: New Ventures), waarop New Ventures de aandelen in Eastern Capital heeft overgedragen aan RMU .
“no shareholder loans”) de volgende reden vermeld:
in default) met de terugbetaling van de CSI-lening. Op dat moment bedroeg het uitstaande bedrag onder de (preferente) CSI-lening ongeveer USD 27 miljoen (USD 15 miljoen in hoofdsom en USD 12 miljoen aan opgebouwde rente). De (achtergestelde) schuld van Easeur aan New Ventures bedroeg op dat moment in totaal ongeveer USD 43,8 miljoen (USD 28,3 miljoen in hoofdsom en USD 15,5 miljoen aan opgebouwde rente).
Memorandum of Understanding(de MoU) ondertekend, waarin zij het volgende zijn overeengekomen:
Special Purpose Vehicle(SPV),
“designed by CSI”) die de verplichtingen van Easeur jegens CSI uit hoofde van de CSI-lening van Easeur overneemt;
intercompanyvorderingen op Danube Moldavië (de Bemol -vordering en de Easeur-vordering) overdragen aan de SPV en (ii) zal Bemol USD 5 miljoen aan Danube Moldavië ter beschikking stellen voor lopende contante verplichtingen.
Third Amendment Agreement).
first executive vice-president.
Fourth Amendment Agreement).
“consent letters”gestuurd.
Agreement for the sale and purchase of the entire issued share capital of Eastern Capital B.V.)betreffende
intercompanyvorderingen op Danube Moldavië (de Easeur-vordering) en van de door haar van Bemol overgenomen vordering op Danube Moldavië (de Bemol vordering), alsmede
3.Het geschil
in conventie
primair
4.Deelvonnis – vernietiging Master SPA
in conventiezal beslissen op de vordering weergegeven onder 3.1 sub 1.a en
in reconventieop het spiegelbeeld daarvan, te weten de vordering weergegeven onder 3.4 sub 1,
primair, voor zover daarin een verklaring voor recht wordt gevorderd dat Easeur de Master SPA rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, en
subsidiair, voor zover wordt gevorderd dat de Master SPA wordt vernietigd op grond van dwaling.
- dat CSI niet bereid zou zijn tot verder uitstel of materiële concessies wat betreft de door haar verstrekte lening;
- dat Easeur geen USD 28,6 miljoen aan CSI kon voldoen;
- dat de waarde van Danube volgens het MTBS rapport USD 28,5 miljoen bedroeg;
- dat CSI – via een SPV – Danube Moldavië zou overnemen;
- dat [naam 2] louter als manager betrokken zou blijven bij de SPV respectievelijk de haven.
trusteesin ieder geval in vier opzichten heeft misleid:
trustees). CSI heeft Easeur, Eastern Capital en New Ventures geïnformeerd over de beoogde structuur en over het feit dat interne beleidsregels van CSI, juridische redenen en redenen met betrekking tot financiële verantwoording maakten dat [naam 2] juridisch eigenaar moest worden van de SPV. De herstructurering van Easeur is hoofdzakelijk vormgegeven en geregisseerd door de twee crediteuren van Easeur – CSI en New Ventures – (en niet door Easeur of [naam 2] ), Easeurs huidige bestuurders zijn in hoedanigheid van trustbestuurders bij iedere stap van Easeurs herstructureringsproces betrokken geweest en Easeur klaagt over zaken waartoe haar huidige bestuurders in hun hoedanigheid van trustbestuurders van New Ventures ( [naam 1] ) in 2011 samen met hun eigen adviseurs (accountants, advocaten) op basis van eigen onderzoek en verificatie van de financiële achtergronden zelfstandig (en zonder betrokkenheid van Danube of [naam 2] ) hebben besloten. [naam 2] heeft geen onjuiste inlichtingen verstrekt.
5.De beoordeling
Bedrog
Zoals hiervoor onder 4.4 en 4.5 is overwogen, stelt Easeur ook dat Easeur, New Ventures en de
trusteesdoor [naam 2] zijn misleid. [naam 2] was ten tijde van ondertekening van de MoU weliswaar nog statutair bestuurder van Easeur, maar hij heeft de MoU niet zelf namens Easeur ondertekend (de MoU is ondertekend door haar bestuurder [naam 5] ). Na de ondertekening van de MoU in april 2011 is [naam 2] in juni 2011 afgetreden als bestuurder van Easeur. Na zijn aftreden bleven de overige bestuurders van Easeur in functie ( [naam 5] en [naam 6] ) en kon [naam 2] Easeur niet meer vertegenwoordigen. New Ventures werd vertegenwoordigd door haar bestuurder UIT, die weer werd vertegenwoordigd door [gedaagde sub 4] , [naam 3] en [naam 4] (de laatste drie waren tevens de
trusteesvan Eastern Trust / [naam 1] ).
trustees( [gedaagde sub 4] en [naam 3] ) en ook Berk aanwezig waren. Deze bespreking vond kennelijk plaats (zie hiervoor onder 2.18, slot van citaat aldaar) naar aanleiding van de mededeling van CSI in haar e-mail van 21 februari 2011 dat de bank geen financiering kon verstrekken aan een vennootschap die banden had met [naam 1] .
“the alternative is an enforcement on the overall Easeur structure”en op 15 september:
“our credit committees asked us to prepare the alternative scenario, i.e. the enforcement on our facilities in case we cannot get a timely response from you”(zie hiervoor onder 2.28).
ultimate beneficial ownervan Easeur was, kan Easeur niet baten. Uit het voorgaande blijkt immers duidelijk dat CSI in 2011 in ieder geval een andere mening was toegedaan.
- een e-mail van [naam 2] aan Bemol van 21 maart 2011 ter voorbereiding op een bespreking met de EBRD de volgende dag over de financiering van een op te zetten
- een e-mail van de EBRD aan Bemol van 22 maart 2011 waarin de EBRD onder meer schrijft:
Third Amendment Agreement(zie hiervoor onder 2.24), waarin de advocaat onder meer het volgende schrijft:
- op 7 juni 2011 vond een bespreking plaats tussen [naam 2] , CSI en de EBRD;
- de EBRD stuurde naar aanleiding van deze bespreking een concept voor Heads of Terms aan onder anderen [naam 2] waarin stond dat Danube Moldavië zou worden ondergebracht in een nieuw op te zetten vennootschap Danube Holding waarvan CSI 65% aandeelhouder zou worden en [naam 2] 35% (waarvoor [naam 2] probeerde financiering te verkrijgen van de EBRD voor een bedrag van EUR 7 miljoen).
trusteesvan Eastern Trust / [naam 1] , zoals Danube c.s. terecht stelt, ook zelf geen alternatieven hebben aangedragen om de CSI-lening te herfinancieren. Op 15 april 2011, vlak voor het ondertekenen van de MoU, heeft [naam 2] aan [gedaagde sub 4] en [naam 3] bericht dat hij een ontmoeting had gehad met de
“relative”(van [naam 1] ) die mogelijk een financier zou weten. [naam 3] heeft vervolgens contact opgenomen, maar dit is op niets uitgelopen. In een e-mail van 9 mei 2011 schreef [naam 3] aan [naam 2] en [gedaagde sub 4] het volgende:
“entity designed by CSI”. Kennelijk was het voor CSI toen ook nog niet duidelijk of zij wel de eigenaar van Danube Moldavië kon worden, want – zo heeft Danube c.s. terecht opgemerkt – er staat niet
“to be incorporated by CSI”.
“X does not like the deal to transfer [ Danube Moldavië ] in exchange for debt, thinks DL worth US 45MM”) – heeft op 10 september 2016 nog vier alternatieve voostellen aan [naam 2] gedaan.
economic interest)door CSI en [naam 2] zou worden gehouden. In alle instemmingsbrieven is immers de volgende passage opgenomen:
“profit-sharing arrangement”, maar de rechtbank is van oordeel dat als de inhoud van de winstdeling van belang was geweest voor haar beslissing om de 2011-transactie al dan niet aan te gaan, zij hierover vragen aan [naam 2] of CSI had moeten stellen. Niet gesteld of gebleken is dat zij dat heeft gedaan, hoewel daarvoor voldoende gelegenheid is geweest, bijvoorbeeld naar aanleiding van de concept-instemmingsbrieven, die door haar advocaten zijn beoordeeld. Ook moet worden aangenomen dat daarvoor gelegenheid was tijdens de besprekingen van 2 tot en met 4 november 2011 in Moldavië, waar de
“Agreement between [ [naam 2] ] and Credit Suisse (CS)”en de winstdeling (
“[ [naam 2] ] will have participation when the loan is repaid and when there is an exit.”) blijkens de notulen ook aan de orde zijn geweest, maar over de inhoud daarvan blijkbaar geen vragen zijn gesteld die de
trusteesbeantwoord wilden zien alvorens te tekenen. Nu de bestuurders van Easeur en New Ventures geen vragen hebben gesteld, valt niet in te zien hoe het voor [naam 2] duidelijk had moeten zijn dat de inhoud van de “
profit-sharing arrangement”voor hen van belang was, zodat van “opzettelijk verzwijgen van enig feit dat de zwijger verplicht was mee te delen” (zoals vereist voor bedrog als bedoeld in artikel 3:44 BW) geen sprake kan zijn. Overigens heeft Danube c.s. aan de hand van de bepalingen van de
Participating Loan Facility Agreementovertuigend toegelicht dat [naam 2] geen economisch meerderheidsbelang in Danube Moldavië heeft verworven en ook niet kon verwerven: in die overeenkomst is immers bepaald dat slechts wanneer sprake zou zijn van
net proceeds(dat wil zeggen na terugbetaling van de lening van CSI alsmede de rente en het voldoen van de operationele kosten en belastingen), deze verdeeld zouden worden tussen CSI en ThoMo, de vennootschap van [naam 2] . Pas in het (niet realistische) geval dat sprake zou zijn van meer dan USD 100 miljoen aan
net proceedszou [naam 2] 55% van die
net proceedsontvangen. Voor een winstparticipatie van 75% zouden de
net proceedsmeer dan USD 150 miljoen moeten bedragen.
cash flowsdie zijn geprognosticeerd in het MTBS-rapport hoger zijn gebleken dan de daadwerkelijk door Danube Moldavië gerealiseerde
cash flows, zodat de “werkelijke waarde” van Danube Moldavië uiteindelijk lager is gebleken dan de waarde waarvan in het kader van de 2011-transactie is uitgegaan. Dit betekent dat causaal verband tussen het gestelde bedrog en het aangaan van de 2011-transactie ontbreekt.
in default) onder de CSI-lening; (ii) niet alleen CSI, maar ook andere banken waren niet langer bereid om Easeur te financieren zolang Easeur banden had met [naam 1] en (iii) CSI wilde geen nader uitstel van betaling meer verlenen en dreigde over te gaan tot opeising van de lening en uitwinning van de zekerheden. Kortom: Easeur verkeerde in grote financiële problemen en werd in haar voortbestaan bedreigd (zie hiervoor onder 5.3). Indien de 2011-transactie geen doorgang had gevonden, valt, zonder nadere toelichting die ontbreekt (alternatieven waren immers niet voor handen, zie hiervoor, in het bijzonder onder 5.5 e.v.), niet in te zien hoe Easeur had kunnen blijven voortbestaan. Daartegenover staat dat Easeur door de 2011-transactie in de gelegenheid werd gesteld om het winstgevende Bemol te behouden en mede daardoor in staat was om de lening van New Ventures af te lossen.
cash flow forecasts) van Easeur te beoordelen (zie hiervoor onder 2.19).
- Op 11 maart 2011 hebben [gedaagde sub 4] en [naam 3] het concept-rapport van Berk ontvangen (en doorgestuurd naar [naam 2] ).
- Op 21 maart 2011 heeft [naam 2] een (aangepast) concept-rapport van MTBS ontvangen (en doorgestuurd naar [gedaagde sub 4] en [naam 3] ). Dit concept-rapport bevatte (volgens [naam 2] op zijn verzoek) een alternatief scenario waarin de olieterminal zou worden verkocht. Anders dan Easeur stelt, hebben de bestuurders van Easeur en New Ventures het concept-rapport met daarin dit alternatieve scenario onder ogen gehad, en heeft [naam 2] dus niet, zonder dat zij daarvan wisten, MTBS gevraagd dit alternatieve scenario uit het rapport te verwijderen. Met Danube c.s. wordt aangenomen dat de belangrijkste uitgangspunten voor het vaststellen van toekomstige kasstromen in dit concept niet gewijzigd zijn ten opzichte van het eerder op 10 maart 2011 aan [naam 2] toegestuurde concept.
“an entity designed by CSI”) de vordering van CSI zal overnemen in ruil voor:
“for accounting and structuring purposes”juridisch eigenaar van Danube Nederland zou worden, of over de inhoud van
“profit-sharing arrangement”, onduidelijkheden bestonden en zij de inhoud van belang vonden voor hun beslissing om de 2011-transactie al dan niet aan te gaan, had het op hun weg gelegen om, alvorens de MoU en de instemmingsbrieven te tekenen, nadere vragen te stellen aan CSI en/of [naam 2] , teneinde te voorkomen dat zij zouden instemmen met de transactie met een verkeerde voorstelling van zaken. Dit betekent dat als Easeur al heeft gedwaald, de dwaling in de gegeven omstandigheden voor haar rekening moet blijven.
in conventiegevorderde verklaring voor recht (weergegeven onder 3.1 sub 1.a) zal worden toegewezen en dat de vorderingen
in reconventieonder 3.4 sub 1,
primair, voor zover een verklaring voor recht wordt gevorderd dat Easeur de Master SPA rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, en
subsidiair, voor zover wordt gevorderd dat de Master SPA wordt vernietigd op grond van dwaling, zullen worden afgewezen. Iedere verdere beslissing op de overige vorderingen
in conventie en in reconventiezal worden aangehouden tot na de (nieuwe) comparitie van partijen waar deze vorderingen zullen worden besproken. De zaak zal worden verwezen naar de rol voor opgave verhinderdata.
6.De beslissing
19 oktober 2016voor opgave verhinderdata voor de maanden maart, april en mei 2017 voor een (nieuwe) comparitie van partijen over de overige vorderingen,