ECLI:NL:RBAMS:2016:9969

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
C/13/588339 / HA ZA 15-533
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van ABN AMRO voor schade door onrechtmatige handelingen met safeloket

In deze zaak vordert eiser, [eiser], schadevergoeding van ABN AMRO Bank N.V. wegens het onrechtmatig handelen van de bank met betrekking tot een safeloket dat eiser in 2000 huurde. Eiser stelt dat ABN AMRO tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door het safeloket kwijt te raken en niet volgens de voorwaarden te handelen bij de opening ervan. De procedure begon met een dagvaarding op 2 juni 2015, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 16 december 2015. Eiser heeft zijn vordering gespecificeerd en een schadevergoeding van € 149.900,- gevorderd, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat ABN AMRO onrechtmatig heeft gehandeld door het safeloket uit het oog te verliezen en het open te boren zonder aanwezigheid van een notaris, wat in strijd is met de voorwaarden van de overeenkomst. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om bewijs te leveren van de schade die hij heeft geleden, maar dat aan de bewijsvoering door eiser geen al te hoge eisen mogen worden gesteld, gezien de omstandigheden. De rechtbank biedt eiser de gelegenheid om bewijs te leveren van de waarde van de goederen die zich in het safeloket bevonden ten tijde van de opening. De zaak is aangehouden voor verdere bewijsvoering en zal opnieuw op de rol komen op 17 februari 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/588339 / HA ZA 15-533
Vonnis van 3 februari 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.P.A. Jansen te ’s-Hertogenbosch,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Achterberg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en ABN AMRO worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 juni 2015, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 12 augustus 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de akte overleggen nadere producties van [eiser] , met producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 16 december 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 30 maart 2000 in huur genomen een safeloket met nummer 859 bij ABN AMRO in haar filiaal aan de [adres 1] te [plaats 1] , tegen een huurprijs van ƒ 100,-, plus ƒ 17,50 btw per jaar. [eiser] en ABN AMRO hebben terzake het ‘Safeloket-huurcontract’ gesloten (hierna: de overeenkomst).
2.2.
Artikel 1 van de door ABN AMRO gehanteerde Voorwaarden Safeloket (hierna: de voorwaarden) horende bij de overeenkomst bepaalt, voor zover van belang:
‘De Bank houdt zich tegenover de Huurder tot een bedrag van ten hoogste NLG 100.000,- per geval, per loket aansprakelijk voor alle redelijkerwijs aangetoonde schade – anders dan immateriële schade – welke voor de Huurder mocht ontstaan door verlies van of schade aan de in het loket geborgen inhoud.’
Artikel 14 van de voorwaarden bepaalt, voor zover van belang:
‘Zodra het huurcontract eindigt, zal de huurder het loket onmiddellijk ontruimen, aan de bank de hem ter hand gestelde sleutels onverwijld teruggeven en haar casu quo de combinatie van het letterslot mededelen. Bij gebreke daarvan kan de bank op kosten van de huurder in tegenwoordigheid van een notaris het loket doen openen, de inhoud daarvan doen vaststellen en deze voor rekening en risico van de huurder, hetzij zelf in bewaring nemen dan wel elders doen bewaren, en de herstellingen, die het gevolg zijn van het gewelddadig openen van het loket, voor diens rekening doen geschieden. (…)’
2.3.
In 2010 is het bankfiliaal van ABN AMRO aan de [adres 1] te
[plaats 1] opgeheven, als gevolg waarvan ook de safeloketten die zich in dat filiaal bevonden zijn opgeheven.
2.4.
Op 16 juni 2010 zijn de safeloketten die niet door de huurders zijn leeggehaald, in het bijzijn van een notaris open geboord en ontruimd. De inhoud van de open geboorde safeloketten is door de notaris vastgesteld en schriftelijk vastgelegd in een proces-verbaal.
2.5.
Op 29 maart 2012 heeft [eiser] zich gemeld bij het bankfiliaal aan de [adres 2] te [plaats 1] teneinde zijn safeloket te mogen openen. Op dat moment is gebleken dat [eiser] zijn safeloket niet heeft leeggehaald in 2010 en was onbekend waar de lade met de inhoud van het safeloket van [eiser] was opgeslagen.
2.6.
Bij brief van 26 april 2012 heeft ABN AMRO [eiser] meegedeeld dat zijn safeloket niet voorkomt op het proces-verbaal van de notaris van 16 juni 2010. Bij brief van 8 mei 2012 heeft ABN AMRO [eiser] meegedeeld dat zijn safeloket niet bij de ontruiming is aangetroffen en derhalve niet is open geboord in bijzijn van de notaris. Bij brief van 13 december 2012 heeft ABN AMRO [eiser] bericht dat zijn safeloket is getraceerd en zich bevindt op het bankfiliaal aan de [adres 2] te [plaats 1] .
2.7.
Op 8 maart 2013 hebben partijen gezamenlijk het safeloket bekeken. Het safeloket bleek al te zijn open geboord. Onbekend is door wie dit is gedaan en waar het safeloket zich vervolgens heeft bevonden. Vervolgens hebben partijen gezamenlijk het safeloket open gemaakt. Voorafgaand aan deze opening heeft [eiser] verklaard dat zich tien dukaten in het safeloket zouden moeten bevinden alsmede een zakje met sieraden, aandelen en schuldbekentenissen. Tijdens het openen van het safeloket waren aanwezig [eiser] , de dochter van [eiser] , de advocaat van [eiser] en twee medewerkers van ABN AMRO. Het safeloket is door de bankmedewerkers met een tang opengemaakt, waarna het volgende zich in het safeloket bevond:
  • een eigendomsbewijs van de [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] te [plaats 1] ;
  • een verzekeringsbewijs van Zwitserleven;
  • een pensioenregeling van ADC;
  • het testament van mevrouw [eiser] ;
  • de koopakte van de [adres 6] te [plaats 2] ;
  • drie dukaten uit 1986;
  • de oprichtingsakte van [naam stichting] ;
  • twee dokters titels; en
  • de koopakte van [adres 7] te [plaats 3] .
De bevindingen zijn vastgelegd in een schriftelijke verklaring, welke door [eiser] ter plekke voor akkoord is ondertekend.
2.8.
Bij brief van 26 maart 2013 heeft [eiser] ABN AMRO bericht dat er goederen uit het safeloket ontbraken, waaronder zeven dukaten, een zak met sieraden, aandeelbewijzen en diverse schuldbekentenissen. Bij brief van 10 juni 2013 heeft ABN AMRO hierop gereageerd en [eiser] gevraagd om een gedetailleerde beschrijving van hetgeen zich volgens [eiser] in het safeloket zou moeten bevinden.
2.9.
Bij brief van 9 januari 2014 heeft [eiser] gespecificeerd uiteengezet wat zich volgens hem in het safeloket zou moeten bevinden. Het gaat dan om:
  • diverse sieraden met een totale waarde van € 54.160,-;
  • aandelen (op naam) van Centrale Suiker Maatschappij, Koninklijke Olie en KPN met een totale geschatte waarde van € 3.500,-;
  • een schuldbekentenis ter hoogte van € 1.500,-;
  • een schuldbekentenis ter hoogte van € 4.000,-;
  • zeven dukaten uit 1986 met een totale waarde van € 1.225,-.
[eiser] heeft ABN AMRO bij dezelfde brief aansprakelijk gesteld en een schadevergoeding gevorderd van € 64.385,- te vermeerderen met € 4.000,- aan kosten voor juridische bijstand.
2.10.
[eiser] heeft zijn vordering gespecificeerd aan de hand van een in maart 2015 door [naam 1] , juwelier te [plaats 1] , opgesteld ‘aanwijsrapport t.b.v. verzekering’. Dit rapport is gebaseerd op de door de heer en mevrouw [eiser] gegeven beschrijvingen van de sieraden die zich volgens hen in het safeloket bevonden. Het betreft 47 verschillende getaxeerde eenheden met een totale waarde van € 139.675,-.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van de Rabobank tot betaling van
€ 149.900,- aan schadevergoeding vermeerderd met rente, plus de kosten van rechtsbijstand, de proceskosten en nakosten. [eiser] stelt dat ABN AMRO toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, door zijn safeloket kwijt te raken en daarmee zijn goederen niet beveiligd onder zich te houden. Voorts heeft ABN AMRO zich bij de opening van het safeloket niet gehouden aan haar voorwaarden. Onduidelijk is wie aanwezig is geweest bij het open boren van het safeloket, maar bij gebreke van een proces-verbaal is duidelijk dat er geen notaris bij aanwezig is geweest.
3.2.
ABN AMRO voert gemotiveerd verweer. Volgens ABN AMRO dient de vordering te worden afgewezen op grond van, kort gezegd, artikel 1 van de voorwaarden, te weten een beperking van de aansprakelijkheid tot ƒ 100.000,-. De verklaringen van de heer en mevrouw [eiser] zijn tegenstrijdig en door [eiser] is niet aannemelijk gemaakt wat zich in het safeloket bevond. De gestelde schade is evenmin aannemelijk gemaakt. De door [eiser] overgelegde bewijsstukken zijn niet voldoende.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Beoordeling
4.1.
ABN AMRO betwist niet dat het safeloket van [eiser] enige tijd zoek is geweest en evenmin dat het safeloket van [eiser] niet voorkomt op het proces-verbaal van de notaris. Wel betwist ABN AMRO de door [eiser] gestelde schade. Gelet hierop draait onderhavig geschil hoofdzakelijk om de vraag of [eiser] schade heeft geleden en tot welk bedrag. Bij de beoordeling van die vraag strekt artikel 1 van de voorwaarden tot uitgangspunt, zodat moet worden onderzocht wat de ‘redelijkerwijs aangetoonde schade’ van [eiser] is.
Aansprakelijkheidsbeperking
4.2.
Vast staat dat een aansprakelijkheidsbeperking is overeengekomen in artikel 1 van de voorwaarden waaruit volgt dat ABN AMRO geen aansprakelijkheid zou aanvaarden boven het in de voorwaarden genoemde bedrag van ƒ 100.000,- per safeloket. Aan ABN AMRO komt daarom een beroep op deze aansprakelijkheidsbeperking toe.
‘Redelijkerwijs aangetoonde schade’
4.3.
ABN AMRO betwist niet dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door het safeloket uit het oog te verliezen en het safeloket, anders dan artikel 14 van de voorwaarden voorschrijft, open te boren buiten aanwezigheid van een notaris. Daarmee is ABN AMRO tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover [eiser] in die zin dat zij hem een door een openbaar ambtenaar opgesteld bewijsmiddel heeft onthouden dat onder meer de inhoud van het safeloket zou vermelden. Het ligt dan ook allereerst op haar weg alsnog bewijs te verschaffen van haar stelling dat het safeloket bij het open boren bevatte wat uiteindelijk is aangetroffen in het safeloket op 8 maart 2013. Ter comparitie heeft ABN AMRO verklaard dat het voor haar niet mogelijk is dit bewijs te verschaffen.
4.4.
Hieruit volgt dat zich ten tijde van het open boren van het safeloket mogelijk meer voorwerpen in het safeloket bevonden dan zijn geretourneerd aan [eiser] . Nu het (open geboorde) safeloket zich onder de verantwoordelijkheid van ABN AMRO bevond, is ABN AMRO aansprakelijk voor de daardoor geleden schade. Om de hoogte van deze schade te kunnen vaststellen, zal moeten worden vastgesteld welke voorwerpen zich in het safeloket hebben bevonden op het moment van het open boren. Het ligt krachtens de hoofdregel van het bewijsrecht op de weg van [eiser] om dit te bewijzen. De rechtbank overweegt dat, zoals ook volgt uit artikel 1 van de voorwaarden, [eiser] zijn schade slechts redelijkerwijs hoeft aan te tonen. Het is immers ABN AMRO die de eventuele schade en de complicaties aan het door [eiser] te leveren bewijs heeft veroorzaakt. Onder deze omstandigheden mogen aan de bewijsvoering door [eiser] geen al te hoge eisen worden gesteld.
4.5.
Van dergelijke aannemelijke schade is echter nog niet gebleken. Door [eiser] is weliswaar een aanwijsrapport ingebracht maar dit is door ABN AMRO gemotiveerd betwist onder verwijzing naar de steeds wijzigende, almaar hoger wordende schattingen van de waarde van de sieraden. Nu op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat [eiser] de door hem genoemde sieraden en voorwerpen in zijn bezit had en in het safeloket bewaarde, moet worden geconcludeerd dat vooralsnog niet is komen vast te staan dat zich sieraden en andere voorwerpen in het safeloket bevonden ten tijde van het open boren. Ter terechtzitting heeft [eiser] bewijs aangeboden. De rechtbank zal [eiser] in de gelegenheid stellen tot het leveren van bewijs van zijn stelling dat de door hem gestelde voorwerpen zich in het safeloket bevonden. Slaagt [eiser] niet in zijn bewijs, dan is niet komen vast te staan dat de tekortkoming van ABN AMRO tot schade bij hem heeft geleid. Slaagt [eiser] daar wel in, dan zal de waarde van de vermiste zaken moeten worden vastgesteld en zal ABN AMRO deze waarde, binnen de geldende aansprakelijkheidsbeperking, dienen te vergoeden.
4.6.
In afwachting van de hiervoor bedoelde bewijsvoering zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
biedt [eiser] de gelegenheid bewijs te leveren van zijn stelling dat er sieraden en andere voorwerpen ter waarde van € 149.900,- waren opgeslagen in het safeloket ten tijde van het open boren;
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 februari 2016voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [eiser] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [eiser] , indien hij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden maart tot en met mei 2016 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. B.T. Beuving in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg 220,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T. Beuving, rechter, bijgestaan door mr. L.D. Wevers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2016.