ECLI:NL:RBAMS:2016:9883

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
13/654243-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in tankstation te Amsterdam

Op 1 september 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 30 oktober 2015 in Amsterdam een tankstation heeft beroofd. De verdachte, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging. Tijdens de zitting op 18 augustus 2016 heeft de officier van justitie, mr. N. Schapendonk, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Jansen, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.

De tenlastelegging omvatte het duwen van een medewerkster van het tankstation en het tonen van een mes, waarbij de verdachte de medewerkster sommeerde om geld af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de camerabeelden als bewijs gebruikt. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de afpersing en dat de verdachte alleen deed alsof hij een mes had. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de diefstal met geweld, maar sprak de verdachte vrij van de afpersing.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De benadeelde partij, de retailer van het tankstation, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het in beslag genomen geldbedrag van 335 euro aan hem zou worden geretourneerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. M.E. Leijten als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/654243-15
Datum uitspraak: 1 september 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring [huis van bewaring] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 augustus 2016.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N. Schapendonk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Jansen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 335 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (zijnde de retailer en manager van het [bedrijf] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 335 euro, in elk geval enig geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (zijnde de retailer en manager van het [bedrijf] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- die [slachtoffer 3] (met kracht) de kassaruimte van bovengenoemd tankstation heeft ingeduwd en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 3] heeft getoond en/of voorgehouden en/of in de richting van die [slachtoffer 3] gehouden
en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd; "Geld".

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht zowel de diefstal met geweld als de afpersing bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, een poging tot diefstal met geweld bewezen kan worden. De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het tonen van het mes, nu hiervoor uit het dossier onvoldoende aanknopingspunten volgen en verdachte alleen deed alsof hij een mes in zijn broekzak had zitten, terwijl hij ontkent een mes bij zich te hebben gehad. De raadsman heeft daarnaast gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor afpersing, zodat verdachte ook hiervan vrijgesproken dient te worden.
4.3
Het standpunt van de rechtbank
Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor de ten laste gelegde afpersing, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met geweld heeft gepleegd en dat hij daarbij een mes in de richting van het slachtoffer heeft gehouden, gelet op de aangifte, de camerabeelden van het incident die deze aangifte op onderdelen ondersteunen, het kort na de beroving aantreffen van een tasje met een mes in de buurt van waar de beroving heeft plaatsgevonden en het DNA-materiaal op dat mes dat matcht met DNA-materiaal van verdachte.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 30 oktober 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 335 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] , zijnde de retailer van het [bedrijf] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte, die [slachtoffer 3] met kracht de kassaruimte van bovengenoemd tankstation heeft ingeduwd en een mes in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Geld".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft gesteld dat de straf ten opzichte van de eis van de officier van justitie gematigd dient te worden en acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden.
De rechtbank overweegt als volgt.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een beroving van een tankstation waarbij hij een medewerkster heeft geduwd en bedreigd met een mes. Dit is een zeer ernstig feit. Dat het slachtoffer niet gewond is geraakt, doet hier niet aan af. Door het handelen van verdachte is het slachtoffer angst aangejaagd, hetgeen ook blijkt uit haar verklaring. Bovendien zorgen dit soort feiten voor maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 juli 2016 van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, maar niet in de vijf jaren voorafgaand aan het huidige delict.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van 15 juli 2016 van het Pieter Baan Centrum, opgemaakt door M.J. van Haaren, psychiater en P.G. Smits, GZ-psycholoog. Uit deze rapportage blijkt dat niet vastgesteld kan worden of er ten tijde van het plegen van het delict sprake was van enige psychische stoornis, omdat verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek.
Nu verdachte niet heeft willen meewerken aan onderzoek naar zijn geestvermogens, is de rechtbank niet in de gelegenheid gesteld hiermee rekening te houden bij het bepalen van de stafmaat. Gelet op bovenstaande en de ernst van het feit acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, zoals de officier van justitie heeft geëist en in overeenstemming met het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor dit type delict, passend en geboden.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] zal in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de rechtbank zal bepalen dat het in beslag genomen geldbedrag van 335 euro, gelijk aan het gevorderde bedrag, aan hem geretourneerd zal worden. Ook het in beslag genomen vest van [slachtoffer 3] zal, aangezien het bedrijfskleding betreft, worden geretourneerd aan [slachtoffer 1] .

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van:
1. Geld Euro 335.00
5073891 totaalbedrag 335 euro
2 1.00 STK Vest Kl: rood
[bedrijf] bedrijfskleding
5073950
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. J. Edgar en M.R.J. van Wel, rechters
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 september 2016.