ECLI:NL:RBAMS:2016:9873

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
C/13/583293 / HA ZA 15-275
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake bevoegdheid en toepasselijk recht in geschil over schoonmaakkosten tankcontainers

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vordert de Duitse vennootschap VOTG Tankcontainer GmbH (hierna: VOTG) betaling van extra schoonmaakkosten van de Nederlandse vennootschap Koppers International B.V. (hierna: Koppers). De vordering betreft een bedrag van USD 197.528,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. VOTG stelt dat Koppers verantwoordelijk is voor extra kosten die zijn ontstaan door vlekken in de tankcontainers die door Koppers zijn gebruikt voor het transport van naftaleen. Koppers betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de vlekken niet zijn ontstaan door haar handelen.

De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 23 maart 2016 de bevoegdheid vastgesteld op basis van de Verordening (EU) nr. 1215/2012, aangezien Koppers in Nederland is gevestigd. Tevens is het toepasselijke recht vastgesteld aan de hand van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 (Rome I), waarbij is geconcludeerd dat Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank heeft VOTG toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat de vlekken in de tanks zijn veroorzaakt door omstandigheden die aan Koppers zijn toe te rekenen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere bewijslevering en het getuigenverhoor is gepland.

De rechtbank heeft in dit vonnis de procedure en de feiten uiteengezet, evenals de juridische kaders die van toepassing zijn op de vordering van VOTG. De beslissing om VOTG toe te laten tot bewijslevering is een belangrijke stap in de procedure, waarbij de rechtbank de bewijslast bij VOTG legt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/583293 / HA ZA 15-275
Vonnis van 23 maart 2016
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
VOTG TANKTAINER GMBH,
gevestigd te Hamburg,
eiseres,
advocaat mr. F.J.H. Krumpelman te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOPPERS INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. Soede te Utrecht.
Partijen zullen hierna VOTG en Koppers genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 mei 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 augustus 2015 en de daarin genoemde stukken
  • de brief van 31 augustus 2015 van mr. Krumpelman, met aanmerkingen c.q. aanvullingen op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Koppers is een producent van naftaleen. Voor het transport van naftaleen heeft Koppers, via Vos Logistics Uithoorn BV, overeenkomsten gesloten met VOTG. De overeenkomsten hebben betrekking op het vervoer vanuit Nederland (Uithoorn) en Denemarken (Nyborg) naar Cicero, Illinois, VS.
In totaal zijn drie overeenkomsten gesloten, telkens op basis van door VOTG aan Koppers aangeboden offertes en de daarbij behorende
Terms and Conditions.
De offertes vermelden als afzender telkens:
“VOTG (Branch Rotterdam) - Oversea”.
2.2.
Voor het transport werden door VOTG tankcontainers ter beschikking gesteld.
Voorafgaande aan het ter beschikking stellen werden de tankcontainers in opdracht van VOTG gereinigd. Na lossing van de naftaleen te Cicero werden de tankcontainers weer ter beschikking gesteld van VOTG. VOTG liet de tankcontainers vervolgens weer reinigen door een door haar ingeschakelde derde.
2.3.
Aangezien het smeltpunt van naftaleen 80o C is, is het bij kamertemperatuur een vaste stof. Om de tankcontainers te vullen wordt de naftaleen verwarmd, zodat het vloeibaar wordt. In de containers koelt het weer af en stolt het. Voor het lossen wordt de naftaleen weer verhit. Het verhitten gebeurt met behulp van stoom.
2.4.
De
Terms and Conditionsbevatten telkens de navolgende bepaling:
“[…]
Cleaning
The cleaning costs are included with an amount of up to USD […] incl. a residue of max. 20 litres, any additional cost will be charged as per outlay.[..] In the event of additional cleaning, staining, heel (residue), all additional costs will be charged as per outlay to you.
[...]”
Het hiervoor niet ingevulde dollarbedrag bedroeg in de offertes van 28 september 2012, 21 mei 2013 en 20 december 2013 onderscheidenlijk USD 400,00, USD 375,00 en USD 300,00.
2.5.
VOTG heeft voor zover hier van belang aan Koppers Inc. te Cicero, de navolgende facturen gezonden, die betrekking hebben op (extra) schoonmaak- en onderhoudskosten aan de door VOTG aan Koppers ter beschikking gestelde tankcontainers:
datum
factuurnr.
bedrag
betreft periode
17 april 2014
1450802605
USD
8.633,00
6 feb - 12 mrt. 2014
28 april 2014
1450802800
USD
135.265,00
aug. - nov. 2013
1 mei 2014
1450802947
USD
25.409,00
20 mrt. - 1 mei. 2014
6 mei 2014
1450803038
USD
4.305,00
16 apr. - 23 apr. 2014
13 mei 2014
1450803212
USD
3.216,00
2 mrt - 25 apr. 2014
15 mei 2014
1450803399
USD
2.583,00
23 en 24 apr. 2014
30 mei 2014
1450803759
USD
8.883,00
12 apr.- 21 mei 2014
11 juni 2014
1450804131
USD
4.020,00
14 mei - 30 mei 2014
16 juni 2014
1450804263
USD
5.214,00
25 mei - 6 jun. 2014
Totaal
USD
197.528,00
Deze facturen zijn door Koppers niet voldaan.
2.6.
Bij email van 18 februari 2013 heeft VOTG aan Koppers melding gemaakt van 4 tankcontainers met brandplekken waardoor additionele schoonmaakkosten zouden moeten worden gemaakt.
Bij email van 20 februari 2013 (geciteerd in een email van 23 mei 2013) antwoordde Koppers naar aanleiding van die mail als volgt:
“[…]
The steam pressure on our heating system is set at 26 psig which has a corresponding temperature of 131 C. This is well within the design limitations of the vessel. As you can see from the email below the process fluid temperature never exceeded 100 C on any of the vessels. The maximum temperature it could achieve would be 131 C, this is within the process side temperature rating of the fluid side of the vessel.
There are many safeguards in place to make sure we do not overheat the isotainers. Do we know the tanks were not marked before they were received?
[…]”
2.7.
Op 16 mei 2013 schreef VOTG per email aan Koppers, voor zover van belang:
“[…]
We are seeing an increasing number of tanks being returned to our trucker’s depot with burn marks/stains. 1 have attached some pictures as examples and also a spreadsheet with an overview of the costs involved on these particular tanks.
Please be advised that in order to properly clean the tanks, they need to go through an additional buffing and passivation process which is creating these additional cleaning costs. Perhaps the heating process can be reviewed in order to find the root cause of the tanks being burned.
We would also like to confirm if it is agreeable to invoice these additional charges to Koppers US as they are costs related to the heating process.
Please advise what you think can be done to rectify this situation and also confirm billing procedure.
[…]”
Op 22 mei 2013 gevolgd door:
“[…]
Good afternoon. I just wanted to follow up on this to get some feedback from your side on the stained tank issue. We have just received pictures of some additional tanks that were stained as well.
Please advise on the previous correspondence in regards to this issue.
[…]”
2.8.
Nadien zijn er nog verschillende e-mails tussen partijen gewisseld, waarbij onder meer van de zijde van VOTG erop is gewezen dat de verkleuringen in de tanks zichtbaar zijn ter hoogte van de plaats waar de verwarmingspijpen in contact komen met de tanks bij het verwarmen voor het lossen en van de zijde van Koppers dat er geen afwijking is in de samenstelling van het product of de behandeling van de tanks in vergelijking met eerdere transporten bij ander transporteurs, die zonder problemen zijn verlopen.

3.Het geschil

3.1.
VOTG vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Koppers veroordeelt :
1. tot betaling van USD 197.528,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over:
USD
135.265,00
vanaf 28 mei 2014,
USD
8.633,00
vanaf 17 mei 2014,
UDS
24.409,00
vanaf 31 mei 2014,
USD
4.305,00
vanaf 6 mei 2014,
USD
3.216,00
vanaf 13 juni 2014,
USD
2.583,00
vanaf 15 juni 2014,
USD
8.883,00
vanaf 30 juni 2014,
USD
4.020,00
vanaf 12 juni 2014
en over
USD
5.214,00
vanaf 17 juli 2014;
2. tot betaling van € 2.750,28 buitengerechtelijke incassokosten;
3. in de kosten van het geding, alsook in de beslagkosten.
3.2.
VOTG legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen is overeengekomen dat extra schoonmaakkosten voor de tankcontainers boven het in de offerte genoemde bedrag voor rekening van Koppers zouden komen.
Bij het terugontvangen van een groot aantal tankcontainers bleken die voorzien te zijn van vlekken. VOTG heeft offerte gevraagd voor de schoonmaakkosten en deze offertes doorgespeeld aan Koppers, die deze niet heeft betwist. Mitsdien is Koppers gehouden deze aanvullende kosten te voldoen.
3.3.
Koppers voert verweer.
Koppers voert daartoe aan dat weliswaar is overeengekomen dat extra schoonmaakkosten niet in de prijs zijn begrepen, maar dat zij betwist dat er vlekken in de tanks zijn verschenen als gevolg van de door haar gebruikte lossingsmethoden en dat zij de offertes voor het schoonmaken nooit heeft geaccepteerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

bevoegdheid

4.1.
De dagvaarding is uitgebracht na 10 januari 2015 zodat op de vraag van de bevoegdheid de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb EU L351) van toepassing is.
Op grond van artikel 4 lid 1 van de Verordening heeft de rechtbank rechtsmacht nu Koppers op het grondgebied van Nederland gevestigd is. Bovendien is de bevoegdheid niet betwist, zodat ook op grond van artikel 26 van de Verordening de rechtbank bevoegd is.
toepasselijk recht
4.2.
VOTG is gevestigd in Duitsland en Koppers in Nederland zodat het toepasselijke recht dient te worden vastgesteld.
Aangezien VOTG haar vordering grondt op de overeenkomst dient het toepasselijke recht te worden bepaald aan de hand van Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).
Artikel 5 lid 1 Rome I luidt:
Indien de partijen voor de overeenkomst voor het vervoer van goederen geen rechtskeuze overeenkomstig artikel 3 hebben gemaakt, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de vervoerder zijn gewone verblijfplaats heeft, mits de plaats van ontvangst of de plaats van aflevering of de gewone verblijfplaats van de verzender ook in dat land is gelegen. Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de plaats van aflevering, als door de partijen overeengekomen, is gelegen.
Een rechtskeuze is door partijen niet gesteld, zodat van toepassing is het recht van de gewone verblijfplaats van de vervoerder, dat wil zeggen van VOTG, indien dat in hetzelfde land is als de gewone verblijfplaats van de verzender, Koppers.
Artikel 19 Rome I luidt voor zover van belang;
[…]
2. Indien de overeenkomst is gesloten in het kader van de uitoefening van de activiteiten van een filiaal, agentschap of andere vestiging of indien het filiaal, het agentschap of de vestiging volgens de overeenkomst verantwoordelijk is voor de uitvoering, wordt de plaats waar het filiaal, het agentschap of een vestiging zich bevindt, als de gewone verblijfplaats beschouwd.
[…].
VOTG is een in Duitsland gevestigde rechtspersoon met een nevenvestiging te Rotterdam. Blijkens de tekst van de offerte werd deze aangeboden door de
“VOTG (Branche Rotterdam)”.Dat betekent dat de overeenkomst werd gesloten in de uitoefening van de activiteiten van de vestiging te Rotterdam, zodat als gewone verblijfplaats van VOTG Rotterdam moet worden aangemerkt. Nu ook Koppers in Nederland is gevestigd volgt uit artikel 5 Rome I dat op de overeenkomst Nederlands recht van toepassing is.
beoordeling ten gronde
4.3.
Het gaat in deze procedure om de vraag of Koppers gehouden is de extra kosten te voldoen die VOTG stelt te hebben gemaakt voor het verwijderen van vlekken uit de voor het vervoer van de naftaleen gebruikte tanks.
Uit de door VOTG overgelegde stukken kan worden afgeleid dat haar onderaannemer die de tanks in de VS na gebruik ontvangt om deze schoon te maken, opgave heeft gedaan van een aanzienlijk aantal tanks met “brand” vlekken en dat zij die vlekken tegen de door haar opgeven kosten heeft verwijderd, waarna de tanks opnieuw moesten worden behandeld. Koppers heeft niet gemotiveerd betwist dat zij de offertes voor de betreffende werkzaamheden van VOTG heeft ontvangen. Evenmin heeft Koppers voldoende gemotiveerd betwist dat VOTG deze kosten heeft moeten maken om de vlekken te doen verwijderen.
Daarmee staat echter nog niet vast dat Koppers gehouden is deze kosten te betalen. Weliswaar heeft Koppers de betreffende offertes niet gemotiveerd verworpen, zij heeft evenmin de verschuldigdheid aanvaard. Uit de tussen partijen gevoerde correspondentie kan immers niet anders worden afgeleid dan dat Koppers van meet af aan gemotiveerd heeft betwist dat de schade aan haar is toe te rekenen.
4.4.
De overeenkomst geeft voor de aansprakelijkheid voor eventuele kosten geen regel. De bepaling dat de additionele kosten boven het in de overeenkomst uitgedrukte bedrag aan Koppers in rekening worden gebracht kan redelijkerwijze niet anders worden uitgelegd dan dat de kosten die voor rekening van Koppers behoren te komen tot het in de overeenkomst uitgedrukte bedrag in de prijs zijn inbegrepen, maar niet dat deze voor het overige een regeling bevat dat deze kosten onafhankelijk van de vraag wie ze heeft veroorzaakt voor rekening van Koppers komen.
Of Koppers gehouden is om de kosten voor het herstel van de tanks te betalen is daarom afhankelijk van de vraag wat de oorzaak is van de vlekken. VOTG gaat ervan uit dat de vlekken zijn ontstaan door de wijze waarop Koppers de tanks lost. In het bijzonder wijst VOTG op de mogelijkheid dat bij het lossen te hoge temperaturen worden gebruikt, die de beschadigingen aan de wand van de tank zouden verklaren.
Koppers heeft gemotiveerd betwist dat de door haar gebruikte temperatuur bij het lossen hoger is dan normaal en voorts gesteld dat bevestigd wordt dat de oorzaak van de vlekken niet bij haar ligt door de omstandigheid dat de vlekken bij eerdere gelijkelijk behandelde transporten niet, althans niet in de deze omvang, voorkwamen, en ook nadien, sinds Koppers het transport door een andere transporteur is gaan laten verzorgen niet meer, in deze omvang, voorkomen.
4.5.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ligt de bewijslast dat de vlekken in de tanks voor het herstel waarvan VOTG vergoeding vordert van Koppers worden veroorzaakt door een omstandigheid of door omstandigheden die aan Koppers is of zijn toe te reken, bij VOTG, nu zij de rechtsgevolgen van die stelling aan haar vordering ten grondslag legt.
De rechtbank zal haar tot dat bewijs toelaten.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat VOTG tot het bewijs dat de vlekken in de tanks voor het herstel waarvan zij vergoeding vordert zijn veroorzaakt door een omstandigheid of omstandigheden die aan Koppers is /zijn toe te rekenen,
5.2.
verwijst de zaak naar de rol van
20 april 2016waar VOTG kan mededelen of zij van de gelegenheid tot bewijslevering door
getuigengebruik zal maken en zo ja, met vermelding van het aantal getuigen alsmede met een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen in de eerstvolgende vier maanden, waarna een dag voor getuigenverhoor zal worden bepaald,
5.3.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. G.H. Marcus in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg 220,
5.4.
bepaalt dat indien VOTG het bewijs niet door getuigen wenst te leveren, maar door overlegging van
bewijsstukkenen/of door een ander bewijsmiddel, zij op dezelfde rolzitting een akte met dit doel zal kunnen nemen;
5.5.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2016. [1]

Voetnoten

1.type: