ECLI:NL:RBAMS:2016:9821

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
16 juni 2017
Zaaknummer
AMS 13/1423
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek van stichting Bits of Freedom over inzet van spyware door opsporingsdiensten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Bits of Freedom en de korpschef van politie over een verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De stichting had verzocht om documenten die betrekking hebben op de inzet van spyware door opsporingsdiensten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de korpschef van politie, bij het primaire besluit op het Wob-verzoek niet voldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde documenten niet openbaar konden worden gemaakt. De rechtbank heeft het bestreden besluit II vernietigd, omdat de motivering van de weigering tot openbaarmaking niet voldeed aan de eisen van de Wob. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de stichting, waarbij de ontbrekende factuur bij document 17 ook moet worden onderzocht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van openbaarmaking in dit geval niet opwegen tegen de belangen van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, maar dat de motivering van de verweerder tekortschiet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/1423

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 juli 2016 in de zaak tussen

de stichting Bits of Freedom, te Amsterdam, eiseres

(gemachtigden: R. Zenger en mr. A.G.M. Siedsma),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mrs. J.W.L. van Limbeek, J.C.M. Robbers en M. Zoetekauw).

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op een door eiseres gedaan verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 7 februari 2013 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 4 juni 2013 heeft eiseres de toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het onderzoek ter zitting op 5 maart 2015 is geschorst om verweerder onder meer in de gelegenheid te stellen een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen.
Bij besluit van 17 augustus 2015 (het bestreden besluit II) heeft verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar genomen, dat bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het primaire besluit gedeeltelijk herroepen.
Bij brief van 14 oktober 2015 heeft eiseres gereageerd op het bestreden besluit II.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 29 oktober 2015 en bij die gelegenheid andermaal geschorst.
Verweerder heeft daarna nog een aangepaste inventarislijst toegestuurd en een aantal nadere stukken met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) overgelegd, waarna eiseres een schriftelijke reactie heeft ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1. Bij brief van 5 januari 2012 heeft eiseres aan (het Korps Landelijke Politiediensten als één van de rechtsvoorgangers van) verweerder verzocht alle documenten openbaar te maken die betrekking hebben op spyware. Spyware is door eiseres omschreven als software die door opsporingsdiensten heimelijk geïnstalleerd kan worden op een digitaal apparaat van een verdachte en waarmee, al dan niet op afstand, toegang kan worden verkregen tot dit apparaat, gegevens van dit apparaat kunnen worden overgenomen en dit apparaat op afstand kan worden bestuurd. Eiseres heeft onder meer gevraagd om documenten over aanschaf, ontwikkeling, gebruik en feitelijke inzet van de spyware.
2. Bij het primaire besluit is op het Wob-verzoek van eiseres beslist. Er zijn drie documenten aangetroffen: een ambtsbericht van 6 december 2011 (document I), een brief van 3 januari 2011 (document II) en een ambtsbericht van 18 januari 2012 (document III). In het primaire besluit zijn deze documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt. Voor zover openbaarmaking is geweigerd, heeft verweerder daaraan het bepaalde in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob, artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c en e, van de Wob en artikel 11 van de Wob ten grondslag gelegd.
3. Bij het bestreden besluit I is het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
4. Het onderzoek ter zitting op 5 maart 2015 is geschorst. Daarbij is verweerder onder meer in de gelegenheid gesteld een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen en de vertrouwelijke stukken per document te voorzien van een aanduiding per alinea/zin/zinsdeel/passage welke weigeringsgrond(en) daarop van toepassing is/zijn.
5. Bij het bestreden besluit II heeft verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar genomen, dat bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het primaire besluit gedeeltelijk herroepen. Verweerder heeft meer informatie openbaar gemaakt uit de documenten I en III.
Daarnaast heeft verweerder - na nader onderzoek - meer documenten aangetroffen die betrekking hebben op de bestuurlijke aangelegenheid, te weten een ‘Verklaring van goedkeuring’ van 25 juli 2008 (document IV), een ‘Keuringsprotocol t.b.v. Besluit Technische Hulpmiddelen Sv.’ van 26 mei 2008 (document V) en 63 andere documenten die (in Arabische cijfers) zijn genummerd als 1 tot en met 63. De documenten IV en V zijn door verweerder openbaar gemaakt met uitzondering van daarin opgenomen persoonsgegevens. Van de documenten 1 tot en met 63 is openbaarmaking, hetzij integraal, hetzij gedeeltelijk, geweigerd. Daartoe heeft verweerder vier of meer van de volgende weigeringsgronden gehanteerd: artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wob, artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, c, d, e en g, van de Wob en artikel 11 van de Wob.
6. Bij brief van 15 oktober 2015 heeft verweerder ten aanzien van (passages in) meerdere documenten de toepasselijke weigeringsgronden aangevuld.
7. Voorafgaand aan de voortzetting van de behandeling ter zitting op 29 oktober 2015 heeft de rechtbank na toestemming van eiseres kennis genomen van een deel van de met toepassing van artikel 8:29 van de Awb overgelegde stukken. De behandeling ter zitting op 29 oktober 2015 is geschorst om verweerder onder meer in de gelegenheid te stellen een aangepaste inventarislijst over te leggen waarin ook een aanduiding van de documenten wordt gegeven.
8. Begin november 2015 heeft de rechtbank ter plaatse bij verweerder alle (tot op dat moment bekende) vertrouwelijke stukken ingezien.
9. Bij brief van 10 november 2015 heeft verweerder een nader stuk (document 59A) met toepassing van artikel 8:29 van de Awb aan de inventarislijst van vertrouwelijke stukken toegevoegd. Bij brief van 12 november 2015 heeft verweerder de motivering gewijzigd van de weigering om enkele passages uit de bijlage bij document III openbaar te maken. Daarnaast heeft verweerder bij de brief van 12 november 2015 een aangepaste inventarislijst gevoegd.
10. De rechtbank heeft bij brief van 20 november 2015 aan verweerder meegedeeld dat ook de aangepaste inventarislijst niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, omdat zelfs een globale aanduiding van de documenten (nog steeds) ontbreekt. Verder heeft de rechtbank meegedeeld dat zij na kennisname van de vertrouwelijke stukken uit de inhoud daarvan afleidt dat er mogelijk meer stukken zijn dan de in de inventarislijst genoemde documenten. Daarnaast bevinden zich onder de vertrouwelijke stukken een aantal niet-getekende of niet-geparafeerde documenten, hetgeen de vraag oproept of verweerder ook beschikt over de getekende of geparafeerde documenten. Verweerder is daarom verzocht na te gaan of er meer op de bestuurlijke aangelegenheid betrekking hebbende stukken zijn.
11. Bij brief van 2 december 2015 heeft verweerder een aangepaste inventarislijst toegezonden.
12. Bij brief van 12 januari 2016 heeft verweerder meegedeeld dat uit nader archiefonderzoek naar voren is gekomen dat zich bij hem documenten berusten die niet zijn opgenomen in de inventarislijst. Deze stukken zijn door verweerder genummerd als 49A, 51A, 52A tot en met 52N, 53A tot en met 53F en 55A. Ook ten aanzien van deze documenten is artikel 8:29 van de Awb toegepast.
13. Bij (tweede) brief van 12 januari 2016 heeft verweerder een andermaal aangepaste inventarislijst d.d. 1 januari 2016 toegestuurd waarin ook de hiervoor genoemde nader aangetroffen documenten zijn opgenomen. Verder heeft verweerder toegelicht dat daarnaast dertien documenten, die bij verweerder behoren te berusten, ontbreken en dat, voor zover op verweerder een vergaarplicht rust, hij navraag zal doen bij het daarvoor in aanmerking komende bestuursorgaan.
14. Bij brief van 20 januari 2016 heeft verweerder de uitkomsten meegedeeld van de navraag die is gedaan bij andere bestuursorganen over de dertien ontbrekende documenten.
15. Bij brief van 15 juni 2016 heeft eiseres schriftelijk gereageerd en zich onder meer op het standpunt gesteld dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de aanwezigheid van één ontbrekend document.
16. Na toestemming van eiseres heeft de rechtbank tenslotte ook kennis genomen van de nader door verweerder vertrouwelijk overgelegde stukken.
Het beroep tegen het bestreden besluit I
17. Het bestreden besluit I heeft verweerder vervangen door het bestreden besluit II. Gelet hierop heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij een beoordeling van het bestreden besluit I. Eiseres zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat beroep. Wel ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Het beroep tegen het bestreden besluit II
18. Op grond van artikel 6:19 van de Awb wordt het beroep mede geacht te zijn gericht tegen het bestreden besluit II. De brieven van verweerder van 15 oktober 2015, 10 november 2015, 12 november 2015, 2 december 2015, 12 januari 2016 en 20 januari 2016 (zie hiervoor de overwegingen 6, 9 en 11 tot en met 14) vormen aanvullingen op en wijzigingen van het bestreden besluit II, zodat de rechtbank ook de inhoud van deze brieven op de voet van artikel 6:19 van de Awb bij de beoordeling zal betrekken. Dit geheel zal worden aangeduid als het bestreden besluit II.
19. Ter beoordeling ligt voor, kort gezegd, of verweerder heeft mogen weigeren de documenten over spyware, of een gedeelte van die documenten, openbaar te maken. De rechtbank zal hierna eerst de relevante wettelijke bepalingen weergeven, en daarna achtereenvolgens ingaan op de algemene beroepsgronden die door eiseres naar voren zijn gebracht. Dat zijn de weigering van verweerder tot openbaarmaking van (gedeelten van) de documenten I tot en met V en de weigering tot openbaarmaking van (gedeelten van) de documenten 1 tot en met 63.
20. Eiseres heeft tijdens de zitting op 29 oktober 2015 erkend dat in een eerder besluit van verweerder van 9 juli 2014 is beslist op een verzoek tot het openbaar maken van de centrale registratie van (individuele) keuringsrapporten. Eiseres heeft meegedeeld te accepteren dat stukken over de centrale registratie van dergelijke keuringsrapporten in de onderhavige procedure niet aan de orde zijn.
Het wettelijk kader
21. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit:
(…)
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- of fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
(…).
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
(…)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wob wordt, in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c, van de Wob wordt onder intern beraad verstaan: het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder f, wordt onder persoonlijke beleidsopvatting verstaan: een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten.
De algemene beroepsgronden
22. Eiseres heeft verder aanvankelijk – en naar inmiddels is gebleken: terecht – aangevoerd dat onder verweerder vermoedelijk meer documenten berusten dan door verweerder is aangegeven. Uit nader onderzoek door verweerder is naar voren gekomen dat hij over meer documenten beschikt die betrekking hebben op de bestuurlijke aangelegenheid spyware. Inmiddels is niet meer in geschil dat niet meer documenten over de bestuurlijke aangelegenheid spyware onder verweerder berusten dan de documenten I tot en met V en de documenten 1 tot en met 63 zoals vermeld in de meest recente inventarislijst van 1 januari 2016.
23. Verweerder heeft erkend dat er daarnaast een dertiental documenten zijn die niet (meer) bij verweerder berusten, terwijl deze wel bij verweerder hadden behoren te berusten. Dit betreft de documenten die zijn vermeld op de tabel die als bijlage is gevoegd bij de brief van 20 januari 2016. Eén van deze ontbrekende documenten is een factuur bij document 17. Verweerder heeft verklaard dat op dit punt sprake is van een vergaarplicht, maar dat navraag bij de Raad van Hoofdcommissarissen (RvHC) niet mogelijk is vanwege opheffing daarvan.
24. Met eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende inspanningen heeft verricht om het ontbrekende document te achterhalen. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de omstandigheid dat de RvHC inmiddels is opgeheven het uitblijven van verdere inspanningen niet rechtvaardigt, omdat in dit geval ook nog andere inspanningen kunnen worden verricht. Verweerder had moeten nagaan waar de documenten die voorheen bij de RvHC berustten, na de opheffing van de RvHC nu berusten, te meer omdat de RvHC onderdeel uitmaakte van dezelfde organisatie als verweerder. Nu verweerder dit heeft nagelaten en daarvoor geen enkele motivering heeft verschaft, betekent dit dat op dit punt het bestreden besluit II moet worden vernietigd en dat verweerder op dit punt een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen. Verweerder zal alsnog het vereiste onderzoek moeten verrichten.
25. Over de (gedeeltelijke) weigering tot openbaarmaking van de documenten I tot en met V en 1 tot en met 63 heeft eiseres aangevoerd dat openbaarmaking van informatie over spyware belangrijk is, omdat enerzijds de inzet van spyware een grote inbreuk maakt op grondrechten van burgers, terwijl anderzijds grote vraagtekens zijn te plaatsen bij de rechtmatigheid van die inzet. Meer openheid over de inzet van spyware als opsporingsmiddel is dringend noodzakelijk. Dit is een element dat moet worden betrokken in de belangenafweging. De rechtbank dient die belangenafweging bovendien vol te toetsen, aldus eiseres.
26. De rechtbank stelt voorop dat de vraag naar de rechtmatigheid van de inzet van spyware als opsporingsmiddel in deze procedure niet ter beoordeling voorligt. Uitsluitend wordt beoordeeld of verweerder heeft mogen weigeren de gevraagde informatie openbaar te maken. Bij de te verrichten belangenafweging wordt het algemene of publieke belang bij openbaarmaking van de gevraagde informatie afgezet tegen de door de weigeringsgronden te beschermen belangen. Het recht op openbaarmaking op grond van de Wob dient uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering. Aan een belang van de verzoeker wordt in deze belangenafweging geen waarde toegekend. De stelling van eiseres dat grondrechten worden geschonden bij de inzet van spyware komt er in wezen op neer dat eiseres wil dat de stukken openbaar worden gemaakt om ook te kunnen controleren of ten aanzien van de bestuurlijke aangelegenheid spyware sprake is van een goede en democratische bestuursvoering. Dit betekent echter niet dat dit een belang is dat afzonderlijk in de in het kader van de Wob te verrichten afweging tussen het algemene of publieke belang bij openbaarmaking en de door de weigeringsgronden te beschermen belangen moet worden betrokken. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1246).
27. De vraag of een door een weigeringsgrond te beschermen belang zich voordoet, dient door de rechter integraal te worden beoordeeld. De rechterlijke toetsing van het bestuurlijk oordeel over de vraag of het openbaarheidsbelang meer of minder zwaar weegt dan de andere in de Wob genoemde belangen, wijkt niet af van de redelijkheidstoetsing overeenkomstig artikel 3:4, tweede lid, van de Awb, zodat de rechtbank die belangenafweging terughoudend toetst. Bij die toetsing dient overigens het uitgangspunt van de Wob - openbaarheid is regel - zwaar te wegen. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 16 februari 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP4706).
28. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat verweerder zijn beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd. In beginsel moet per document of per onderdeel daarvan worden gemotiveerd dat de belangen die zich tegen openbaarmaking verzetten, zwaarder wegen dan het vooronderstelde belang van openbaarheid. Door het nalaten van een motivering per document of per onderdeel daarvan is het besluit onvoldoende gemotiveerd, aldus eiseres.
29. De rechtbank overweegt dat, hoewel in beginsel per document of onderdeel daarvan moet worden gemotiveerd op welke grond openbaarmaking daarvan achterwege wordt gelaten, daarvan onder omstandigheden kan worden afgezien als dat zou leiden tot herhalingen die geen redelijk doel dienen. Verwezen wordt naar bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM2629). Verweerders motivering van de weigeringsgronden, zo begrijpt de rechtbank, is voor elk van de documenten en de onderdelen daarvan hetzelfde. Gelet hierop heeft verweerder er naar het oordeel van de rechtbank voor kunnen kiezen één algemene motivering per gehanteerde weigeringsgrond te geven, nu een motivering per (onderdeel van een) document zou leiden tot een herhaling die geen redelijk doel dient. De enkele omstandigheid dat verweerder heeft volstaan met een algemene motivering in plaats van een motivering per (onderdeel van een) document, leidt er daarom niet toe dat aan het bestreden besluit II een motiveringsgebrek kleeft. Deze beroepsgrond slaagt niet. Of de gegeven motivering de weigering tot openbaarmaking in alle gevallen kan dragen, zal de rechtbank hierna beoordelen.
De documenten I tot en met V
30. De documenten I tot en met V (behalve de bijlage bij document III) zijn in het bestreden besluit II openbaar gemaakt met uitzondering van daarin opgenomen namen en contactgegevens van behandelend ambtenaren en de handtekeningen van de ondertekenaars van die documenten. Verweerder heeft aan de weigering om deze gegevens openbaar te maken artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob (eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) ten grondslag gelegd.
31. Eiseres heeft desgevraagd ter zitting van 29 oktober 2015 meegedeeld dat zij het toepassen van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob niet langer bestrijdt en dat de rechtbank hier niet over hoeft te oordelen. De rechtbank stelt daarmee vast dat de wijze waarop verweerder de documenten I tot en met V openbaar heeft gemaakt, niet in geschil is, met uitzondering van de bijlage bij document III.
32. De bijlage bij document III bevat informatieverschaffing van de waarnemend korpschef aan verweerder over spionagesoftware naar aanleiding van over dit onderwerp gestelde Kamervragen. Openbaarmaking van de antwoorden op de vragen 1 en 2B en een gedeelte van het antwoord op vraag 2A is door verweerder geweigerd op grond van artikel
10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob, artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c en d, van de Wob, alsmede artikel 11 van de Wob.
33. De rechtbank ziet aanleiding eerst in te gaan op de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob (de opsporing en vervolging van strafbare feiten).
34. Ter motivering van deze weigeringsgrond heeft verweerder het volgende gesteld. De betreffende passages bevatten informatie die inzicht zou kunnen geven in het gebruik, de techniek en de technische (on)mogelijkheden van de spyware, alsmede het kennisniveau van de dienst ten aanzien van dit soort technische hulpmiddelen. Informatie over welke specifieke producten de politie beschikt, alsmede informatie over de (wijze van) inzet van die middelen vormt een onaanvaardbaar risico. Openbaarmaking zou het werk van de opsporingsdiensten ernstig kunnen bemoeilijken of frustreren, doordat kwaadwillenden dan doelgerichte criminele detectie- en contramaatregelen kunnen nemen. Dit kan er toe leiden dat de technische hulpmiddelen niet meer effectief kunnen worden ingezet.
35. De rechtbank overweegt als volgt. Spyware omvat de ten behoeve van de opsporing beschikbare technische hulpmiddelen voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Na kennisneming van de vertrouwelijke stukken is de rechtbank van oordeel dat sprake is van tactische en strategische informatie over spyware als technisch hulpmiddel. De informatie geeft inzicht in onder meer de (technische) werking, de manier waarop en de voorwaarden waaronder spyware als technisch hulpmiddel wordt ingezet en wat de (technische) (on)mogelijkheden zijn. Gelet hierop heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat openbaarmaking daarvan het toekomstig optreden van de politie ernstig zou kunnen bemoeilijken en de opsporing en vervolging van strafbare feiten zou kunnen frustreren. Gelet op de aard en inhoud van de informatie heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van openbaarmaking in dit geval niet opweegt tegen het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten.
36. Dit betekent dat verweerder heeft mogen weigeren om de betreffende informatie in de bijlage bij document III openbaar te maken op grond van het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De overige door verweerder toegepaste weigeringsgronden kunnen daarom onbesproken blijven.
De documenten 1 tot en met 63
37. Openbaarmaking van (gedeelten van) de documenten 1 tot en met 63 is geweigerd met toepassing van vijf of meer van de volgende weigeringsgronden: artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wob, artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, c, d, e en g, van de Wob en artikel 11 van de Wob. Voor zover eiseres zich op het standpunt heeft gesteld dat het niet is toegestaan dat verweerder hangende het beroep ten aanzien van enkele documenten de gehanteerde weigeringsgronden heeft aangevuld, volgt de rechtbank eiseres hierin niet.
38. Gelet op de verklaring ter zitting op 29 oktober 2015 van eiseres bestrijdt zij niet (langer) het toepassen van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob (eerbiediging persoonlijke levenssfeer). Daarmee is niet langer in geschil dat verweerder de passages in de documenten 1 tot en met 63, waarop hij (mede) deze weigeringsgrond heeft toegepast, heeft mogen weigeren openbaar te maken.
39. Dat betekent voor de verdere beoordeling en de hierna volgende overwegingen dat de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob onbesproken kan blijven. Voor zover de rechtbank in de navolgende overwegingen verwijst naar de (overige) informatie in de documenten wordt daarmee dus alle informatie bedoeld met uitzondering van de informatie die met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob is geweigerd en voor zover de rechtbank verwijst naar de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden worden daarmee bedoeld alle weigeringsgronden met uitzondering van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob.
40. Verweerder heeft zich primair en meest verstrekkend op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob (veiligheid van de Staat) van toepassing is op (alle passages in) de documenten 1 tot en met 63, voor zover openbaarmaking is geweigerd. Hoewel uit de inventarislijst van 1 januari 2016 blijkt dat deze weigeringsgrond niet is toegepast op de documenten 8 en 11, begrijpt de rechtbank het standpunt van verweerder zo dat hij ook voor deze documenten de veiligheid van de Staat als primaire weigeringsgrond wenst te hanteren. Gelet hierop zal de rechtbank deze weigeringsgrond als eerste bespreken.
41. Ter motivering heeft verweerder in dit verband het volgende gesteld. Voor de uitleg van het begrip veiligheid van de Staat moet aansluiting worden gezocht bij artikel 7, tweede lid, van de Wet op inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Veiligheid van de Staat betreft onder meer de bescherming van de openbare orde en de democratische rechtsorde. Gegevens die de veiligheid van de Staat in gevaar brengen, moeten te allen tijde geheim blijven. De documenten bevatten informatie die inzicht zou kunnen geven in het gebruik, de techniek, de operationele inzetbaarheid en de technische (on)mogelijkheden van de spyware, alsmede het kennisniveau van de opsporingsdiensten ten aanzien van dit soort technische hulpmiddelen. Informatie over welke specifieke producten en software de politie beschikt, alsmede informatie over de inzet van die technische hulpmiddelen vormt een onaanvaardbaar risico. Spyware wordt slechts ingezet bij een misdrijf dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Openbaarmaking zou het werk van de opsporingsdiensten ernstig kunnen bemoeilijken of frustreren, doordat kwaadwillenden dan doelgerichte criminele detectie- en contramaatregelen kunnen nemen. Dit kan er toe leiden dat de technische hulpmiddelen niet meer effectief kunnen worden ingezet. Dit gaat ten koste van een goed functioneren van de politie en de daadwerkelijke handhaving van rechtsorde, welke tot de veiligheid van de Staat in betrekking staan. Ook zouden kwaadwillenden digitale aanvallen kunnen uitvoeren op de infrastructuur van de overheid. Dit zou de democratische rechtsorde of de openbare orde ernstig kunnen verstoren. Verweerder heeft er verder op gewezen dat in een strafrechtelijke procedure het technische hulpmiddel niet hoeft te worden beschreven. Indien deze afscherming via de Wob ongedaan zou worden gemaakt, worden daarmee de bescherming van de belangen van het strafvorderlijke systeem teniet gedaan.
42. Eiseres bestrijdt dat verweerder zich op de weigeringsgrond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob kan beroepen. Niet valt in te zien hoe publicatie van documenten over de omvang van de inzet van spyware de veiligheid van de Staat en/of belang van opsporing zou kunnen schaden. Dit blijkt ook uit feit dat cijfers over het opnemen van vertrouwelijke telecommunicatie op grond van artikel 126m Wetboek van Strafvordering gewoon worden gepubliceerd. Hetzelfde dient te gelden voor de omvang van de inzet van spyware, aldus eiseres.
43. De rechtbank overweegt als volgt. Voor het al dan niet van toepassing zijn van de uitzonderingsgrond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob is niet beslissend of de informatie in betrekking staat of heeft gestaan tot de veiligheid van de Staat, maar noodzakelijk is dat de veiligheid van de Staat door het verstrekken van de informatie kan worden geschaad. Ter zitting heeft verweerder naar voren gebracht dat met name van belang is dat het beramen of plegen van strafbare feiten de rechtsorde binnen de democratische rechtsstaat aantast en dat daardoor ook de veiligheid van de Staat in het geding is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de belangen van strafrechtelijke handhaving niet zonder meer te scharen onder het begrip veiligheid van de Staat. De betreffende informatie moet betrekking hebben op strafbare feiten die de veiligheid van de Staat kunnen raken. Dat laatste is in dit geval niet aannemelijk geworden. Dat een strafbaar feit van invloed is op de handhaving van de rechtsorde betekent, anders dan verweerder meent, nog niet dat daarmee ook de veiligheid van de Staat in het geding is. Gelet op aard en inhoud van de vertrouwelijke informatie kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat openbaarmaking daarvan de veiligheid van de Staat kan schaden. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de in deze zaak door verweerder met toepassing van artikel 8:29 van de Awb overgelegde informatie betrekking heeft op algemene informatie over spyware als technisch hulpmiddel dat kan worden ingezet in strafrechtelijke onderzoeken, maar geen betrekking heeft op verdenking van specifieke strafbare feiten of de inzet van spyware in specifieke zaken. Hieruit volgt dat verweerder ten onrechte de grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob heeft toegepast. De hiertegen gerichte beroepsgrond slaagt.
44. De rechtbank stelt vast dat openbaarmaking van geen van de (passages in de) documenten 1 tot en met 63 uitsluitend op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob is geweigerd. Voor de vraag of verweerder openbaarmaking achterwege heeft mogen laten, zullen daarom hierna de andere door verweerder gehanteerde weigeringsgronden worden beoordeeld.
45. Hierna zal eerst per weigeringsgrond de (algemene) motivering van verweerder worden weergegeven.
46. Ter motivering van de weigeringsgrond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob (bedrijfs- en fabricagegegevens) heeft verweerder, samengevat, het volgende gesteld. De documenten bevatten concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie die vertrouwelijk aan de overheid is meegedeeld, waaronder de schriftelijke vastlegging van tussen partijen gemaakte afspraken. Ook bevatten de documenten passages die verwijzen naar gegevens waaruit wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid met betrekking tot de technische en financiële bedrijfsvoering, het productieproces, de afzet van producten en de kring van afnemers. De betreffende ondernemingen zijn gespecialiseerd in het opstellen van dit soort software, waarvoor zeer specifieke kennis nodig is. Openbaarmaking zou ertoe leiden dat derden inzicht krijgen in de expertise, wijze van bedrijfsvoering en vervaardiging van de software.
47. Ter motivering van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob (economische of financiële belangen van de Staat) heeft verweerder, samengevat, het volgende gesteld. Openbaarmaking van de financiële gegevens kan financiële schade opleveren en de onderhandelingspositie van de overheid zodanig ondermijnen dat toekomstige contracten niet of onder nadeliger condities tot stand kunnen komen. Indien anderen op de hoogte raken van de ins en outs van de overeenkomst wordt daarmee de onderhandelingspositie van de overheid aangetast en die van andere partijen versterkt.
48. De motivering van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob (opsporings- en vervolgingsbelang) is reeds weergegeven in rechtsoverweging 34, waarnaar de rechtbank kortheidshalve verwijst.
49. Ter motivering van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob (inspectie, controle en toezicht) heeft verweerder, samengevat, het volgende gesteld. De politie moet haar wettelijke taak binnen een zekere mate van geheimhouding kunnen uitvoeren en haar digitale werkwijze en actuele kennisniveau in beginsel geheim kunnen houden. Bij openbaarmaking komen de doeleinden in het stelsel van inspectie, toezicht en controle in gevaar, hetgeen ten koste gaat van het goed functioneren van de politie en de interne veiligheid van de Staat.
50. Ter motivering van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob (onevenredige bevoordeling of benadeling) heeft verweerder, samengevat, het volgende gesteld. Openbaarmaking leidt tot onevenredige benadeling van de Staat en onaanvaardbare (internationale) veiligheidsrisico’s. Voorzienbaar is dat door kwaadwillenden misbruik zal worden gemaakt van de informatie door de software en digitale infrastructuur van de politie digitaal aan te vallen en te hacken. Openbaarmaking van de naam van de betrokken ondernemingen kan daarnaast leiden tot onevenredige benadeling van die ondernemingen, in die zin dat zij kunnen worden getroffen door reacties, zoals digitale aanvallen. Gerichte aanvallen kunnen tot gevolg hebben dat de software niet meer adequaat door de politie kan worden ingezet.
51. Ter motivering van de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob (intern beraad) heeft verweerder, samengevat, het volgende gesteld. De documenten zijn opgesteld voor gebruik binnen de kring van politie en justitie met de bedoeling deze voor (toekomstige) strategische of operationele besluitvormingsprocessen of interne oordeelsvorming te bezigen. De documenten zijn bestemd voor interne beraadslaging en daarin zijn persoonlijke beleidsopvattingen vervat. Vanwege onder meer de verwevenheid van feiten en opvattingen is het weglakken van specifieke onderdelen niet mogelijk. Openbaarmaking zou ook de relaties tussen de betrokken bestuursorganen onder druk kunnen zetten. Er is van afgezien om informatie over de persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm te verstrekken.
52. Aan de hand van de door verweerder gegeven motivering en in aanmerking genomen de aard en inhoud van de niet-openbaar gemaakte informatie komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
53. Openbaarmaking van de (weggelakte) informatie in de
documenten 3, 9, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 27, 28, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 40, 41, 44, 45, 47, 48, 51, 51A, 52D, 52E, 52G en 63heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. Openbaarmaking van de informatie in
document 55Aheeft verweerder mogen weigeren op grond van – afhankelijk van de passage – artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en/of c, van de Wob. Daarnaast heeft verweerder openbaarmaking van de (weggelakte) informatie in de
documenten 13, 20, 52A, 52B, 52C, 56, 57, 58, 59, 61 en 62mogen weigeren op grond van – afhankelijk van de passage(s) – hetzij artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob, hetzij artikel 11 van de Wob.
54. De rechtbank overweegt hiertoe dat de betreffende informatie inzicht geeft in onder meer de (technische) werking, de manier waarop en de voorwaarden waaronder spyware als technisch hulpmiddel wordt ingezet en wat de (technische) (on)mogelijkheden zijn. Gelet hierop heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat openbaarmaking daarvan het toekomstig optreden van de politie ernstig zou kunnen bemoeilijken en de opsporing en vervolging van strafbare feiten zou kunnen frustreren. Gelet op de aard en inhoud van de informatie heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van openbaarmaking in dit geval niet opweegt tegen het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Over de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob, voor zover ingeroepen ten aanzien van de in de vorige rechtsoverweging genoemde documenten, stelt de rechtbank vast dat de betreffende informatie is opgenomen in documenten die bestemd zijn voor intern beraad en dat deze persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. Voor zover in die informatie ook sprake is van feitelijke gegevens, zijn deze dermate nauw met de persoonlijke beleidsopvattingen verweven, dat deze daarvan niet kunnen worden gescheiden. Daarom heeft verweerder zich mogen beroepen op artikel 11 van de Wob.
55. De beroepsgronden, voor zover gericht tegen de weigering tot openbaarmaking van de hiervoor in rechtsoverweging 53 genoemde documenten, slagen dus niet.
56. In de overige te bespreken documenten is naar het oordeel van de rechtbank zonder (deugdelijke) motivering openbaarmaking van informatie geweigerd.
57. In
document 1heeft verweerder openbaarmaking van de gehele tweede en derde alinea (“Het is” tot en met “dergelijk systeem.”) in die brief niet mogen weigeren. De tweede en derde alinea bevatten zodanig algemene informatie dat daarop geen van de aangevoerde weigeringsgronden van toepassing is. Voor het overige heeft verweerder openbaarmaking van de weggelakte informatie in document 1 mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
58. In
document 2heeft verweerder openbaarmaking van de gehele eerste alinea (“Het KLPD” tot en met “zogenaamde geheimhouding.”) in die brief niet mogen weigeren. Die alinea bevat zodanig algemene informatie dat daarop geen van de aangevoerde weigeringsgronden van toepassing is. Voor het overige heeft verweerder openbaarmaking van de weggelakte informatie in document 2 mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
59. In
document 4heeft verweerder openbaarmaking van de gehele eerste pagina/het voorblad, de gehele tweede pagina, de titel en de eerste regel op de derde pagina en de gehele vierde pagina niet mogen weigeren. Gelet op de aard van voornoemde informatie is daarop geen van de door verweerder toegepaste weigeringsgronden van toepassing. Voor het overige heeft verweerder openbaarmaking van de informatie in document 4 mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
60. In
document 5heeft verweerder openbaarmaking van de informatie tussen de titel en het kopje samenvatting op de eerste pagina (“De voortgangsrapportages” tot en met “(planning);”) niet mogen weigeren. Gelet op het algemene karakter van voornoemde informatie is daarop geen van de door verweerder toegepaste weigeringsgronden van toepassing. Voor het overige heeft verweerder openbaarmaking van de informatie in document 5 mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
61. In
document 6heeft verweerder uitsluitend de informatie op de derde pagina mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. Met betrekking tot de overige informatie in document 6 geldt dat deze niet op goede gronden is geweigerd. Zo kan ten aanzien van de informatie in de tweede regel op de eerste pagina/het voorblad de toegepaste weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob, geen stand houden. Op de eerste pagina/het voorblad kan de toegepaste weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob onderaan die pagina geen stand houden. De ten aanzien van de informatie op de vierde en de vijfde pagina toegepaste weigeringsgronden van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d en g, van de Wob kunnen evenmin stand houden. Met betrekking tot de (resterende) informatie op de eerste pagina/het voorblad, de tweede, vierde, vijfde en zesde pagina is daarnaast verzuimd enige weigeringsgrond toe te passen.
62. In
document 7heeft verweerder openbaarmaking van de eerste tot en met de vijfde pagina en de achttiende tot en met de tweeëntwintigste pagina niet mogen weigeren. Met betrekking tot een deel van de informatie op de eerste tot en met de vijfde pagina geldt dat de door verweerder toegepaste weigeringsgrond(en) van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wob en/of artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c en/of d en/of g, van de Wob en/of artikel 11 van de Wob geen stand kunnen houden en met betrekking tot het resterende deel van de informatie op de eerste tot en met de vijfde pagina en alle informatie op de achttiende tot en met de tweeëntwintigste pagina heeft verweerder verzuimd enige weigeringsgrond te hanteren. De op alle andere pagina’s in document 7 vermelde informatie (met inbegrip van de ongenummerde pagina tussen pagina twintig en eenentwintig) heeft verweerder met toepassing van hetzij artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob, hetzij artikel 11 van de Wob, mogen weigeren openbaar te maken.
63. In
document 8heeft verweerder openbaarmaking van de twee woorden op de eerste pagina/het voorblad, waarop de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob is toegepast, niet mogen weigeren. In die woorden kan geen persoonlijke beleidsopvatting worden gelezen. Daarnaast heeft verweerder voor de andere informatie op de eerste pagina/het voorblad, alsmede voor de informatie op de tiende, vijftiende en zeventiende pagina, verzuimd een weigeringsgrond toe te passen, zodat op dit punt sprake is van een motiveringsgebrek. De overige informatie in document 8 heeft verweerder met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob mogen weigeren openbaar te maken.
64. In
document 10heeft verweerder uitsluitend de informatie achter de twee gedachtestreepjes mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige informatie in document 10 niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
65. In
document 11is verzuimd om met betrekking tot de informatie op de negentiende en twintigste pagina een weigeringsgrond toe te passen, zodat op dit punt sprake is van een motiveringsgebrek. De beslissing om de fotografische afbeelding op de derde pagina niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de verweerder toegepaste weigeringsgronden. Dat geldt evenzeer daar waar deze zelfde afbeelding op de vierde tot en met de negende pagina staat. Voor het overige heeft verweerder openbaarmaking van de informatie in document 11 mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
66. In
document 12heeft verweerder uitsluitend de naam, adresgegevens, contactgegevens en het logo van de leverancier, de plaatsnamen en de gehele zesregelige alinea mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige informatie in document 12 niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
67. In
document 14heeft verweerder openbaarmaking van de informatie op de tweede pagina in de velden achter ‘kostenplaats’, ‘grootboekrekening’, ‘financieel advies’ en de informatie in het onderste weggelakte blok van de tweede pagina niet mogen weigeren. Op voornoemde informatie is geen van de aangevoerde weigeringsgronden van toepassing. Voor het overige heeft verweerder openbaarmaking van de weggelakte informatie in document 14 mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en/of c en/of g, van de Wob.
68. Openbaarmaking van de eerste pagina/het voorblad van
document 15heeft verweerder niet mogen weigeren, omdat de gehanteerde grond van artikel 11 van de Wob deze weigering niet kan dragen. Daarnaast is voor bepaalde informatie op de eerste pagina/het voorblad verzuimd om enige weigeringsgrond te hanteren, zodat in zoverre sprake is van een motiveringsgebrek. De informatie op de tweede pagina heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De informatie op de derde en vierde pagina heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob en/of artikel 11 van de Wob.
69. In
document 16heeft verweerder uitsluitend de naam, adres- en contactgegevens van de leverancier, de plaatsnamen en de gehele tweede en derde alinea mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige informatie in document 16 niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
70. Openbaarmaking van de informatie in
document 24heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob met uitzondering van de tekst die begint op de eerste pagina met de woorden “Naar aanleiding van” en die eindigt op de tweede pagina met de woorden “Met vriendelijke groet”. De weigering om vorenbedoelde tekst openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
71. Openbaarmaking van de weggelakte informatie in
document 25heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en/of c, van de Wob met uitzondering van de informatie halverwege de eerste pagina op de regel onder het kopje ‘Motivering’. De weigering om laatstbedoelde informatie openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
72. Openbaarmaking van de weggelakte informatie in
document 26heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en/of c, van de Wob met uitzondering van de informatie op eerste pagina op de vierde regel onder het kopje ‘Omschrijving’ en de informatie op eerste pagina op de regel onder het kopje ‘Motivering’. De weigering om deze informatie openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
73. In
document 29heeft verweerder mogen weigeren (telkens) de naam en adresgegevens van het bedrijf waarmee de overeenkomst is gesloten, openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. Openbaarmaking van de overige inhoud van document 29 heeft verweerder echter niet achterwege mogen laten; geen van de door verweerder toegepaste weigeringsgronden is daarvoor toereikend.
74. In
document 32heeft verweerder uitsluitend mogen weigeren (telkens) de naam van het bedrijf met wie wordt gecorrespondeerd, openbaar te maken op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob. Openbaarmaking van de overige inhoud van document 32 heeft verweerder echter niet achterwege mogen laten; geen van de door verweerder toegepaste weigeringsgronden is daarvoor toereikend.
75. Openbaarmaking van de informatie in
document 39heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob, behalve de volgende informatie: de eerste twee woorden in de eerste regel, de gehele achtste en negende regel en de disclaimer in de laatste alinea. Openbaarmaking van laatstbedoelde informatie had niet achterwege mogen worden gelaten, aangezien geen van de door verweerder toegepaste weigeringsgronden die beslissing kan dragen.
76. Openbaarmaking van de informatie in
document 42heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob met uitzondering van het eerste woord en de afbeelding op het voorblad. De weigering om laatstbedoelde informatie openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
77. Openbaarmaking van de informatie in
document 43heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob met uitzondering van een deel van het voorblad. Op het voorblad heeft verweerder uitsluitend de twee onder elkaar geplaatste woorden na het woord ‘leverancier’ mogen weigeren. Voor het overige kan de weigering om het voorblad openbaar te maken niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
78. In
document 46heeft verweerder niet mogen weigeren de eerste zin, die begint met ‘De’ en eindigt met ‘bijlage.’, en de laatste zin, die begint met ‘Mochten’ en eindigt met ‘wij.’, openbaar te maken met uitzondering van de naam van de derde partij die in die eerste zin wordt genoemd. Die naam en de overige informatie buiten de eerste en de laatste zin in document 46 heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
79. In
document 49heeft verweerder niet mogen weigeren om de informatie op de eerste pagina/het voorblad en de tweede pagina openbaar te maken. Deze weigering kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden. Openbaarmaking van de informatie op de derde tot en met de laatste pagina van document 49 heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
80. In
document 49Aheeft verweerder uitsluitend de naam, adres- en alle contactgegevens van de wederpartij met wie het contract is gesloten, mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige informatie in document 49a niet openbaar te maken, is onvoldoende gemotiveerd en kan daarom geen stand houden.
81. In
document 50heeft verweerder openbaarmaking van de volgende informatie niet mogen weigeren:
- op de tweede pagina: de aanhef van de brief die begint met “Monday” en eindigt met “to the attention of:”;
- op de derde pagina: de passage die begint met “Please” en eindigt met “Sincerely yours”;
- op de vierde pagina: op het midden van de pagina het vetgedrukte cijfer en de twee direct daarachter genoemde woorden;
- op de vijfde pagina: de datum, de adressering en de woorden in de grijs gearceerde balk in de tabellen;
- op de zesde pagina: de woorden in de grijs gearceerde balk in de tabellen;
- op de achttiende pagina: de titel en de inhoud van de tabellen;
- op de negentiende pagina: de titel en de inhoud van de tabel;
- op de twintigste pagina: het vetgedrukte cijfer en de twee direct daarachter genoemde woorden op het midden van de pagina.
De beslissing om voornoemde informatie niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden.
Openbaarmaking van de overige informatie in document 50 heeft verweerder mogen weigeren op grond van hetzij artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, hetzij artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
82. In
document 52heeft verweerder openbaarmaking van de volgende informatie niet mogen weigeren:
- op de tweede pagina: de aanhef van de brief die begint met “Tuesday” en eindigt met “to the attention of:”;
- op de derde pagina: de passage die begint met “Please” en eindigt met “Sincerely yours”;
- op de vierde pagina: op het midden van de pagina het vetgedrukte cijfer en de twee direct daarachter genoemde woorden;
- op de vijfde pagina: de datum, de adressering en de woorden in de grijs gearceerde balk in de tabellen;
- op de zesde pagina: de woorden in de grijs gearceerde balk in de tabellen;
- op de achttiende pagina: de titel en de inhoud van de tabellen;
- op de negentiende pagina: de titel en de inhoud van de tabel;
- op de twintigste pagina: het vetgedrukte cijfer en de twee direct daarachter genoemde woorden op het midden van de pagina.
De beslissing om voornoemde informatie niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden.
Openbaarmaking van de overige informatie in document 50 heeft verweerder mogen weigeren op grond van hetzij artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, hetzij artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
83. In
document 52Fheeft verweerder niet mogen weigeren om van de eerste alinea de laatste zin (die begint met “De aanschaf” en eindigt met “te geschieden.”) openbaar te maken. Deze weigering kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden. Openbaarmaking van de overige weggelakte informatie heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
84. In
document 52Hheeft verweerder openbaarmaking van de volgende informatie niet mogen weigeren:
- op de tweede pagina: de aanhef van de brief die begint met “April 20” en eindigt met “to the attention of:”, alsmede de afsluiting van de brief die begint met “Please find” tot en met “Sincerely yours”;
- op de derde pagina: op het midden van de pagina het vetgedrukte cijfer en de twee direct daarachter genoemde woorden;
- op de vierde pagina: de datum, de adressering en de woorden in de twee bovenste grijs gearceerde balken in de tabellen;
- op de vijfde pagina: de woorden in de grijs gearceerde balk in de tabel;
- op de zestiende pagina: de titel en de inhoud van de tabellen;
- op de zeventiende pagina: de titel en de inhoud van de tabel;
- op de achttiende pagina: het vetgedrukte cijfer en de twee direct daarachter genoemde woorden op het midden van de pagina.
De beslissing om voornoemde informatie niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden.
Openbaarmaking van de overige informatie in document 50 heeft verweerder mogen weigeren op grond van hetzij artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, hetzij artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
85. In
document 52Iheeft verweerder uitsluitend de naam van de wederpartij en diens vertegenwoordiger, de verschillende kenmerknummers en de twee bedragen in artikel 4.3 van de geheimhoudingsverklaring mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en/of c en/of g, van de Wob. De beslissing om de overige informatie in document 52I niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
86. In
document 52Jheeft verweerder openbaarmaking van de tekst op de eerste en de tweede pagina die begint (op de eerste pagina) met “We kindly” en die doorloopt tot en met “Sincerely yours” (op de tweede pagina) niet mogen weigeren, omdat hierop geen van de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden van toepassing kunnen worden geacht. Openbaarmaking van de overige informatie in document 52J heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en/of c en/of g, van de Wob.
87.
Document 52Kbestaat uit een e-mail (verzonden op 12 juni 2012, 13.10 uur) en een bijlage bij die e-mail. Of verweerder gedeeltelijke openbaarmaking van die e-mail heeft mogen weigeren, kan de rechtbank niet beoordelen, omdat verweerder heeft verzuimd dit stuk met toepassing van artikel 8:29 van de Awb aan de rechtbank over te leggen. Gelet hierop moet de rechtbank constateren dat de gedeeltelijke weigering om de e-mail openbaar te maken, geen stand kan houden. De bijlage bij de e-mail heeft verweerder mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob met uitzondering van de (vetgedrukte) titel en de tweede alinea (die begint met “We further” en eindigt met “cycle activity”). De beslissing om voornoemde informatie niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden.
88.
Document 52Lbestaat uit een e-mail en een vier pagina’s tellende bijlage. In de e-mail heeft verweerder uitsluitend het daarin vermelde nummer en de percentages mogen weigeren openbaar te maken op grond van respectievelijk artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob. De beslissing om de overige weggelakte informatie in de e-mail niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
In de bijlage heeft verweerder op de eerste en derde pagina de volgende informatie niet mogen weigeren openbaar te maken:
- op de eerste pagina: de tekst vanaf “Delivery address:” tot en met het eind van de tekst op de eerste pagina;
- op de derde pagina: de datum, de eerste drie alinea’s (“Special conditions” tot en met “giving reasons.”) en de laatste alinea (“The supplier” tot en met “this order.”).
De overige informatie op de eerste pagina van de bijlage heeft verweerder met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob mogen weigeren openbaar te maken. De overige informatie op de derde pagina van de bijlage heeft verweerder met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob mogen weigeren openbaar te maken.
Op de tweede pagina van de bijlage heeft verweerder uitsluitend de nummers en bedragen mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b en g, van de Wob. Op de vierde pagina van de bijlage heeft verweerder uitsluitend het ordernummer mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. De beslissing om de overige informatie op de tweede en vierde pagina van de bijlage niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
89. In
document 52Mheeft verweerder uitsluitend de naam van de leverancier in de onderwerpregel mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige weggelakte informatie in document 52M niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
90. In
document 52Nheeft verweerder uitsluitend de cijfers in de bovenste regel en de naam van de leverancier in de onderwerpregel mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige weggelakte informatie in document 52N niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
91. In
document 53heeft verweerder uitsluitend de naam en adresgegevens van de leverancier, de naam van de producten en de projectreferentie mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige informatie in document 53 niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
92. In
document 53Aheeft verweerder uitsluitend de naam en het logo van de leverancier/afzender mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige informatie in document 53A niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
93. In
document 53Bheeft verweerder openbaarmaking van de volgende informatie niet mogen weigeren:
- op de eerste pagina: de datum, de adressering, de woorden in de grijs gearceerde balk in de tabel en de inhoud van de laatste twee kolommen van de tabel;
- op de tweede pagina: de inhoud van de laatste twee kolommen van de tabel;
- op de derde pagina: de inhoud van de laatste twee kolommen van de tabel en de regel die begint met “No. Of boxes:” alsmede de zes regels daaronder.
De beslissing om voornoemde informatie niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden.
Openbaarmaking van de overige informatie in document 53B heeft verweerder mogen weigeren op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob.
94. In
document 53Cheeft verweerder uitsluitend de naam en het nummer in de onderwerpregel en de naam van de leverancier in de tekst van de e-mail mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige weggelakte informatie in document 53C niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
95. In
document 53Dheeft verweerder uitsluitend de naam en het nummer in de onderwerpregel mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige weggelakte informatie in document 53D niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
96. In
document 53Eheeft verweerder uitsluitend de naam en het nummer in de onderwerpregel mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige weggelakte informatie in document 53E niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
97. In
document 53Fheeft verweerder uitsluitend de naam en cijfers in de bovenste regel, de naam en het nummer in de onderwerpregel en de naam van de leverancier in de tekst van de e-mail mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. De beslissing om de overige weggelakte informatie in document 53F niet openbaar te maken, kan niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
98. Over
document 54oordeelt de rechtbank als volgt. Op de eerste pagina (het voorblad) kan de beslissing om de twee woorden op de tweede regel niet openbaar te maken, niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden. Voor het overige mocht verweerder openbaarmaking van de informatie op de eerste pagina weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. Verder heeft verweerder uitsluitend op de derde pagina de naam, adresgegevens en website van de leverancier en de informatie onder 1.1, op de vierde pagina de informatie in de eerste, de tweede en de derde kolom van de tabel, op de vijfde tot en met de achtste pagina de informatie in de eerste en tweede kolom van de tabellen, alsmede op alle pagina’s het logo rechtsbovenin en de witte tekst in de zwarte balk onderaan mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. Voor het overige kan de weigering om de informatie op de tweede tot en met de negende pagina van document 54 openbaar te maken, niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
99. Over
document 55oordeelt de rechtbank als volgt. Op de eerste pagina (het voorblad) kan de beslissing om de twee woorden op de tweede regel niet openbaar te maken, niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden. Voor het overige mocht verweerder openbaarmaking van de informatie op de eerste pagina weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. Verder heeft verweerder uitsluitend op de derde pagina de naam, adresgegevens en website van de leverancier en de informatie onder 1.1, op de vierde pagina de informatie in de eerste, de tweede en de derde kolom van de eerste tabel en de informatie in de eerste en de tweede kolom van de tweede tabel, op de vijfde en de zesde pagina de informatie in de eerste en de tweede kolom van de tabellen, alsmede op alle pagina’s het logo rechtsbovenin en de witte tekst in de zwarte balk onderaan mogen weigeren openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. Voor het overige kan de weigering om de informatie op de tweede tot en met de zevende pagina van document 55 openbaar te maken, niet worden gedragen door de door verweerder toegepaste weigeringsgronden.
100. In
document 60heeft verweerder ten aanzien van het tegeltje op pagina 2 en ten aanzien van de laatste twee pagina’s van dat document verzuimd enige weigeringsgrond te hanteren, zodat sprake is van een motiveringsgebrek. Voor het overige heeft verweerder openbaarmaking van de informatie in document 60 mogen weigeren op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
Conclusie
101. Het beroep tegen het bestreden besluit II is gegrond. Het bestreden besluit II moet worden vernietigd, voor zover daarbij is geweigerd de in de rechtsoverwegingen 57 tot en met 100 vermelde informatie in de documenten 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 24, 25, 26, 29, 32, 39, 42, 43, 46, 49, 49A, 50, 52, 52F, 52H, 52I, 52J, 52K, 52L, 52M, 52N, 53, 53A, 53B, 53C, 53D, 53E, 53F, 54, 55 en 60 openbaar te maken en voor zover in het bestreden besluit is verzuimd om deugdelijk onderzoek te doen naar de ontbrekende factuur bij document 17.
102. De rechtbank draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van
deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar ten aanzien van de ontbrekende
factuur bij document 17 met inachtneming van deze uitspraak.
103. In het kader van een definitieve geschillenbeslechting ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb. Daartoe is redengevend dat, ondanks dat verweerder daartoe in deze procedure ruimschoots in de gelegenheid is gesteld, er niet in is geslaagd een deugdelijke motivering te geven voor de weigering vele documenten, danwel delen daarvan openbaar te maken. Dat betekent dat de rechtbank zal beslissen dat verweerder de onder rechtsoverweging 57 tot en met 100 genoemde informatie in de documenten 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 24, 25, 26, 29, 32, 39, 42, 43, 46, 49, 49A, 50, 52, 52F, 52H, 52I, 52J, 52K, 52L, 52M, 52N, 53, 53A, 53B, 53C, 53D, 53E, 53F, 54, 55 en 60 openbaar maakt.
104. Aangezien het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond is, alsook gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 17, zal de rechtbank verweerder opdragen het griffierecht aan eiseres te vergoeden.
105. Voor het toekennen van een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding. Hiertoe is van belang dat eiseres in reactie op de twee uitspraken (met zaaknummers AMS 13/1809 en AMS 13/2724) van deze rechtbank van 24 december 2015 heeft laten weten geen kosten voor rechtsbijstand te hebben gemaakt. Aangezien ook in de onderhavige zaak namens eiseres door dezelfde gemachtigden is opgetreden, begrijpt de rechtbank hieruit dat eiseres in deze zaak geen kosten voor rechtsbijstand heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar beroep tegen het bestreden besluit I;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II, voor zover daarbij is geweigerd de in de rechtsoverwegingen 57 tot en met 100 vermelde informatie in de documenten 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 24, 25, 26, 29, 32, 39, 42, 43, 46, 49, 49A, 50, 52, 52F, 52H, 52I, 52J, 52K, 52L, 52M, 52N, 53, 53A, 53B, 53C, 53D, 53E, 53F, 54, 55 en 60 openbaar te maken en voor zover in het bestreden besluit is verzuimd om deugdelijk onderzoek te doen naar de ontbrekende factuur bij document 17;
- draagt verweerder op om binnen acht weken de in rechtsoverweging 57 tot en met 100 genoemde informatie in de documenten 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 24, 25, 26, 29, 32, 39, 42, 43, 46, 49, 49A, 50, 52, 52F, 52H, 52I, 52J, 52K, 52L, 52M, 52N, 53, 53A, 53B, 53C, 53D, 53E, 53F, 54, 55 en 60 openbaar te maken en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar ten aanzien van de ontbrekende factuur bij document 17 met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 318,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.P.J. de Graaf, voorzitter, en mrs. L.C. Bachrach en J.T. Kruis, leden, in aanwezigheid van mr. V. Heijman, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2016.
griffier
voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.