ECLI:NL:RBAMS:2016:9801

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
13/702730-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met deels voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 24 september 2016 te Amsterdam, waar de verdachte het slachtoffer, terwijl deze roerloos op de grond lag, meermalen heeft getrapt en gestompt. De rechtbank heeft op 16 december 2016 uitspraak gedaan na een zitting op 2 december 2016, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 18 maanden had geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 69 dagen, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 111 dagen, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft spijt betuigd en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor bijzondere voorwaarden, gezien het lage recidiverisico voor geweldsdelicten. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/702730-16
Datum uitspraak: 16 december 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [gba-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E. Bruijn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
primair:
hij op of omstreeks 24 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, al dan niet terwijl die [slachtoffer] , roerloos en/of bewegingsloos en/of bewusteloos, in elk geval in een kwetsbare positie op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de nek, in elk geval op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft getrapt en/op geschopt en/of gestampt en/of gestompt en/of geslagen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, al dan niet terwijl die [slachtoffer] , roerloos en/of bewegingsloos en/of bewusteloos, in elk geval in een kwetsbare positie op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de nek, in elk geval op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , heeft getrapt en/op geschopt en/of gestampt en/of gestompt en/of geslagen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 24 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht), (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag), slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de nek, in elk geval op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft gestompt en getrapt, terwijl deze bewegingsloos op de grond lag en op diens hoofd en nek heeft gestampt. Het dossier bevat echter te weinig informatie over waar en hoe hard [slachtoffer] is geraakt en het daaruit eventueel voortgevloeide letsel om te kunnen constateren dat er een aanmerkelijke kans was dat [slachtoffer] daardoor om het leven zou komen. Uit de bevindingen van de verbalisanten blijkt dat het handelen van verdachte een diepe indruk op hen heeft gemaakt en dat zij afzonderlijk van elkaar hebben overwogen om hun vuurwapen te trekken vanwege de hevigheid van het door verdachte uitgeoefende geweld. Het kan echter niet worden uitgesloten dat het handelen van verdachte ernstiger leek dan in werkelijkheid het geval was. Voor zover er iets bekend is geworden over het letsel van het slachtoffer, lijkt dit immers mee te vallen. Gelet hierop dient verdachte, anders dan door de officier van justitie is betoogd, maar conform het verweer van de verdediging, te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Door [slachtoffer] meermalen tegen diens hoofd te stompen en te trappen en op diens hoofd en nek te stampen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht het
subsidiairten laste gelegde bewezen, te weten dat verdachte:
op 24 september 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer] roerloos en bewegingsloos en bewusteloos, in elk geval in een kwetsbare positie op de grond lag, tegen het hoofd en de nek van voornoemde [slachtoffer] , heeft getrapt en gestampt en gestompt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren), met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft geprobeerd om een vriend zwaar te mishandelen. Hij heeft na een avond
c.q. nachtstappen met bekenden, waarbij door verdachte volgens zijn eigen verklaring, afgelegd ter terechtzitting, stevig is gedronken, een vriend met handen en voeten afgetuigd en is daarmee doorgegaan ook toen deze weerloos op de grond lag. Verdachte heeft hiermee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de persoonlijke en fysieke integriteit van het slachtoffer.
Uit het strafblad van verdachte d.d. 4 november 2016 blijkt dat hij al eerder is veroordeeld voor strafbare feiten die gerelateerd zijn aan het gebruik van alcohol. Voor de reclassering is dit – onder meer – reden geweest om te adviseren een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding voor het opleggen van bijzondere voorwaarden; verdachte is niet eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en met de reclassering wordt het recidiverisico voor geweldsdelicten laag ingeschat.
Voorts geldt dat verdachte ter terechtzitting zijn spijt heeft geuit en aannemelijk heeft gemaakt
aangetoondhet onaanvaardbare van zijn handelen in te zien.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het gebeurde niet als een poging tot doodslag kwalificeert, is er al met al reden om een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van 69 dagen. Om verdachte ervan te doordringen niet nogmaals – al dan niet onder invloed – in de fout te gaan, zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf, met algemene voorwaarden, opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het
primairten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het
subsidiairten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 111 (honderdelf) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.B. de Boer, voorzitter,
mrs. F. Wieland en W.M. van den Bergh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 december 2016.