12.2.De rechtbank is van oordeel dat verweerder de handgeschreven aantekeningen op enkele documenten ten onrechte heeft geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. Deze aantekeningen bevatten geen persoonlijke beleidsopvattingen. Ter zitting op 15 januari 2016 heeft verweerder nader toegelicht dat de aantekeningen zijn aangebracht ten behoeve van archivering van de stukken, maar dat verweerder deze evengoed niet openbaar wil maken. Verweerder stelt dat hij hiertoe ook niet gehouden is omdat deze aantekeningen niet onder het verzoek van eiser vallen. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen omdat de Wob ziet op documenten die openbaar moeten worden gemaakt tenzij sprake is van een weigeringsgrond. Nu de documenten binnen het verzoek van eiser vallen, moeten deze openbaar worden gemaakt, tenzij zich een weigeringsgrond voordoet. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat die zich ten aanzien van de handgeschreven aantekeningen voordoet. Ook in dit opzicht is het bestreden besluit II ondeugdelijk gemotiveerd, zodat ook deze grond slaagt.
13. Gezien hetgeen de rechtbank onder 11.4 en 12.2 heeft overwogen, wordt het beroep van eiser gegrond verklaard. Het bestreden besluit II zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder al meerdere malen door de rechtbank expliciet in de gelegenheid is gesteld om de gedeeltelijke weigering van de openbaarmaking afdoende te motiveren. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Verweerder dient in het nieuw te nemen besluit alsnog per onleesbaar gemaakte passage in de documenten te vermelden, bij voorkeur in de kantlijn, welke grond(en) aan de weigering ten grondslag is/zijn gelegd. De rechtbank geeft verweerder hierbij in overweging de weggelakte passages nog eens kritisch na te lezen en te bezien of delen van de tekst die nu zijn weggelakt niet alsnog openbaar kunnen worden gemaakt. De stukken gelezen hebbend, kan de rechtbank zich voorstellen dat met name de voor verweerder cruciale woorden en sommige delen van zinnen zouden kunnen worden weggelakt, maar dat in veel gevallen de rest van de alinea wel openbaar kan worden gemaakt.
14. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser met het instellen van het beroep heeft gemaakt. De proceskosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.240,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting, € 496,- per punt, wegingsfactor 1). Eiser heeft tevens verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de in bezwaar gemaakte kosten, omdat verweerder opnieuw op het bezwaar van eiser dient te beslissen.
15. Tevens dient verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.