ECLI:NL:RBAMS:2016:9381

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
13/684391-16, 13/701770-15 en 13/701116-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere winkeldiefstallen

Op 29 december 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1958 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De zaak betreft meerdere winkeldiefstallen, gepleegd in vereniging, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van kledingstukken en levensmiddelen bij verschillende winkels, waaronder Albert Heijn, H&M en Hema. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/684391-16, 13/701770-15 en 13/701116-15 zijn aangebracht, gevoegd behandeld. Tijdens de zitting op 15 december 2016 is het bewijs besproken, waarbij de officier van justitie de feiten wettig en overtuigend bewezen achtte, terwijl de verdediging zich op het standpunt stelde dat de verdachte goed meewerkte aan begeleiding en behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een neerwaartse spiraal bevond door persoonlijke omstandigheden, zoals het verlies van zijn woning en werk. De reclassering heeft geadviseerd om geen ISD-maatregel op te leggen, maar wel bijzondere voorwaarden te stellen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is een taakstraf van 100 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 50 dagen indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om mee te werken aan reclasseringstoezicht en begeleiding, en heeft de voorwaarden voor zijn gedrag tijdens de proeftijd vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT
VONNIS
Parketnummers: 13/684391-16 (zaak A), 13/701770-15 (zaak B) en 13/701116-15 (zaak C)
Datum uitspraak: 29 december 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
postadres [adres 1] , [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2016 en mede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting voor de politierechter van 26 januari 2015.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Smits en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.J. Römer naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A:
diefstal tezamen en in vereniging van kledingstukken ter waarde van € 360,- bij de H&M Rokin te Amsterdam op 9 augustus 2016;
diefstal tezamen en in vereniging van kledingstukken en levensmiddelen op 7 september 2016 te Utrecht bij de Hema, filiaal Steenweg ;
Zaak B:
diefstal tezamen en in vereniging van kledingstukken op 21 april 2015 te Hilversum , bij Perry sport;
diefstal tezamen en in vereniging van kledingstukken van Aktiesport e/o Scapino op 21 april 2015 te Hilversum ;
zaak C:
diefstal tezamen en in vereniging van kledingstukken en levensmiddelen bij de Albert Heijn aan het Diemerplein op 19 januari 2015 te Diemen .
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie gaat, gelet op de aangiftes in samenhang met de camerabeelden, uit van het medeplegen van alle tenlastegelegde diefstallen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de verklaringen en beelden in het dossier alle diefstallen bewezen kunnen worden verklaard en eveneens dat deze in vereniging hebben plaatsgevonden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Zaak A
1.
op 9 augustus 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kledingstukken (waarde totaal ongeveer 360 euro) toebehorende aan H&M (filiaal Rokin );
2.
op 7 september 2016 te Utrecht , tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen hemden en onderbroeken en smoothies en wraps en salades toebehorende aan Hema (filiaal Steenweg );
Zaak B
1.
op 21 april 2015 te Hilversum , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kledingstukken, toebehorende aan winkelbedrijf Perry Sport;
2.
op 21 april 2015 te Hilversum , tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kledingstukken toebehorende aan winkelbedrijf Aktiesport en/of Scapino;
Zaak C
op 19 januari 2015 te Diemen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kledingstukken (o.a. pyjama’s en ondergoed) en flessen port/wijn en een hoeveelheid levensmiddelen (o.a. garnalen, vis, kaas, aardappelen, vlees, knoflook toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Diemerplein ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 en 2, in zaak B onder 1 en 2 en in zaak C bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft aan de hand van pleitaantekeningen de persoonlijke omstandigheden van verdachte uiteengezet. Verdachte is in een neerwaartse spiraal geraakt door het stuklopen van zijn relatie, het verlies van zijn baan en inkomen en het verlies van zijn woning. Deze situatie ligt ten grondslag aan het delictgedrag van verdachte, zoals ook blijkt uit de rapportage van de reclassering. Verdachte is de laatste maanden hard bezig om samen met de reclassering en Streetcornerwork trajecten in gang te zetten die kunnen leiden tot het verkrijgen en behouden van een inkomen en het verkrijgen en behouden van huisvesting. Inmiddels heeft er een IQ- en persoonlijkheidsonderzoek plaatsgevonden dat, zodra het beschikbaar is voor de reclassering, meer inzicht kan geven in de persoon van verdachte. Verdachte werkt eveneens goed mee aan de ambulante begeleiding. Verdachte is gemotiveerd om alle opgestarte trajecten positief af te ronden en zijn leven weer een positieve draai te geven. De verdediging verzoekt de rechtbank, gelet op deze omstandigheid, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer op te leggen, maar een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de geformuleerde bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft verzocht een eventueel op te leggen werkstraf enigszins te matigen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen in vereniging, waarbij hij samen met zijn mededader(s) telkens voor flinke bedragen kleding en etenswaren heeft gestolen. Hij is daarbij met een of twee anderen met een geprepareerde tas naar verschillende winkels gegaan en heeft daar schaamteloos kleding en etenswaren ingestopt om op die wijze de goederen uit de winkel mee te kunnen nemen zonder te betalen. Naast de concrete materiële schade en de overlast en hinder voor de winkeliers, kost de handelswijze van verdachte en zijn mededaders de maatschappij heel veel geld nu deze schade resulteert in duurdere producten en nog meer controles. Tevens heeft verdachte hiermee laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Justitiële documentatie van verdachte van 21 november 2016, waaruit blijkt dat verdachte vaker voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de rapportage van de reclassering betreffende verdachte van 28 november 2016 opgemaakt door M. Blok en op de aanvullende informatie van de reclassering van 13 december 2016 en de aanvullende informatie van Streetcornerwork van 14 december 2016.
De reclassering heeft geconcludeerd dat verdachte voldoet aan de harde criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel. De reclassering adviseert echter geen ISD-maatregel op te leggen nu zij voldoende aanknopingspunten zien voor een reclasseringstoezicht en verdachte derhalve niet voldoet aan de zachte criteria voor het opleggen van voornoemde maatregel. Verdachte stelt zich coöperatief op en houdt zich goed aan de afspraken. De reclassering adviseert bijzondere voorwaarden op te leggen die zien op een meldplicht en op het meewerken van verdachte aan het verkrijgen en behouden van een inkomen, het verkrijgen en behouden van huisvesting en aan diagnostiek bij FAZ Inforsa en aan ambulante begeleiding. De aanvullende informatie van de reclassering bevestigt dat er een begin is gemaakt aan de hulpverlening van verdachte. Na een korte stilstand van de hulpverlening in verband met de ontkenning van verdachte van de aanwezigheid van alcohol- en drugsproblematiek, is de hulpverlening weer op gang gekomen, nu verdachte heeft toegegeven een alcohol- en drugsprobleem te hebben.
De begeleider van Streetcornerwork, de heer W. Ringringoeloe , heeft gemeld dat hij uiterst tevreden is met de vooruitgang betreffende de hulpverlening aan verdachte. Er is een afspraak gemaakt bij de DWI voor het aanvragen van een uitkering en een eventueel postadres. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze projecten stopzetten, met als gevolg dat verdachte daarna weer van voren af aan moet beginnen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur om zich te houden aan de afspraken ligt volgens de begeleider meer voor de hand.
De rechtbank neemt de adviezen van de reclassering over en maakt deze tot de hare.
Nu verdachte goed begeleidbaar lijkt is een ISD-maatregel, ondanks de veelheid aan diefstallen waardoor hij als veelpleger kan worden aangemerkt, op dit moment nog niet aan de orde. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte door zijn persoonlijke situatie in een neerwaartse spiraal terecht is gekomen, waardoor hij is gekomen tot het plegen van deze strafbare feiten. Verdachte lijkt zeer gemotiveerd om een andere draai aan zijn leven te geven. Daarbij is begeleiding van de reclassering in een verplicht kader noodzakelijk. Gelet op de reeds gestarte begeleiding en de motivatie van verdachte om zich te laten begeleiden acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten niet wenselijk. De rechtbank zal, naast een op te leggen werkstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van aanzienlijke duur. Indien verdachte zijn leven serieus een andere wending wil geven is het noodzakelijk dat hij de geboden begeleiding en hulp met beide handen aanpakt en zich bewust is van de flinke stok achter de deur als hij het niet zo nauw neemt met de aan hem te stellen voorwaarden. De rechtbank ziet, gelet op de hoeveelheid bewezen feiten, geen reden om de gevorderde taakstraf te matigen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A feit 1 en feit 2, zaak B feit 1 en 2 en zaak C:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
72 (tweeënzeventig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich melden bij de reclassering, Leger des Heils, [adres 2] , [plaats] .
Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd bij de reclassering blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
- Veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een inkomen;
- Veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van huisvesting;
- Veroordeelde werkt mee aan diagnostiek bij FAZ Inforsa;
- Veroordeelde werkt mee aan ambulante begeleiding, indien de reclassering dit nodig acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. S.A. Krenning en M. Woerdman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2016.