ECLI:NL:RBAMS:2016:9360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
CX EXPL 16-85
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging effectenleaseovereenkomst met minderjarige en rechtsgevolgen van vernietiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een minderjarige, en Dexia Nederland B.V. De zaak betreft de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst die door een wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige was ondertekend. De minderjarige heeft op 16 september 2015 de nietigheid van de lease-overeenkomst ingeroepen op basis van artikel 1:347 BW, omdat de wettelijke vertegenwoordiger geen toestemming van de kantonrechter had verkregen voor het aangaan van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de vernietiging rechtsgeldig was, ondanks dat de minderjarige inmiddels meerderjarig was geworden. De verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub d BW was van toepassing, wat betekent dat de minderjarige het recht had om de overeenkomst te vernietigen, zelfs nadat hij meerderjarig was geworden. Dexia heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de minderjarige eerder op de hoogte was van de overeenkomst, waardoor de vernietiging geldig bleef. De kantonrechter heeft Dexia veroordeeld tot terugbetaling van de door de minderjarige betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de buitengerechtelijke kosten afgewezen. De uitspraak benadrukt de bescherming van minderjarigen in contractuele relaties en de noodzaak voor financiële instellingen om de wettelijke vereisten te respecteren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
zaak- en rolnummer: 5025130 DX EXPL 16-85
vonnis van: 22 dcember 2016
f.no.: 466
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiser] ,
wonende te [plaats] ,
eiser,
nader te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
t e g e n
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel.
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 8 april 2016 van [eiser] , met producties;
  • de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 7 juli 2016 is bepaald dat schriftelijk zou worden voortgeprocedeerd. Ter uitvoering daarvan is vervolgens nog ingediend:
- de conclusie van repliek van [eiser] , waarbij zij haar vordering wijzigt, met producties.
Bij rolmededeling van 22 september 2016 is Dexia nog eenmaal in de gelegenheid gesteld om een conclusie van dupliek in te dienen. Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van dupliek van Dexia.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing

1.De feiten

1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
2.1.
Dexia Bank Nederland N.V., de vennootschap die aanvankelijk procespartij was, is na een fusie met haar aandeelhoudster verdwenen als rechtspersoon. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
2.2.
Door een wettelijke vertegenwoordiger van [eiser] , is de volgende lease-overeenkomst (hierna: de lease-overeenkomst) ondertekend waarop de toen minderjarige zoon [eiser] ( [datum] ) als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Leasesom
Looptijd
[nummer]
30-12-1999
Profit Effect
ƒ 53.947,94
120 mnd
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomst een eindafrekening opgesteld, waarvan partijen het resultaat in deze procedure niet bekend hebben gemaakt en ook geen eindafrekening hebben overgelegd:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
nb
nb
nb
2.4.
Ouder/wettelijke vertegenwoordiger van [eiser] had voorafgaand aan de totstandkoming van deze lease-overeenkomst geen toestemming van de kantonrechter gevraagd en verkregen, als bedoeld in artikel 1:345 BW.
2.5.
Ter zake van de lease-overeenkomst is volgens [eiser] in totaal € 7.385,83 aan termijnen aan Dexia betaald. Er is geen bedrag aan dividenden dan wel ander voordeel door Dexia uitgekeerd. De restschuld is onbetaald gelaten.
2.6.
Bij brief van 16 september 2015 heeft [eiser] de nietigheid van de lease-overeenkomst ingeroepen als bedoeld in artikel 1:347 BW.

3.Vorderingen [eiser]

3.1.
vordert – welke vordering is gewijzigd - (kort samengevat) dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat de lease-overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd. Voorts vordert [eiser] om Dexia te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen door en ten behoeve van [eiser] krachtens die lease-overeenkomst aan Dexia is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele terugbetaling. Tenslotte vordert [eiser] om Dexia te veroordelen in de buitengerechtelijke- en proceskosten.

4.Standpunten [eiser]

4.1.
stelt dat er in het onderhavige geval sprake was van een geldlening en dat zijn wettelijke vertegenwoordiger toestemming behoefde van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:345 BW voor het aangaan van die lease-overeenkomst Omdat zijn wettelijke vertegenwoordiger deze toestemming niet heeft gekregen, heeft hij de lease-overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen op grond van artikel 1:347 BW. [eiser] betwist dat er sprake is van verjaring. Volgens [eiser] is artikel 3:52 lid 1 onder d BW van toepassing.
4.2.
Volgens [eiser] dient Dexia alle uit hoofde van de lease-overeenkomst betaalde bedragen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente verschuldigd over alle betaalde bedragen ingaande de dag van betaling.

5.Standpunten Dexia

5.1.
Dexia betwist de vorderingen van [eiser] . Daartoe voert zij onder meer aan dat het beroep op vernietigbaarheid bij brief van 16 september 2015 van [eiser] op grond van artikel 1:347 BW niet slaagt, omdat dit beroep ten tijde van het verzenden van de vernietigingsbrief was verjaard.

6.Beoordeling

6.1.
Uit de lease-overeenkomst blijkt dat het gaat om een belegging door de minderjarige met een geleende som geld en dat hij aansprakelijk is voor betaling van de rente en de terugbetaling van de geleende hoofdsom. De lease-overeenkomst is derhalve afgesloten voor rekening en risico van de (toen) minderjarige [eiser] .
6.2.
Artikel 1:345 lid 1 sub d BW is derhalve van toepassing zodat (namens) [eiser] een beroep op de vernietigingsgrond van artikel 1:347 BW toekwam.
6.3.
Vervolgens is aan de orde de vraag of het door [eiser] op 16 september 2015 gedane beroep op de vernietigingsgrond van artikel 1:347 BW reeds was verjaard op het moment van ontvangst van de vernietigingsbrief. De verjaringstermijn voor dit beroep is in alle gevallen 3 jaar. Dexia stelt dat de verjaringstermijn van dit beroep wordt bepaald door artikel 3:52 lid 1 sub a BW. Genoemd artikel 3:52 lid 1 sub a BW heeft betrekking op handelingsonbekwaamheid. Deze bepaling zou van toepassing zijn in een situatie waarin de minderjarigen zelf handelend zouden zijn opgetreden bij het aangaan van de lease-overeenkomsten en deze zelf zouden hebben ondertekend. In het onderhavige geval wordt echter geen beroep gedaan op vernietiging wegens handelingsonbekwaamheid van de minderjarige, maar wordt een beroep gedaan op vernietiging wegens een wettelijke beperking van de handelingsbevoegdheid van de ouders [eiser] in hun hoedanigheid als bewindvoerend ouder. Er is derhalve sprake van een ‘andere vernietigingsgrond’ zoals bedoeld in artikel 3:52 lid 1 sub d BW.
6.4.
Voorts stelt Dexia dat de verjaringstermijn een aanvang neemt op het moment dat de bevoegdheid tot vernietiging ten dienste staat aan hetzij de minderjarige, hetzij de wettelijke vertegenwoordiger. In het onderhavige geval leidt dat er volgens Dexia toe dat de wettelijke vertegenwoordigers (ouders [eiser] ) van aanvang aan op de hoogte waren van de lease-overeenkomst en met Dexia op 7 september 2005 zijn overeengekomen de onderhavige overeenkomst met gesloten beurzen te beëindigen, aldus het beroep op de vernietigingsgrond van artikel 1:347 BW reeds was verjaard op het moment van ontvangst van de vernietigingsbrief.
Naar het oordeel van de kantonrechter miskent Dexia daarmee de strekking van artikel 1:345 BW. Dit artikel beoogt de minderjarige(n) te beschermen tegen – kort samengevat – bepaalde voor hem/hen nadelige rechtshandelingen die zijn/hun wettelijk vertegenwoordiger in zijn/hun naam heeft verricht.
Tot de meerderjarigheid is de minderjarige voor een beroep op de vernietigbaarheid daarvan in beginsel afhankelijk van de (een) wettelijk vertegenwoordiger. Bovendien zal de minderjarige in veel gevallen geen kennis hebben van de betreffende rechtshandelingen, zodat hem reeds daarom de bevoegdheid tot vernietigen daarvan (nog) niet ten dienste zal kunnen staan.
Het standpunt van Dexia leidt ertoe dat de minderjarige zijn vernietigingsrecht zou verliezen door stilzitten en beslissingen van degene (de wettelijk vertegenwoordiger) tegen wiens handelen hij/zij juist zou/zouden moeten worden beschermd. Dat zou in strijd zijn met de hiervoor bedoelde beschermingsgedachte.
Dat dit kan leiden tot een situatie waarin een overeenkomst nog vele jaren aantastbaar is doet aan het voorgaande niet af. Het wettelijk stelsel brengt mee dat de mogelijkheid zelfs bestaat dat (een) (voormalig) minderjarige(n) pas na het meerderjarig worden kennis neemt/nemen van de betreffende rechtshandeling en dat hij/zij zelf ook dan pas bekwaam is/zijn tot vernietiging.
Een professionele financiële instelling zoals (de rechtsvoorgangster van) Dexia die een effectenlease-overeenkomst aangaat met een minderjarige, zonder na te gaan of de wettelijk vereiste machtiging van de kantonrechter aanwezig is, weet dat zij rekening dient te houden met het feit dat deze overeenkomst vele jaren later, voor of zelfs na het bereiken van de meerderjarigheid, kan worden vernietigd.
6.5.
Gelet op het voorgaande is de verjaringstermijn van artikel 3:52 lid 1 sub d BW van toepassing.
Weliswaar is de vernietigingsverklaring door [eiser] afgelegd nadat hij meerderjarig was (en verder de termijn van drie jaren was verstreken), maar Dexia heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [eiser] daadwerkelijk bekend was met het bestaan van deze overeenkomst. Dexia heeft slechts in algemene termen gesteld dat [eiser] drie jaar voor zijn vernietigingsverklaring van deze overeenkomst op de hoogte moet zijn geweest. Overwogen wordt dat Dexia te dier zake onvoldoende heeft gesteld dat [eiser] de bevoegdheid tot vernietiging eerder dan drie jaar vóór de vernietigingsbrief zelf ten dienste heeft gestaan. Het in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod van Dexia wordt om die reden gepasseerd.
Dat betekent dat de lease-overeenkomst met [nummer] door de vernietigingsbrief van 16 september 2015 rechtsgeldig is vernietigd.
6.6.
Dat betekent dat alle betalingen aan Dexia op grond van deze lease-overeenkomst dienen te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [eiser] op grond van deze overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden.
6.7.
Door [eiser] is onbestreden gesteld dat op grond van de lease-overeenkomst in totaal
€ 7.385,83 (termijnen) aan Dexia is betaald, zodat per saldo dat bedrag dient te worden gerestitueerd.
Wettelijke rente
7.1.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 6.7 bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [eiser] in zijn onder 2.6 bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek, dan wel (bij gebreke daarvan) vanaf het moment waarop [eiser] uit een reactie van Dexia mocht afleiden dat Dexia tekort zou schieten in de nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen of indien Dexia niet heeft gereageerd, vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief, waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte. In dit geval is sprake van de laatste situatie, zodat Dexia in deze zaak met de terugbetaling in verzuim is geraakt vanaf 15 oktober 2015. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf dat moment. Indien het betalingen betreffen die nadien hebben plaatsgevonden, is daarover de wettelijke rente verschuldigd ingaande de dag van elke betaling.
Buitengerechtelijke kosten
7.2.
Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Daaronder begrepen de door [eiser] gestelde onderzoekskosten en andere kosten voor rechtsbijstand. Hieruit valt niet te herleiden dat sprake is van werkzaamheden die als buitengerechtelijke incasso-inspanningen kunnen worden gekwalificeerd. Voor zover Dexia vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
Proceskosten
7.3.
Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] .
Tot slot
7.4.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhoudingen.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat de lease-overeenkomst met [nummer] rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd;
II. veroordeelt Dexia aan [eiser] te betalen € 7.385,83, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 15 oktober 2015 aan Dexia gedane betalingen verminderd met de wettelijke rente over het totaal van voor die datum van Dexia ontvangen uitkeringen, een en ander vanaf die datum tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke eventuele na 15 oktober 2015 aan Dexia verrichte betaling, steeds vanaf het moment van betaling tot aan de dag der algehele voldoening, en verminderd met de wettelijke rente over elke na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen, steeds vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor explootkosten
94,19
- voor verschuldigd griffierecht
223,00
- voor salaris van gemachtigde
300,00
in totaal
617,19
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
III. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter