ECLI:NL:RBAMS:2016:9314

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
13/650327-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak wegens onvoldoende bewijs en wisselende verklaringen van het slachtoffer

In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 december 2016 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Suriname in 1981. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 mei 2016, waarbij de aangever, een minderjarige jongen van 13 jaar, tijdens een logeerpartij bij de verdachte zou zijn blootgesteld aan ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 15 december 2016 gehouden, waarbij de officier van justitie mr. S. Sondermeijer en de raadsman van de verdachte, mr. S.V. Ramdihal, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever na het bewuste weekend in een emotionele toestand verkeerde en dat er iets is gebeurd dat hij als traumatisch heeft ervaren. Echter, de rechtbank kon niet vaststellen wat er precies is gebeurd, omdat de verklaringen van de aangever inconsistent waren. De aangever had wisselend verklaard over de gebeurtenissen en kon zich niet alles herinneren, mede door zijn alcoholgebruik. De verklaringen van getuigen boden ook geen eenduidigheid en het forensisch onderzoek leverde geen bewijs op dat de verdachte seksuele handelingen had verricht.

Op basis van de beschikbare bewijsstukken en de inconsistenties in de verklaringen van de aangever, heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte is daarom vrijgesproken van zowel de eerste als de tweede tenlastelegging. De rechtbank heeft ook besloten dat de inbeslaggenomen goederen aan de verdachte moeten worden geretourneerd en dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, aangezien er geen straf of maatregel is opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650327-16
Datum uitspraak: 29 december 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag 1] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [GBA-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Sondermeijer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.V. Ramdihal naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met [persoon 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, zijn penis in de anus van voornoemde [persoon 1] geduwd en/of gebracht.
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met [persoon 1] , geboren op [geboortedag 2] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, terwijl voornoemde [persoon 1] zichtbaar onder invloed van alcohol verkeerde en/of in bed lag te slapen, bestaande in het ontuchtig
- aaien/strelen van de zij en/of de heup, in elk geval het lichaam, van voornoemde [persoon 1] en/of
- trekken aan het ondergoed/de boxershort van voornoemde [persoon 1] en/of
- wrijven en/of drukken en/of brengen van zijn, verdachtes, (onder)lichaam tegen het lichaam van voornoemde [persoon 1] en/of
- vastpakken van de heupen van voornoemde [persoon 1] en/of
- drukken en/of brengen van zijn, verdachtes, penis tegen en/of tussen de billen en/of anus van voornoemde [persoon 1] en/of
- insmeren van de rug, in elk geval het lichaam, van voornoemde [persoon 1] met massage olie.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 22 mei 2016 zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij de familie [persoon 1] langsgegaan, omdat daar mogelijk een slachtoffer van verkrachting zou zijn. De vader van het mogelijke slachtoffer, [vader persoon 1] vertelde de verbalisanten dat zijn zoon [persoon 1] 13 jaar oud is en hij afgelopen weekend bij zijn beste vriend [persoon 2] zou logeren. Toen hij [persoon 1] vanavond ophaalde, merkte hij dat er wat met hem was. [persoon 1] was niet spraakzaam en erg stil. Toen ze thuis kwamen vertelde [persoon 1] dat hij niet bij [persoon 2] had geslapen, maar bij een neef van [persoon 2] in Amsterdam. Daarna vertelde hij dat de neef van [persoon 2] aan hem had gezeten. De naam van deze neef is [verdachte] .
[persoon 1] (hierna aangever) is vervolgens meerdere keren gehoord. Ook de getuigen [persoon 2] en [getuige] zijn gehoord. Uit deze verklaringen blijkt dat zij in de nacht van 20 mei op 21 mei 2016 bij verdachte hebben gelogeerd en dat aangever samen met verdachte in één bed heeft gelegen. Verdachte bevestigt dat aangever, [getuige] en [persoon 2] bij hem hebben gelogeerd en – na daarover eerst anders te hebben verklaard – dat hij samen met aangever in zijn bed heeft gelegen. Verdachte ontkent dat hij seksuele handelingen bij aangever heeft verricht.
Op 23 mei 2016 heeft er een Medisch Forensisch Onderzoek plaatsgevonden waarbij een zedenset is afgenomen. Uit het onderzoek is gebleken dat de anus van aangever ongeschonden was. Uit het NFI-rapport van 24 november 2016 blijkt dat er in de bemonsteringen van de tanden en anus van aangever geen DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen. Onderzoek naar de onderbroek van aangever heeft geen indicatie opgeleverd voor de aanwezigheid van sperma (proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 29 september 2016).
4.2
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat aangever op belangrijke onderdelen wisselend heeft verklaard over wat er is gebeurd. Zo heeft aangever tijdens het huisbezoek van de verbalisanten op 22 mei 2016 verklaard dat hij zich niet alles kan herinneren, omdat hij erg dronken was. Verdachte begon aan hem te zitten en trok zijn onderbroek omlaag. Aangever verklaarde dat hij vervolgens ‘out’ is gegaan. Hij werd daarna wakker met pijn aan zijn billen. Pas nadat één van de verbalisanten op verzoek van een zedenrechercheur aan aangever vroeg of verdachte ook bij hem is binnengedrongen, knikt aangever ja. Nadat hem werd gevraagd waar dit was, verklaart aangever dat dit bij zijn billen was.
Tijdens het informatieve gesprek op 23 mei 2016 heeft aangever verklaard dat hij op bed was gaan liggen en dat hij vervolgens ‘out’ ging. Het eerste wat hij zich kon herinneren was dat hij pijn in zijn anus voelde. Hij
dachtdat hij door verdachte was verkracht.
Op 25 mei 2016 is aangever nogmaals gehoord. Hij verklaarde dat hij die betreffende nacht samen met verdachte in bed lag en dat verdachte hem aanraakte. Aangever werd hierop wakker en duwde verdachte weg. Aangever denkt dat hij ‘out’ is gegaan nadat [getuige] de kamer in was gekomen. Toen hij later wakker werd, voelde hij dat verdachte tegen hem aan het aanrijden was. Vervolgens voelde hij dat verdachte met zijn penis in zijn anus ging. Hij voelde de penis van verdachte in zijn kont. Verdachte deed zijn penis nog een keer erin en eruit. Daarna ging hij ‘out’.
Op grond van de verklaring van aangever kan niet worden vastgesteld dat aangever zich herinnert dat verdachte met zijn penis zijn anus is binnendrongen of dat hij denkt dat dat is gebeurd omdat hij na het wakker worden pijn in zijn billen voelde. Het wisselend verklaren door aangever kan samenhangen met zijn jeugdige leeftijd, drankgebruik dan wel gevoelens van angst en schaamte. Wat de reden hiervan ook is, uit zijn verklaringen kan niet eenduidig worden afgeleid wat er is gebeurd.
De verklaringen van de getuigen [persoon 2] en [getuige] verschaffen op dit onderdeel ook geen duidelijkheid. Zij hebben weliswaar beiden verklaard dat zij verdachte met aangever in bed hebben zien liggen, maar hun verklaringen zijn onvoldoende specifiek om te kunnen vaststellen dat verdachte seksuele handelingen bij aangever heeft verricht. Bovendien blijkt uit de verklaring van [persoon 2] dat aangever op zijn vraag of verdachte bij hem is binnengedrongen, ontkennend heeft geantwoord. Ook de uitkomst van het sporenonderzoek biedt geen ondersteuning voor de verklaring van aangever.
De verklaring van de vader van aangever, de heer [vader persoon 1] , over de emotionele toestand van zijn zoon, duidt erop dat de logeerpartij een nare ervaring was voor aangever. Deze verklaring compenseert evenmin het gebrek aan eenduidigheid in de verklaringen van aangever.
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting – waarin onder andere de emotionele toestand van aangever na het bewuste weekend ter sprake is gekomen – staat voor de rechtbank vast dat tijdens de logeerpartij iets is gebeurd dat aangever als traumatisch heeft ervaren en waarin verdachte een rol heeft gespeeld. De rechtbank kan echter enkel op basis van de overtuiging dat er iets naars is gebeurd niet vaststellen wat er is gebeurd. De omstandigheid dat verdachte wisselend en op onderdelen aantoonbaar niet naar waarheid heeft verklaard over wat er die avond is gebeurd, maakt dat niet anders. Ook hier is een mogelijke verklaring gelegen in gevoelens van schaamte en/of angst.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde te komen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft nog nagedacht over nader onderzoek naar de conclusies die kunnen worden getrokken uit het onderzoek naar de onderbroek en het lichaam van aangever en de benoeming van een deskundige ten behoeve van dat nadere onderzoek. Dat nadere onderzoek kan naar het oordeel van de rechtbank echter geen licht werpen op het antwoord op de vraag wat er precies is gebeurd en of en, zo ja, welke ontuchtige handelingen door verdachte zijn verricht. Het onderzoek aan de onderbroek en het lichaam van aangever heeft immers geen resultaten opgeleverd die wijzen in de richting van (ontuchtige handelingen door) verdachte, nu er geen lichaamsmateriaal (sperma of anderszins) van verdachte in de onderbroek en op het lichaam van aangever is aangetroffen en er niet is vastgesteld dat de anus van aangever geschonden was. Uit nader onderzoek kan hoogstens de conclusie volgen dat uit het ontbreken van die resultaten niet zonder meer volgt dat verdachte geen ontuchtige handelingen heeft verricht. In dat geval zal de rechtbank zijn oordeel toch weer moeten baseren op het bewijsmateriaal dat beschikbaar is. Op basis van dat bewijsmateriaal komt, zoals hiervoor overwogen, de rechtbank tot het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
4.3
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
Ook ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde ontuchtige handelingen is er naast de verklaring van aangever onvoldoende bewijs dat zijn verklaring ondersteunt. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.

5.Ten aanzien van het beslag

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven goederen dienen aan verdachte te worden geretourneerd.

6.Ten aanzien van de vordering benadeelde partij

De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 1.00 STK Briefpost
5211152
2 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit
ALCATEL onetouch
5211211
3 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart
SAMSUNG
5211216
4 1.00 STK DVD
READY TO DROP
5211222
5 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart
ALCATEL onetouch
5211199
6 1.00 STK Telefoontoestel Kl:wit
NUU
5211202
7 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart
SAMSUNG WIFI
5211204
8 1.00 STK Computer Kl:zwart
QUANTORE USB stick 8 gb
5211182
9 1.00 STK Computer
5211189
10 1.00 STK Computer Kl:zwart
LEXAR MICRO SD
5211192
11 1.00 STK Cd-Rom
PLATINUM
5211170
12 1.00 STK Computer
HEMA FLASH drive 2gb
5211160
13 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart
SAMSUNG
5211115
14 1.00 STK Computer
PNY USB3.0
5211127
Verklaart de benadeelde partij
[persoon 1]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M.E.B. Nyman en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2016.