Verzoeker is op 8 april 2016 aangehouden op verdenking van – kort gezegd – overtreding van artikel 13/1 Wet wapens en munitie (bezit overige wapens). Op 9 april 2016 is de zaak door de officier van justitie geseponeerd, op de grond dat verzoeker ten onrechte als verdachte is aangemerkt (sepotgrond 01).
Verzoeker heeft een nacht gedetineerd gezeten in een politiecel ten gevolge van onrechtmatige vrijheidsbeneming.
Ingevolge artikel 9 lid 5 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 5 lid 5 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens heeft een ieder, die het slachtoffer is geweest van een arrestatie of een detentie die in strijd is met de overige bepalingen van dat artikel, recht op schadeloosstelling. Het gaat daarbij om de onrechtmatige toepassing van vrijheidsbeneming door de overheid. Artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek vormt het nationaal wettelijk kader om een beroep te doen op het recht op schadevergoeding door de overheid na dergelijk onrechtmatig handelen (waaronder begrepen schade als gevolg van het onrechtmatig ophouden voor verhoor).
Bij de totstandkoming van het huidige wetboek van strafvordering – meer dan 100 jaar geleden – heeft de wetgever ervoor gekozen om met artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering een wettelijke grondslag te creëren voor toekenning van een vergoeding voor schade die is ontstaan door de rechtmatige toepassing van vrijheidsbeneming door de overheid (vgl. Kamerstukken II, 1913/1914. 286. nr. 3. p. 86 ev.). De wetgever werd hierbij niet geleid door een algemene rechtsplicht tot wegnemen van de niet-beoogde gevolgen van op zichzelf rechtmatig overheidshandelen, maar door billijkheidsoverwegingen.
Deze grondslag dient als achterhaald te worden beschouwd in het licht van de nadien tot stand gekomen, rechtstreeks werkende verdragsbepalingen. Aan de (eenvoudige en snelle) procedure van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering dienen derhalve in het geval van onrechtmatige detentie niet de strikte beperkingen te worden gesteld wat betreft de vormen van vrijheidsbeneming die voor vergoeding in aanmerking komen. Ofwel: redelijke wetsuitleg – te weten in het licht van de internationale mensenrechtenverdragen – behoort mee te brengen dat verzoeker aanspraak kan maken op schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ten gevolge van onrechtmatig ophouden voor verhoor.
Gezien het vorenstaande maakt verzoeker aanspraak op immateriële-schadevergoeding ter hoogte van de ‘dagvergoeding’ wegens het ondergaan van één nacht detentie in een politiecel, te verhogen tot het vijfvoudige wegens de onrechtmatigheid van de detentie (dus in totaal op € 525,00).
Verzoeker heeft voorts materiële schade geleden wegens kosten voor bijstand van een raadsman tijdens de detentie en nadien. Deze bedragen € 663,75. Verzoeker maakt tot slot kosten voor de bijstand van een raadsman in verband met dit verzoekschrift, vooralsnog te begroten € 550,00.