ECLI:NL:RBAMS:2016:9121

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2016
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
C/13/608174 / HA ZA 16-504
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van bescheiden ex art 843a Rv in verband met kredietovereenkomst; verkeerde partij gedagvaard; geen aanleiding voor vereenzelviging rechtspersonen

In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat Interbank N.V. wordt veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis afschrift of inzage te verstrekken van bepaalde bescheiden met betrekking tot een kredietovereenkomst. Eiser heeft samen met zijn toenmalige echtgenote op 7 december 2005 een doorlopend aflossingsvrij krediet afgesloten bij Eurofintus Financieringen B.V., een dochtermaatschappij van Interbank. Eiser stelt dat hij recht heeft op inzage in zijn kredietdossier, omdat hij twijfels heeft over de zorgplicht van Interbank en de correctheid van de totstandkoming van de kredietovereenkomst. Interbank voert verweer en stelt dat eiser de verkeerde partij heeft gedagvaard, aangezien Eurofintus de kredietgever is en niet Interbank. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van misbruik van identiteitsverschil tussen de rechtspersonen en dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vordering tegen Interbank. De rechtbank wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/608174 / HA ZA 16-504
Vonnis van 28 december 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. V.G.G. Veldhuis te Roosendaal,
tegen
de naamloze vennootschap
INTERBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiser] en Interbank genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding houdende de vordering tot afschrift en/of inzage ex artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van 10 mei 2016;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis van 3 augustus 2016, waarbij is bepaald dat schriftelijk verder zal worden geprocedeerd;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eurofintus Financieringen B.V. (hierna: Eurofintus) is een financiële instelling die consumptief krediet verstrekt aan haar klanten. Eurofintus is een dochtermaatschappij van Interbank. Interbank is op haar beurt een dochtermaatschappij van Crédit Agricole Consumer Finance Nederland B.V. (hierna: CACF).
2.2.
Kredietverstrekking door Eurofintus vindt uitsluitend plaats via bemiddeling door landelijk gevestigde tussenpersonen, waaronder ‘Leensysteem’.
2.3.
Na bemiddeling van de tussenpersoon Leensysteem, heeft [eiser] - tezamen met zijn toenmalige echtgenote [echtgenote] (hierna: [echtgenote] en tezamen met [eiser] : [eiser] c.s.) - op 7 december 2005 een doorlopend aflossingsvrij krediet (hierna: de kredietovereenkomst of het krediet) afgesloten bij Eurofintus. Dit krediet heeft een kredietlimiet van € 73.000,-.
2.4.
De schriftelijke kredietovereenkomst luidt - voor zover hier relevant - als volgt.

DOORLOPEND KREDIET AFLOSVRIJ(…)
Overeenkomstnummer: [overeenkomstnummer]
(…)
(…)
Eurofintus Financieringen B.V.(...) hierna te noemen
'Kredietgever'
(...)
Uitbetaling van het kredietbedrag
Artikel 3. Cliënt geeft kredietgever opdracht de kredietsom uit te betalen zoals aangegeven op bijgevoegde ‘Betalingsopdracht’.
(…)
Artikel 6.Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet. (…)
Eurofintus Financieringen B.V. maakt deel uit van Interbank N.V. te Amsterdam (...)”.
2.5.
Een door [eiser] c.s. ondertekende ‘betalingsopdracht behorende bij de kredietovereenkomst’ luidt - voor zover hier relevant - als volgt.
"(…) (logo) Inter
Bank
(…)
Eurofintus Financieringen B.V.(...)
’Kredietgever’,
(…)”.
2.6.
De Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet behorende bij de kredietovereenkomst (hierna: de algemene voorwaarden) luiden - voor zover hier relevant - als volgt.
“(…) (logo) Inter
Bank
Artikel 1. Algemeen
Deze voorwaarden zijn van toepassing op overeenkomsten van Doorlopend Krediet van (...) Eurofintus Financieringen (...) (allen onderdeel van Interbank N.V. te Amsterdam) hierna zowel gezamenlijk als elk afzonderlijk te noemen 'Kredietgever'.
(…)
Artikel 11. Administratie
a) De administratie en incasso van de overeenkomst wordt uitgevoerd door InterBank N.V. te Amsterdam. Cliënt zal alle betalingen op de door InterBank aangegeven wijze voldoen. (…)”.
2.7.
Maandelijkse overzichten betreffende het krediet uit de periode augustus 2015 tot en met februari 2016 luiden telkens - voor zover hier relevant - als volgt.
“(…) (logo) Inter
Bank
CRÉDIT AGRICOLE GROUP
(…)
Hebt u vragen?
Uw tussenpersoon
Geldshop.nl
(…)
Contact
InterBank N.V.
(…)
E-mail
info@interbank.nl
(…)”.
2.8.
Een e-mailbericht van 4 maart 2016 van 'Customer Care Interbank portefeuillebeheer@interbank.nl’ (hierna: CC Interbank) aan de advocaat van [eiser] , met als bijlagen de kredietovereenkomst en de algemene voorwaarden, luidt - voor zover hier relevant - als volgt.
“(...)
Onlangs hebben wij een bericht ontvangen dat u graag een kopie van de overeenkomst wilt ontvangen. In de bijlage vindt u deze.
(…)
Met vriendelijke groet
(…) [medewerker]
Medewerkster Consumentenservice
(logo) CREDIT AGRICOLE
CONSUMER FINANCE”.
2.9.
Een e-mailbericht van 4 maart 2016 van de advocaat van [eiser] aan CC Interbank luidt - voor zover hier relevant - als volgt.
“(…) Is dit alle informatie die uw bank in haar dossier heeft? (…)”.
2.10.
Een e-mailbericht van 16 maart 2016 van CACF aan de advocaat van [eiser] luidt - voor zover hier relevant - als volgt.
“(…) Graag zouden wij u verder willen helpen, kunt u aangeven welke specifieke stukken u wilt ontvangen? (…)”.
2.11.
Een e-mailbericht van 16 maart 2016 van de advocaat van [eiser] aan CACF luidt - voor zover hier relevant - als volgt.
“(…) Zoals eerder aangekondigd wenst cliënt een kopie van zijn complete kredietdossier bij uw bank te ontvangen (…)”.
2.12.
Een e-mailbericht van 16 maart 2016 van CC Interbank aan de advocaat van [eiser] , met als bijlagen verschillende digitale maandoverzichten en een digitale jaaropgave, luidt - voor zover hier relevant - als volgt.
“(…) Hierbij de documenten behorend bij contractnummer [overeenkomstnummer] . (…)
Met vriendelijke groet
(…) [medewerker]
Medewerkster Consumentenservice
(logo) CREDIT AGRICOLE
CONSUMER FINANCE”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - kort gezegd - om Interbank te veroordelen, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
binnen 7 dagen na betekening van het vonnis aan [eiser] afschrift althans inzage te verstrekken van de onder punt 6 van de dagvaarding genoemde bescheiden en stukken, een en ander op kosten van Interbank en op straffe van een dwangsom van om € 1.000,- per dag,
met veroordeling van Interbank in de proceskosten waaronder de nakosten.
De onder punt van 6 van de dagvaarding genoemde stukken uit het kredietdossier van [eiser] betreffen in ieder geval:
a. de door [eiser] aan Interbank verstrekte gegevens ten tijde van het afsluiten van het krediet;
b. de tussen partijen gevoerde correspondentie;
c. de door Interbank opgevraagde informatie met betrekking tot de kredietwaardigheid van [eiser] ;
d. de door Interbank met betrekking tot het krediet gemaakte aantekeningen;
e. de eventueel door Interbank ingevulde (interne) formulieren, waaronder - doch niet uitsluitend - een klantprofiel voor zover aanwezig;
f. eventuele anderen bescheiden die op [eiser] betrekking hebben.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering - kort gezegd - het volgende ten grondslag. [eiser] ervaart het krediet als een zware last op zijn inkomen. Het is [eiser] opgevallen dat het jaarlijkse kostenpercentage inmiddels 7,5% bedraagt. [eiser] wil laten uitzoeken of de gang van zaken met betrekking tot de totstandkoming van de kredietovereenkomst correct is geweest, anders gezegd, of Interbank heeft voldaan aan haar zorgplicht en/of het krediet aan [eiser] had mogen worden verstrekt. [eiser] heeft een rechtmatig belang bij zijn vordering, omdat hij zijn rechtspositie wenst te (laten) bepalen, aldus [eiser] .
3.3.
Interbank voert gemotiveerd verweer en vordert [eiser] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover nodig - nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Interbank heeft het verweer gevoerd dat niet zij maar haar dochtermaatschappij Eurofintus kredietgever is van het krediet aan [eiser] . Interbank is een separate rechtspersoon. [eiser] heeft met Interbank de verkeerde partij gedagvaard en is als gevolg daarvan niet-ontvankelijk in zijn vordering jegens Interbank, aldus Interbank.
4.2.
[eiser] betwist dat hij niet-ontvankelijk zou zijn in zijn vordering. Hij wijst er daartoe allereerst op dat voor beantwoording van de vraag wie als contractspartij heeft te gelden in de rechtspraak als uitgangspunt wordt genomen hetgeen partijen daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Vervolgens wijst hij op het volgende. Op de kredietovereenkomst staat vermeld dat Eurofintus onderdeel uitmaakt van Interbank en in de overeenkomst wordt verwezen naar de algemene voorwaarden. Op deze algemene voorwaarden staat het logo van Interbank gedrukt. Nadien is alle correspondentie vanuit Interbank verzonden. Op de maandelijkse overzichten staat enkel het logo van Interbank en onder het kopje ‘contact’ staan de adres- en contactgegevens van Interbank. Op geen enkele wijze wordt verwezen naar Eurofintus. Op deze wijze is het beeld gecreëerd dat het krediet bij Interbank liep en er sprake is van eenheid tussen Interbank en Eurofintus, zonder dat zonder meer duidelijk was dat sprake was van te onderscheiden rechtspersonen. Voorts is van belang dat Interbank op de hoogte was van de klaarblijkelijke verwarring bij [eiser] . Op het per brief en rappelbrief aan Interbank gerichte verzoek van [eiser] om afgifte van zijn kredietdossier, heeft Interbank gereageerd door vanaf het e-mailadres ‘portefeuillebeheer@interbank.nl’ een kopie van de kredietovereenkomst toe te zenden. Interbank heeft - ook in de nadien gevoerde correspondentie - niets gedaan om [eiser] erop te wijzen dat het verzoek aan de verkeerde partij zou zijn gericht. Hiermee heeft Interbank aan [eiser] nogmaals het beeld geschetst dat Interbank de contractspartner van [eiser] is. Ten slotte wijst [eiser] erop dat Interbank er zelf voor heeft gekozen om met tussenpersonen te werken. Hiermee heeft zij het risico in het leven geroepen dat bij contractanten, in het bijzonder consumenten, verwarring ontstaat over de vraag wie als contractspartij heeft te gelden en op haar rust een verplichting om die verwarring te voorkomen. Op grond van het voorgaande is sprake van vereenzelviging, aldus steeds [eiser] .
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat naar vaste jurisprudentie in dit verband het onderscheid wordt gemaakt tussen de gevallen waarin doelbewust misbruik wordt gemaakt van het identiteitsverschil tussen rechtspersonen, hetgeen tot aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kan leiden, en de zeer uitzonderlijke gevallen (van dergelijk misbruik) waarin aanleiding bestaat om volledig voorbij te gaan aan het identiteitsverschil, hetgeen de directe (en volledige) doorbreking van aansprakelijkheid impliceert (Hoge Raad 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480). [eiser] doet een beroep op het laatste, nu hij stelt dat Interbank (eveneens, naast Eurofintus) als contractspartij moet worden aangemerkt. Een dergelijk beroep op vereenzelviging kan aldus alleen slagen in geval van misbruik van identiteitsverschil. Daar is in dit geval geen sprake van. Vast staat immers dat in de schriftelijke kredietovereenkomst en op de bijbehorende betalingsopdracht (rov. 2.4 respectievelijk 2.5) steeds Eurofintus als ‘Kredietgever’ staat vermeld en dat de kredietovereenkomst dus is aangegaan tussen enerzijds [eiser] c.s. en anderzijds Eurofintus. Voorts staat vast dat sprake is van twee separate rechtspersonen; Eurofintus is een dochteronderneming van Interbank. Dit komt ook als zodanig in de kredietovereenkomst en de algemene voorwaarden tot uitdrukking. Bovendien is in de algemene voorwaarden vermeld dat de administratie en incasso van de kredietovereenkomst door Interbank wordt uitgevoerd. Het onderscheid tussen de beide rechtspersonen en de ondersteunende rol die Interbank bij de (uitvoering van de) kredietovereenkomst vervulde, namelijk die van administrateur, waren dan ook duidelijk. Die rol van Interbank verklaart ook waarom zij in de maandelijkse overzichten van het krediet (rov. 2.7) telkens met naam en logo is weergegeven en is vermeld als te contacteren organisatie, en tevens waarom Interbank dan wel haar moedermaatschappij blijkens de gevoerde correspondentie (rov. 2.8) de kredietovereenkomst, de algemene voorwaarden en de maandoverzichten onder zich bleek te hebben. Onder die omstandigheden is geen sprake van misbruik in de hiervoor bedoelde zin, laat staan in de uitzonderlijke mate die vereenzelviging van beide rechtspersonen zou rechtvaardigen. De enkele kennelijke verwarring bij [eiser] over het verschil in identiteit tussen Eurofintus en Interbank is daarvoor onvoldoende. Bovendien zou in elk geval ook enig element van doelbewuste frustratie van verhaal zijn vereist, en daartoe heeft [eiser] niets gesteld. Dat betekent dat geen aanleiding voor vereenzelviging bestaat, en dat [eiser] met Interbank de verkeerde partij heeft gedagvaard. De rechtbank honoreert het ontvankelijkheidsverweer van Interbank dan ook en komt niet toe aan de inhoudelijke beoordeling.
4.4.
Het voorgaande leidt tot afwijzing van de vordering. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Interbank worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat €
904,00(2 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.523,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Interbank tot op heden begroot op € 1.523,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 131,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, bijgestaan door mr. P.C.N. van Gelderen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2016.