Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Production Sharing Agreementof
Production Sharing Contract(hierna te noemen: PSC) een contract is tussen de
Kurdistan Regional Government(hierna te noemen: KRG) en een IOC (
International Oil Company) of IOC-groep bestaande uit meerdere IOC’s (hierna te noemen: de
Contractor Group). De
Contractor Groupverkrijgt in het kader van die overeenkomst het exclusieve recht om in een specifiek geografisch aangeduid veld (een zogenaamd
block) gedurende een bepaalde termijn oliewinning te ontwikkelen en commercieel te produceren. De
Contractor Groupverzorgt de technische en logistieke exploitatie van het olieveld waarbij de overheid kán deelnemen in het ontwikkelingsproces, maar waarbij de overheid in ieder geval leidend is bij het commerciële op de markt brengen van de daadwerkelijke productie van olie. In de praktijk is volgens Instrubel sprake van een joint venture met zeer duidelijke bepalingen met betrekking tot de verdeling van de olieproductie en de daaraan verbonden opbrengst en kosten. Gedurende de looptijd van de PSC worden de betalingen die de
Contractor Groupaan de KRG heeft gedaan aan haar terugbetaald, waarna voor alle betrokken partijen winst zal worden gegenereerd. In de uitsluitend commerciële
settingvan de PSC hebben daarmee die terugbetalingen - die feitelijk en rechtstreeks zijn terug te voeren op de betalingen van de
Contractor Groupaan de KRG - een niet publieke bestemming. Er kan precies worden vastgesteld welk deel van de opbrengsten van de PSC in deze commerciële rechtsverhouding door de KRG zal worden aangewend voor de aan de
Contractor Groupverschuldigde betalingen en die zijn dus vatbaar voor beslag en executie, aldus Instrubel.
Contractor Groupdoet uitsluitend in een commerciële
settingplaatsvinden, juist is, volgt daar niet zonder meer uit dat hetzelfde ook geldt voor de betalingen waar het hier om gaat, namelijk die van de
Contractor Groupaan KRG dan wel Irak. Het is immers maar de vraag in hoeverre die daadwerkelijk worden aangewend voor terugbetalingen. In ieder geval zal de opbrengst die uiteindelijk - nadat alle kosten en winstmarges aan de
Contractor Groupzullen zijn voldaan - voor KRG dan wel Irak resteert en die een publieke bestemming heeft, navenant lager uitvallen ten gevolge van de executoriale derdenbeslagen. Ook met deze toelichting is Instrubel er dus niet in geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat de beslagen gelden een niet-publieke bestemming hebben. Dat betekent dat de aanzegging van de minister juist is. Instrubel dient dan ook de door haar gelegde executoriale derdenbeslagen op te heffen, omdat deze strijdig zijn met de volkenrechtelijke verplichtingen van De Staat. Hieruit volgt ook dat de subsidiaire vordering van Instrubel niet voor toewijzing in aanmerking komt. De slotsom is dat de door Instrubel gevraagde voorziening zal worden afgewezen en de door De Staat gevraagde voorziening zal worden toegewezen.
+