Op 6 december 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat op 7 juni 2016 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Polen, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in het land. Tijdens de openbare zitting op 22 november 2016 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn raadsman, mr. D.E. Wiersum, was aanwezig, evenals een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard voor de behandeling van de zaak die heeft geleid tot het vonnis in Polen. De verdediging voerde aan dat dit niet voldoende was onderbouwd, maar de rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen andere weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden.
De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid onderzocht en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, oplichting, op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat. Daarnaast is vastgesteld dat het feit verduistering oplevert naar Nederlands recht. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon zijn vrijheidsstraf in Polen kan ondergaan.