ECLI:NL:RBAMS:2016:9011

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
13.751.549-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot oplichting en verduistering

Op 6 december 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat op 7 juni 2016 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Polen, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in het land. Tijdens de openbare zitting op 22 november 2016 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn raadsman, mr. D.E. Wiersum, was aanwezig, evenals een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard voor de behandeling van de zaak die heeft geleid tot het vonnis in Polen. De verdediging voerde aan dat dit niet voldoende was onderbouwd, maar de rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen andere weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden.

De rechtbank heeft ook de dubbele strafbaarheid onderzocht en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, oplichting, op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat. Daarnaast is vastgesteld dat het feit verduistering oplevert naar Nederlands recht. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon zijn vrijheidsstraf in Polen kan ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.549-16
RK nummer: 16/6585
Datum uitspraak: 6 december 2016
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 september 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 juni 2016 door
the President of the Crime Division of the Circuit Court of Zielona Góra(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 november 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment by the District Court of Głogówvan
5 februari 2013 met zaaknummer II K 2020/12.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Door de raadsman is aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat niet is gebleken dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard voor de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid dat aan het EAB ten grondslag ligt. Weliswaar hebben de Poolse justitiële autoriteiten desgevraagd laten weten dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard, maar dit is niet onderbouwd door middel van een akte of enig ander geschrift waaruit dit blijkt. Daarnaast heeft de opgeëiste persoon ontkend dat hij in persoon is gedagvaard.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een tot tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid.
Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard en daarom de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a, OLW aan de orde is. De rechtbank ziet noch in het dossier, noch in de niet onderbouwde stelling van de opgeëiste persoon aanknopingspunten om tot een andere oordeel te komen.
De in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond is daarom niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit dat in het EAB, rubriek E) onder 2 is weergegeven waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit dat in het EAB, rubriek E) onder 1 is weergegeven niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
verduistering

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 321 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the President of the Crime Division of the Circuit Court of Zielona Góra(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2016.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.