ECLI:NL:RBAMS:2016:8962

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
HA RK 243.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 11 november 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure, ingediend door verzoekster op 16 juni 2016 onder rekestnummer HA RK 243.2016. Verzoekster heeft de wraking van mr. B. de Vos, rechter belast met bestuursrechtzaken, verzocht. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder een wrakingsverzoek en een brief van verzoekster. De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten. Tijdens de mondelinge behandeling, die op verzoek van verzoekster is uitgesteld, heeft verzoekster laten weten niet te verschijnen. De rechter heeft vervolgens besloten niet te worden gehoord in het geval verzoekster niet verschijnt.

Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek onderbouwd met de stelling dat de rechter in eerdere procedures onwettige voorkeuren aan de gemeente heeft verleend en niet objectief kan oordelen in haar zaak. Ze verwijst naar eerdere uitspraken van de rechter en een vermeende 'zwarte lijst' van rechters. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechter partijdig is. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. Aangezien verzoekster geen objectief gerechtvaardigde redenen heeft aangedragen voor haar gebrek aan vertrouwen in de rechter, is het wrakingsverzoek afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beslissing op het op 16 juni 2016 gedane en onder rekestnummer
HA RK 243.2016 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [ ],
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. B. de Vos, rechter belast met de behandeling van bestuursrechtzaken, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
  • een op 14 juni 2016 gedateerd wrakingsverzoek, met bijlagen;
  • een brief van verzoekster, gedateerd 24 oktober 2016.
1.2.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
1.3.
Nadat de eerdere mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek geruime tijd is uitgesteld op verzoek van verzoekster is de mondelinge behandeling met in acht neming van de verhinderdata van verzoekster bepaald op 28 oktober 2016. Verzoekster heeft nogmaals om een ruim uitstel verzocht, welk verzoek niet is gehonoreerd. Verzoekster heeft daarop per e-mail van 27 oktober 2016 bericht niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen en de op 24 oktober 2016 gedateerde brief in de procedure gebracht. De rechter heeft te kennen gegeven niet te hoeven worden gehoord als verzoekster niet op de mondelinge behandeling verschijnt.
1.4.
Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Verzoekster is verwikkeld in een bestuursrechtelijke procedure, die bij de rechtbank is geregistreerd onder nummer [ ].
2.2.
De rechter is belast met de behandeling van het beroep van verzoekster in voormelde procedure.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

3.1.
Aan het verzoek wordt, kort samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. In kwesties die in de onderhavige beroepsprocedure aan de orde zijn heeft de rechter in een procedure uit 2013 reeds geoordeeld en daarbij volgens verzoekster “onwettige voorkeuren verleend aan de gemeente, in plaats van de Awb en wettige belangen van burgers te beschermen.” De rechter heeft in die uitspraak gefaald om de burgerbelangen te beschermen en kan daarom niet onpartijdig en objectief oordelen in de zaak van verzoekster. Voorts heeft de rechter, volgens verzoekster een dubieuze uitspraak gedaan op 8 december 2015 en komt de rechter voor op “een zwarte lijst van rechters” die is opgesteld door de stichting Slachtoffers Iatrogene Nalatigheid – Nederland. Verzoekster geeft meer voorbeelden over het handelen van de rechter. Verzoekster heeft als gevolg daarvan geen vertrouwen meer in de rechter.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:15 Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) kan de rechter die met de behandeling van de procedure is belast, door een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
.Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De door verzoekster aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten betreffen rechterlijke uitspraken die de rechter (al dan niet meervoudig) in andere procedures heeft gedaan. Rechterlijke uitspraken in andere procedures kunnen op zichzelf niet tot het oordeel leiden dat de rechter jegens verzoekster vooringenomen is en/of de conclusie wettigen dat de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Verzoekster kan het niet eens zijn met die eerdere beslissingen, maar dat is geen grond voor wraking. Er is voorts geen aanwijzing dat de stelling van verzoekster dat zij geen vertrouwen meer heeft in de rechter, objectief gerechtvaardigd is.
Hetgeen verzoekster overigens nog aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd leidt niet tot een ander oordeel.
4.4.
De conclusie is dan ook dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
B E S L I S S I N G:
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. G.H. Marcus en M.W. van der Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Nieuwenhuijs, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2016.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18 lid 5 Awb, geen voorziening open.