ECLI:NL:RBAMS:2016:8958

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
HA RK 395.2016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 november 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.K. Rack, tegen kantonrechter mr. M.D. Ruizeveld. De wraking was gebaseerd op de combinatie van een afgewezen aanhoudingsverzoek en bewoordingen die de verzoeker aan de rechter toeschreef. De rechter ontkende echter deze bewoordingen te hebben gebruikt, en de wrakingskamer kon niet aannemen dat de rechter zich partijdig had opgesteld. De verzoeker was niet verschenen ter zitting en had niet gereageerd op de ontkenning van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoeker gestelde vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing van de rechtbank was dat het verzoek tot wraking werd afgewezen en dat de procedure met nummer 5310231 EA VERZ 16-991 werd hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing op het op 25 oktober 2016 gedane en onder zaaknummer
C/13/617572 HA/RK 395.2016 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] h.o.d.n. [bedrijf] ,wonende te [ ],
verzoeker,
advocaat mr. M.K. Rack,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.D. Ruizeveld, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het verzoek tot wraking zoals neergelegd in een proces-verbaal van
  • de e-mail van 9 november 2016 van mr. Rack aan de griffier van de wrakingskamer.
De rechter berust niet in de wraking.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 november 2016. De rechter is gehoord. Verzoeker en mr. Rack zijn niet verschenen. De beschikking is bepaald op 16 november 2016.

1.Feiten

Verzoeker is verwerende partij in een bij de rechter aanhangige verzoekschriftprocedure met nummer 5310231 EA VERZ 16-991. In die procedure is verzoeker bijgestaan door mr. Rack.
Als verzoekende partij in die procedure treedt op [ ], bijgestaan door mr. J. Knaap.
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Uit het proces-verbaal van 25 oktober 2016 en uit de e-mail van mr. Rack van
9 november 2016 kan worden afgeleid dat het verzoek tot wraking – samengevat weergegeven – is gebaseerd op de volgende gronden. Er is een opeenstapeling van beslissingen en opmerkingen geweest die duiden op vooringenomenheid van de rechter. De rechter had op voorhand een bepaald standpunt ingenomen onder meer over de vraag of de wederpartij wel of niet ziek is, en heeft daarbij de indruk gewekt dat de inbreng en de verzoeken van mr. Rack totaal geen waarde en/of nut hadden. Tegen deze aldus door verzoeker ervaren achtergrond heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend, dat is gebaseerd op de combinatie van de afwijzing van het door verzoeker gedane aanhoudingsverzoek en de volgens verzoeker door de rechter geuite bewoordingen dat zij “(met aanwijzingen in het dossier dat eiser niet ziek is) niks te maken wil hebben en dat het niks wordt en dat hij wel ziek is”. In de schriftelijke toelichting heeft verzoeker deze bewoordingen weergegeven als “ach dat is onzin”.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft ter zitting – samengevat weergegeven – aangevoerd dat zij na een afweging van de belangen van partijen heeft besloten het verzoek tot aanhouding van de zaak van mr. Rack niet in te willigen. Hierbij heeft zij meegewogen dat mr. Rack voorafgaand aan de zitting voldoende tijd had (ongeveer twee weken) om de zaak voor te bereiden. De rechter ontkent uitdrukkelijk dat zij de door mr. Rack gewraakte bewoordingen heeft gebruikt. Mr. Rack legt haar woorden in de mond. Wel heeft zij gezegd dat het lastig zal zijn aan te tonen dat [ ] niet ziek is. Achtergrond hiervan was dat er al een deskundigenbericht lag en een vonnis in kort geding.

4.De gronden van de beslissing

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Het verzoek berust er in de kern op dat de rechter ter zitting van 25 oktober 2016 woorden heeft gehanteerd en een beslissing heeft genomen, die samengenomen – objectief bezien – hebben geleid tot de schijn van partijdigheid.
4.3
De wrakingskamer overweegt hierover het volgende. De door verzoeker aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde bewoordingen komen niet voor in het van de zitting van 25 oktober 2016 opgemaakte proces-verbaal, met dien verstande dat daarin is opgenomen dat de rechter verklaart dat zij niet gezegd heeft dat het haar “niks interesseert of dat het niks wordt of dat vast staat dat [ ] ziek is”. De rechter heeft ter zitting uitdrukkelijk ontkend dat zij die bewoordingen of de in de toelichting genoemde woorden heeft gebruikt. Volgens de rechter worden haar woorden in de mond gelegd. Verzoeker, die ter zitting niet is verschenen, heeft hier niet op gereageerd. Bij deze stand van zaken kan de wrakingskamer er niet vanuit gaan dat de rechter de gewraakte bewoordingen heeft gebruikt. Dit nog daargelaten of die bewoordingen als zij wel zouden zijn geuit, in de door de rechter geschetste context tot toewijzing van een wrakingsverzoek zouden moeten leiden.
4.4
Verder overweegt de wrakingskamer dat het gesloten systeem van rechtsmiddelen in beginsel geen ruimte biedt voor een beoordeling door de wrakingskamer van de juistheid van een door de rechter genomen (processuele) beslissing. Dat kan alleen anders zijn als die beslissing zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat deze voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechter. Hiervan is in dit geval geen sprake. Iedere (processuele) beslissing van een rechter kan in het voor- of nadeel van een van de procespartijen uitpakken. Dit is echter onvoldoende om van een schijn van vooringenomenheid te kunnen spreken.
4.5
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de door verzoeker gestelde vrees dat de rechter in zijn zaak zich niet onpartijdig heeft opgesteld dan wel zich niet onpartijdig heeft uitgelaten - objectief bezien - niet gerechtvaardigd is. De beslissing is dan ook als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met nummer 5310231 EA VERZ 16-991 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. G.H. Marcus, voorzitter, en A.J. Dondorp en P.H.A. Knol, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 november 2016 bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.