7.2.Op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ, wordt de in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ bedoelde waarde van niet-woningen onder meer bepaald door middel van een methode van kapitalisatie van de bruto huur. Bij de waardebepaling met behulp van laatstgenoemde methodiek wordt de waarde berekend met behulp van de voor de onroerende zaak vastgestelde bruto huurwaarde en een kapitalisatiefactor.
8. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de WOZ-waardes te laag zijn vastgesteld. Eiser heeft hiertoe aangevoerd dat er bij de winkel aan de [de man] geen rekening is gehouden met het feit dat er voor de deur een station zal komen van de in aanbouw zijnde Noord-Zuidlijn. Dat zou ten tijde van de waardepeildatum al een hogere WOZ-waarde moeten opleveren. Verder heeft eiser aangevoerd dat verweerder, gelet op de door hem overgelegde huur- en verkoopcijfers van vergelijkingsobjecten, zowel voor de winkel aan de [de man] als voor het restaurant aan de [adres 4] een hogere huurwaarde en kapitalisatiefactor had moeten hanteren. Nu het huurcijfer en de kapitalisatiefactor telkens lager is dan die van de vergelijkingsobjecten, is de WOZ-waarde van beide objecten te laag vastgesteld. Bovendien heeft verweerder ten onrechte de kapitalisatiefactor niet berekend aan de hand van de daarvoor opgestelde taxatiewijzer.
9. Verweerder heeft verwezen naar de als bijlage bij het verweerschrift gevoegde reactie van de taxateur, het overzicht taxatiewaarden en de vergelijkingsobjecten. Ter zitting is nog toegelicht dat de locatie aan de [de man] minder goed is dan de locatie van de daarvoor gehanteerde vergelijkingsobjecten. Dit komt juist omdat de werkzaamheden aan de Noord-Zuidlijn op de peildatum nog voor overlast zorgden. Op de peildatum heeft de komst van de Noord-Zuidlijn dan ook nog geen waarde verhogend, maar juist een waarde verlagend effect. Verweerder stelt dat de kapitalisatiefactor van de winkel aan de [de man] niet te laag is vastgesteld. De kapitalisatiefactor is lager door de mindere kwaliteit en de mindere locatie van het pand ten opzichte van de vergelijkingsobjecten. Verder is het huurcijfer lager, omdat de winkel aan de [de man] een grotere oppervlakte heeft dan de vergelijkingsobjecten. Hoe kleiner de oppervlakte, hoe hoger gemiddeld de huurprijs per m², aldus verweerder. Volgens verweerder zijn ook de huurwaarde en de kapitalisatiefactor voor het restaurant aan de [adres 3] juist vastgesteld. Verweerder heeft hiertoe aangevoerd dat de huurprijs uit de huurcijfers van de vergelijkingsobjecten is te herleiden. De vergelijkingsobjecten zijn veel kleiner, waardoor de huurprijs per m² van de vergelijkingsobjecten aldaar hoger is. De hogere kapitalisatiefactor van de vergelijkingsobjecten kan ook deels worden verklaard door het verschil in oppervlakte. De courantheid van een pand komt tot uitdrukking in de kapitalisatiefactor. De kleinere vergelijkingspanden zijn couranter. Dat komt omdat er bij een kleiner pand sprake van een lager opslagrisico en een lager leegstandsrisico. Dat zorgt weer voor een hogere kapitalisatiefactor, aldus verweerder.
10. De rechtbank stelt voorop dat de kapitalisatiefactor zowel kan worden herleid uit marktgegevens, als kan worden berekend op de wijze zoals beschreven in de taxatiewijzer. De berekening is met name van belang wanneer geen verkoopcijfers beschikbaar zijn. In dit geval zijn wel verkoopcijfers van referentiepanden beschikbaar. Dit betekent dat eiser niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat verweerder ten onrechte de kapitalisatiefactor niet aan de hand van de taxatiewijzer heeft berekend. De rechtbank overweegt verder dat eiser ter zitting de toelichting van verweerder niet gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder, mede gelet op deze ter zitting gegeven toelichting, aannemelijk heeft gemaakt dat hij de WOZ-waardes op de juiste hoogte heeft vastgesteld.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.