ECLI:NL:RBAMS:2016:876

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
C/13/599994 / KG ZA 15-1588
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rectificatie van beschuldigingen aan Eritrese tolken door de IND afgewezen

In deze zaak vorderden eisers, twee Eritrese tolken, rectificatie van beschuldigingen die door de directeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in een interview met NRC Handelsblad zijn gedaan. De eisers stelden dat de directeur onterecht had gesuggereerd dat zij banden hadden met het Eritrese regime, wat hun reputatie ernstig had geschaad. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de vordering tot rectificatie niet kon worden toegewezen, omdat de uitlatingen van de directeur niet als onrechtmatig konden worden aangemerkt. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen bewijs was dat de eisers daadwerkelijk banden met het regime hadden, maar dat er wel sprake was van een sterke schijn van betrokkenheid. De rechtbank weigerde ook de vorderingen tot schadevergoeding, omdat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor de gestelde schade. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/599994 / KG ZA 15-1588 AB/MV
Vonnis in kort geding van 24 februari 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 27 januari 2016,
advocaat mr. Q.J.A. Meijnen te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE, MEER IN HET BIJZONDER DE IMMIGRATIE- EN NATURALISATIEDIENST),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. S.M. Kingma en E.C. Pietermaat te Den Haag.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 10 februari 2016 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Zij hebben hun eis aangepast, zoals hierna onder 3.1 vermeld.
Gedaagde, hierna de IND, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren – voor zover van belang – eisers aanwezig met mr. Meijnen. Aan de zijde van de IND was mr. [naam 1] aanwezig met mrs. Kingma en Pietermaat.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn afkomstig uit Eritrea en sinds 2014 werkzaam als tolk voor de IND. Zij zijn de broer en zus van [naam 2] . [naam 2] is van 2012 tot en met 2015 voorzitter geweest van de YPFDJ Nederland (Young People’s Front for Democracy & Justice).
2.2
Op 20 augustus 2014 is op de website www.oneworld.nl een artikel gepubliceerd met de titel “
Immigratiedienst onderzoekt integriteit Eritrese tolken”.
Hierin is onder meer opgenomen:
Aanhangers van het Eritrese dictatoriale regime werden als tolk ingehuurd door het tolkencentrum dat namens de overheid vertaalt in de vluchtelingenketen. De samenwerking met drie tolken is direct na de ontdekking stopgezet. Hun familieleden, die volgens de Eritrese gemeenschap in Nederland ook gelieerd zijn aan het Eritrese regime, tolken echter nog steeds voor de IND.(…)Op de lijst staan onder andere twee familieleden van [naam 2] , (…)
2.3
Naar aanleiding van het hiervoor genoemde artikel heeft de IND in september 2014 een onderzoek gedaan naar de mogelijke betrokkenheid van eisers bij het Eritrese regime. Uit dit onderzoek is van een dergelijke betrokkenheid niet gebleken.
2.4
Op 21 mei 2015 is op de website www.oneworld.nl een artikel gepubliceerd met de titel “
IND laat aanhangers Eritrees regime nog steeds tolken” waarin onder meer is opgenomen: “
Onder meer een broer en een zus van de voorzitter van YPFDJ Holland (de jongerenafdeling van Eritrea’s enige politieke partij) zouden nog steeds tolken voor de IND.
2.5
Naar aanleiding van dit laatste artikel zijn in de Tweede Kamer vragen gesteld aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Een van de antwoorden van de staatssecretaris luidt: “
De IND heeft geen aanwijzingen dat er momenteel tolken werkzaam zijn die banden hebben met regimes van landen waaruit mensen vluchten.
2.6
Op 17 juni 2015 is op de website www.oneworld.nl een artikel gepubliceerd met de titel “
Waarom staatssecretaris Dijkhoff ongelijk heeft over de Eritrese tolkenkwestie”. Bij dit artikel is een foto geplaatst uit 2010 van een groep aanhangers van YPFDJ Holland, waarop eiseres sub 2 is te zien. Zij draagt een YPFDJ-shirt.
2.7
Op 18 juni 2015 heeft de IND aan eisers meegedeeld dat zij tijdelijk niet meer zullen worden ingezet voor tolkopdrachten. Bij brief van 23 juni 2015 heeft de IND dit aan hen bevestigd. In die brief is onder meer opgenomen:

De aanleiding voor deze maatregel is gelegen in het feit dat de IND recentelijk geconfronteerd is met nieuwe informatie over uw eventuele betrokkenheid bij het Eritrese regime.
Bij brief van 1 juli 2015 heeft de raadsman van eisers geprotesteerd tegen de op non-actiefstelling.
2.8
Het onder 2.6 genoemde artikel op de website www.oneworld.nl is voor de IND aanleiding geweest nogmaals een onderzoek in te stellen naar de mogelijke betrokkenheid van eisers bij het Eritrese regime. Het verslag van dit onderzoek is van 15 juli 2015. Onder 4.10 van dit verslag zijn de volgende conclusies opgenomen:
- Zowel mevrouw [eiseres sub 2] als de heer [eiser sub 1] hebben verzuimd te melden dat hun broer [naam 2] zowel voorzitter is van de YPFDJ als de EVAEO. Dit is pas bekend geworden tijdens de onderzoeken vorig jaar (2014). Desondanks is vorig jaar besloten de samenwerking met mevrouw en meneer [eisers] voort te zetten.- Noch mevrouw [eiseres sub 2] noch de heer [eiser sub 1] heeft gemeld dat mevrouw [eiseres sub 2] in 2010 en 2011 heeft deelgenomen aan conferenties van de YPFDJ en in 2010 heeft deelgenomen aan een demonstratie in Genève, gericht tegen de aan het Eritrese regime opgelegde sancties.- Er zijn geen aanwijzingen dat mevrouw [eiseres sub 2] en de heer [eiser sub 1] gedurende de uitoefening van hun functie direct betrokken zijn geweest bij het Eritrese regime en in die hoedanigheid informatie over vreemdelingen hebben doorgespeeld aan de Eritrese autoriteiten. Er zijn wel indirecte aanwijzingen dat hun politieke voorkeur ligt bij het huidige regime.
2.9
Op 26 september 2015 is in NRC Handelsblad een interview verschenen van de hand van [journalist] met [directeur] , directeur van de IND. Hierin is de volgende passage opgenomen:
(vraag van de journalist)
Begin deze maand werden nog twee Eritrese tolken weggestuurd, omdat ze banden bleken te hebben met het regime in Eritrea. Hoe garandeert u de onafhankelijkheid van uw tolken?(antwoord van [directeur] )
“Dat klopt. Dat vond ik heel erg. Bij ons moeten alle tolken documenten overleggen, een verklaring van goed gedrag. Er is een gedragscode waar ze zich aan moeten houden. Wij hebben ons eigen integriteitsbureau waarmee we dat beoordelen. Wij maken gebruik van héél veel tolken, honderden. Dat gaat meestal goed. Een enkele keer niet.”
2.1
De IND heeft een geluidsopname in het geding gebracht van het door NRC Handelsblad met [directeur] gehouden interview. Ook heeft hij hiervan een transscriptie in het geding gebracht. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
[journalist] : Hee ik heb nog een vraag over die tolken. Ik begreep dat ongeveer een maand geleden zijn er twee Eritrese tolken zijn uit hun functie ontzet omdat na een artikel van Sanne Terlingen bleek dat die misschien nauwe banden hadden met het regime. Hoe controleert de IND die achtergrond? Helemaal als er op zo korte termijn zoveel nodig zijn? Hoe werkt dat?[directeur] : Nou in de eerste plaats, even feitelijk. Ze zijn niet uit hun functie ontzet..[journalist] : Nee, ze waren freelancers.[directeur] : Maar…[journalist] : In ieder geval ze werken niet meer voor de IND.[directeur] : Dat klopt. Ze worden niet meer ingezet voor ons. Wij eh.. nou ja, voordat we met iemand in zee gaan beoordelen we, vragen we natuurlijk gegevens op, dingen als een Verklaring van Goed Gedrag, en beoordelen we zo goed mogelijk of iemand onafhankelijk zijn werk kan doen. Want dat is het allerbelangrijkste.(…)
2.11
In de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 3 november 2015, gericht aan de voorzitter van de Tweede Kamer, is onder meer opgenomen:
Na de publicatie van de beantwoording van de Kamervragen is opnieuw een artikel verschenen over dit onderwerp( bedoeld is het onder 2.6 genoemde artikel, vzr).
De informatie in dit artikel was aanleiding voor de IND om opnieuw onderzoek in te stellen. Hangende het onderzoek heeft de IND geen gebruik meer gemaakt van de tolken.Uit het laatste onderzoek kwam ten opzichte van het eerste onderzoek nieuwe informatie naar voren, waardoor er sprake was van een sterke schijn van betrokkenheid bij het regime. De IND heeft hierop een nieuwe afweging gemaakt die ertoe heeft geleid dat de IND geen gebruik meer maakt van de twee Eritrese tolken.In het interview in het NRC heeft het hoofd van de IND bevestigd dat er geen gebruik meer wordt gemaakt van de twee tolken. (…)
2.12
Bij brief van 25 november 2015 heeft de IND eisers onder meer het volgende medegedeeld:
(…)Naar aanleiding hiervan heeft BVI in juli 2015 opnieuw onderzoek gedaan naar uw mogelijke betrokkenheid bij het regime in Eritrea. Uit dit onderzoek kwam ten opzichte van het eerste onderzoek nieuwe informatie naar voren, waardoor er sprake was van een sterke schijn van betrokkenheid bij het regime.De IND heeft op basis van het meest recente onderzoek besloten niet langer van uw diensten gebruik te maken.
2.13
Bij e-mail van 5 februari 2015 heeft de raadsman van eisers de desbetreffende journalist van NRC Handelsblad de volgende vragen gesteld:
Van de advocaten van de IND ontving ik een transcript van het interview. Dat transcript verschilt van het interview zoals weergegeven. Zou je kunnen toelichten hoe een en ander is gegaan? Heeft de directeur bijv. het interview zoals verschenen geaccordeerd of van te voren gelezen?Bij e-mail van diezelfde dag heeft de journalist het volgende geantwoord:
De directeur en de woordvoerder hebben het interview van tevoren gelezen en aangegeven waar volgens hen de feitelijke onjuistheden zouden zitten. Dit was er niet één van. Wij zijn er op alle fronten uitgekomen destijds, zonder strijd.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen het volgende:
I. te verklaren voor recht dat de uitspraak van de directeur van de IND, zoals weergegeven in NRC Handelsblad van 26 september 2015, dat eisers zijn weggestuurd bij de IND omdat zij banden zouden hebben met het regime
van Eritrea onrechtmatig jegens eisers is;
II. de IND te bevelen elke suggestie of uitspraak als dat eisers zouden zijn weggestuurd bij de IND omdat zij banden zouden hebben met het
regime van Eritrea, in al of niet gewijzigde vorm, te staken en gestaakt te houden;
III. de IND te bevelen om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, op eigen kosten, een rectificatie te (doen) plaatsen als hieronder
weergegeven, althans in goede justitie te bepalen, op de “homepage” van de website verbonden aan de domeinnaam https://ind.nl, welke rectificatie
gedurende vier weken dient te blijven staan en daarna vindbaar dient te zijn op de website verbonden aan https://ind.nl.
RECTIFICATIE VAN BESCHULDIGING ALS DAT DE HEER [eiser sub 1]
EN MEVROUW [eiseres sub 2] BANDEN ZOUDEN HEBBEN
MET HET REGIME IN ERITREA, NRC HANDELSBLAD 26 SEPTEMBER 2015
Op 26 september 2015 heeft onze directeur in een interview in NRC Handelsblad
gesuggereerd dat de heer [eiser sub 1] en mevrouw [eiseres sub 2] bij de IND
zouden zijn weggestuurd vanwege banden met het regime in Eritrea. De
voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam heeft voorshands geoordeeld dat deze beschuldiging niet juist en onrechtmatig is. Onze directeur had dat kunnen weten indien hij zich had verdiept in de in opdracht van de IND uitgevoerde onderzoeken naar [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en het beschikbare feitenmateriaal, hij was er dan achter gekomen dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] geen banden hebben met het regime in Eritrea. Alsook dat er geen enkele concrete aanwijzing is die er op wijst dat mevrouw [eiseres sub 2] en de heer [eiser sub 1] hun tolkopdrachten niet integer hebben uitgevoerd, en er nooit klachten zijn ontvangen van vreemdelingen en/of advocaten waarvoor zij hebben getolkt. Voorts zijn er geen indicaties dat mevrouw [eiseres sub 2] en de heer [eiser sub 1] gegevens over vreemdelingen waarvoor zij hebben getolkt hebben doorgespeeld aan de Eritrese autoriteiten. Onze directeur heeft ten onrechte gesuggereerd dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] banden zouden hebben met het regime in Eritrea en daarmee de eer en goede naam van hen aangetast.
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Immigratie- en Naturalisatiedienst
IV. de IND te bevelen de hierboven opgenomen rectificatie tekst op eigen kosten te doen plaatsen in de zaterdageditie van de krant “NRC Handelsblad” in een annonce op pagina 3, met een breedte van minimaal 120 mm en een hoogte van minimaal 200 mm binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
V. aan overtreding of niet nakoming van het onder III en IV gevorderde een dwangsom te verbinden van € 25.000,- per dag met een maximum van € 250.000,-;
VI. de IND te veroordelen tot een schadevergoeding van € 40.000,= aan eiser sub 1;
VII. de IND te veroordelen tot een schadevergoeding van € 40.000,= aan eisers sub 2;
VIII. de IND te veroordelen in de kosten van dit geding.
Ter zitting is de eis tot rectificatie aangepast in die zin dat eisers in die tekst niet met hun naam willen worden aangeduid maar als “de broer en de zus van de ex-voorzitter van de YPFDJ”.
3.2
Eisers stellen hiertoe – samengevat weergegeven – dat in het interview met [directeur] in NRC Handelsblad is vermeld dat zij banden hebben met het regime in Eritrea. Omdat Eritrea bekend staat als een land met een dictatuur waar wordt gemarteld is dit een ernstige beschuldiging. Deze beschuldiging vindt geen grondslag in de feiten. Dit blijkt onder meer uit het eerste onderzoek dat door de IND in september 2014 is uitgevoerd (zie 2.3) en uit de beantwoording van de kamervragen door de staatssecretaris (zie 2.5). In het onderzoeksverslag van 15 juli 2015 (zie 2.8) is opgenomen dat er indirecte aanwijzingen zijn dat hun politieke voorkeur ligt bij het huidige regime, maar dit is niet hetzelfde als “banden met het regime”. In de brieven van 3 en 11 november 2015 van respectievelijk de staatssecretaris en de IND (zie 2.11 en 2.12) wordt gesproken over “
een sterke schijn van betrokkenheid bij het regime”, hetgeen evenmin hetzelfde is als “banden met het regime”. Omdat de uitspraak is gedaan door de directeur van de IND en in een gezaghebbende krant is geplaatst, zal deze uitspraak voor 100% waar worden aangenomen. De IND kan zich er niet achter verschuilen dat [directeur] – blijkens het transscript – de gewraakte bewoordingen niet letterlijk heeft uitgesproken. De tekst van het interview is immers door hem goedgekeurd en daardoor heeft hij die bewoordingen tot de zijne gemaakt. Het interview in NRC Handelsblad is vele malen op twitter gedeeld en in verschillende toonaangevende media (De Volkskrant, De Telegraaf, NPO1) overgenomen, wat tot aanmerkelijke schade heeft geleid. Zo is eiser sub 1 te kennen gegeven dat hij niet meer als tolk voor de Raad voor de Rechtsbijstand zal worden opgeroepen. De reputatie van eisers is ernstig verwoest en zij vrezen voor hun persoonlijke veiligheid. Zij zijn vele malen op Facebook beledigd en belachelijk gemaakt. Dit is mede te wijten aan de IND. Dit terwijl uit het laatste onderzoek van de IND nota bene is gebleken dat er geen klachten bekend zijn over eisers, dat zij uitstekend werk leveren en dat nimmer is gebleken dat zij informatie naar het regime in Eritrea doorspelen. Al met al zijn eisers van mening dat de IND ( [directeur] ) de grenzen van de vrijheid van meningsuiting heeft overschreden.
3.2.
De IND heeft verweer gevoerd. Op dit verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vordering I behelst een verklaring voor recht. Een dergelijke vordering kan vanwege het declaratoire karakter daarvan niet in kort geding worden toegewezen.
4.2
Uitgangspunt bij beoordeling van de overige vorderingen is dat toewijzing hiervan een beperking inhoudt van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (zie artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, indien de uitlatingen die [directeur] heeft gedaan in het interview met NRC Handelsblad onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van [directeur] is er met name in gelegen dat hij als directeur van de IND een publieke functie bekleedt en zich in het openbaar moet kunnen uitlaten over de werkzaamheden van de IND. Het belang van eisers is er met name in gelegen dat zij niet lichtvaardig worden blootgesteld aan verdachtmakingen die een aantasting voor hun reputatie vormen. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval te worden betrokken. Een van die omstandigheden is de mate waarin de uitlatingen van [directeur] steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
4.3
Ondanks hun bezwaren tegen het rapport van de IND van 15 juli 2012 (zie 2.8) nemen eisers in dit kort geding de conclusies van dat rapport en de daarop gebaseerde brieven van de staatssecretaris en de IND van respectievelijk 3 en 25 november 2015 (zie 2.11 en 2.12) tot uitgangspunt. In de conclusies van het rapport van de IND van 15 juli 2012 is opgenomen dat er geen aanwijzingen zijn dat eisers direct betrokken zijn geweest bij het Eritrese regime. Er zijn wel indirecte aanwijzingen dat hun politieke voorkeur ligt bij het huidige regime. In de brieven van de staatssecretaris en de IND van respectievelijk 3 en 25 november 2015 wordt gesproken over “
een sterke schijn van betrokkenheid bij het regime”. De vorderingen van eisers zijn erop gebaseerd dat “
een sterke schijn van betrokkenheid bij het regime” iets wezenlijk anders is dan “
banden met het regime”, zoals volgt uit het interview met [directeur] in NRC Handelsblad.
4.4 “
Een sterke schijn van betrokkenheid bij het regime” is inderdaad niet hetzelfde als “banden met het regime”. “Banden met het regime” duidt op
daadwerkelijkebetrokkenheid, terwijl volgens het rapport van de IND en de daarop gebaseerde brieven ‘slechts’ sprake is van de (sterke)
schijnvan betrokkenheid. In zoverre vindt de uitlating van [directeur] onvoldoende steun in de feiten en wordt deze onrechtmatig geacht jegens eisers. [directeur] (dan wel de IND) kunnen hierop worden aangesproken, omdat uit de onder 2.13 geciteerde e-mailcorrespondentie volgt en ook niet door de IND is weersproken dat [directeur] en zijn woordvoerder de tekst van het interview van tevoren onder ogen hebben gekregen en hebben goedgekeurd. [directeur] heeft daarmee de bewoordingen in het interview tot de zijne gemaakt. Dit laatste geldt overigens niet voor de zinsnede “
Dat vond ik heel erg” omdat die (volgens de verklaring van de IND ter zitting) niet voorkwam in de door de IND goedgekeurde concepttekst.
4.5
Niettemin zal de vordering tot rectificatie worden afgewezen. Wil een eventuele rectificatie een juist beeld geven, dan zal daarin niet alleen moeten staan dat de IND in het interview ten onrechte heeft beaamd dat eisers banden hebben met het regime in Eritrea, maar ook dat de IND is gebleken van een sterke schijn van betrokkenheid van eisers bij het regime. En dergelijke rectificatie zou bijna vijf maanden na publicatie van het interview meer verwarring zaaien dan rechtzetten. Daarbij is van belang – en wordt hier nog eens met zoveel woorden vermeld – dat de IND ter zitting uitdrukkelijk heeft bevestigd dat uit de onderzoeken niet naar voren is gekomen dat eisers banden hebben met het Eritrese regime, noch dat zij in concrete gevallen informatie hebben doorgespeeld aan dat regime, of dat zij anderszins in de uitoefening van hun functie als tolk niet integer zouden hebben gehandeld. Eisers kunnen de beschuldiging dat zij banden hebben met het regime in de toekomst dan ook weerleggen door naar dit vonnis te verwijzen, waarmee zij voorshands voldoende zijn ‘gerehabiliteerd’.
4.6
Vordering II (kort gezegd de IND te verbieden de uitspraak te doen dat eisers zijn weggestuurd bij de IND omdat zij banden zouden hebben met het regime van Eritrea) is evenmin toewijsbaar. Die uitlating is tijdens het interview niet tegenover de journalist gedaan en bij het controleren van de concepttekst daarvan klaarblijkelijk aan de aandacht ontsnapt. Er is dan ook geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de IND nog een keer in de openbaarheid zou brengen dat eisers banden hebben met het regime in Eritrea.
4.7
Tot slot zijn ook de vorderingen tot betaling van een schadevergoeding niet toewijsbaar. De (hoogte van deze) vordering is amper onderbouwd. In een bodemprocedure zal het verre van eenvoudig zijn om aan te tonen welke schade de IND mogelijk heeft veroorzaakt met de uitlating “banden met het regime”, afgezet tegen de (wel toegelaten) uitlating “sterke schijn van betrokkenheid bij het regime”. Dat de uitlating “banden met het regime” er de oorzaak van zou zijn dat eiser sub 1 ook niet meer wordt gevraagd voor andere tolkwerkzaamheden, is onvoldoende aannemelijk. De gestelde reputatieschade kan bovendien niet alleen aan de IND worden geweten; in de dagvaarding is immers herhaaldelijk melding gemaakt van een “heksenjacht” en een “lastercampagne” jegens eisers in een aantal media. Tot slot geldt dat voorshands aannemelijk is dat de grootste schadepost wordt gevormd door de beslissing van de IND om niet langer gebruik te maken van de diensten van eisers, maar die beslissing is hier niet ter discussie gesteld.
4.8
In de uitkomst van dit geding wordt aanleiding gezien de kosten te compenseren als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: MV