3.2.Artikel 6, tweede lid, van de OLW en artikel 12 van de OLW
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, van de OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan indien het vonnis bij verstek is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid wordt geboden enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen teneinde in persoon ter terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, van de OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
De raadsman heeft betoogd dat het EAB gelet op hetgeen onder 3.1 en 3.4. onder d) is vermeld, innerlijk tegenstrijdig is. Er wordt gesteld dat de dagvaarding in persoon is betekend en daaruit kan normaal gesproken worden afgeleid dat de opgeëiste persoon bekend zou zijn met de zitting en vrijwillig afstand heeft gedaan van het recht op zijn aanwezigheid, zodat ondanks het onherroepelijke vonnis, toch kan worden overgeleverd. Dit is echter in de onderhavige situatie van de opgeëiste persoon niet het geval. Anderzijds wordt er in 3.4. gesteld dat het vonnis niet onherroepelijk is omdat de opgeëiste persoon een nieuw proces mag aanvragen. Beide onderdelen zijn aangekruist, maar het vonnis kan niet tegelijk herroepelijk en onherroepelijk zijn.
De opgeëiste persoon betwist dat hij persoonlijk is gedagvaard. Er moet derhalve ook worden uitgezocht aan wie de akte op 20 of 22 mei 2014 is overhandigd en wie daarvoor heeft getekend. Nu deze informatie ontbreekt, staat niet ondubbelzinnig vast dat is voldaan aan de vereisten van artikel 12 van de OLW en dient de overlevering ook daarom te worden geweigerd.
De rechtbank verwerpt dit verweer. In de onderhavige zaak is niet in geschil dat sprake is van een verstekvonnis.
Op grond van artikel 12, sub d, van de OLW mag de rechtbank in zo’n geval de overlevering alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder d) het volgende verklaard:
[X] 3.4. betrokkene heeft de betekening van de beslissing niet persoonlijk ontvangen, maar - hij zal deze zo spoedig mogelijk na de overhandiging ontvangen, en - wanneer hij deze heeft ontvangen, zal hij uitdrukkelijk op de hoogte gebracht zijn van zijn recht op een nieuw proces of beroepsproces, waaraan betrokkene mag deelnemen en waarbij de zaak opnieuw inhoudelijk onderzocht wordt, rekening houdend met nieuwe bewijselementen, en kan leiden tot een vernietiging van de beslissing, en hij zal op de hoogte gebracht worden van het tijdsbestek waarbinnen hij een nieuw proces of beroepsproces dient aan te vragen, te weten 10 dagen.
In de brief van 24 november 2016 van de uitvaardigende justitiële autoriteit is daaraan toegevoegd:
“ Eenmaal het bevel en het vonnis betekend bij zijn aankomst in Frankrijk, zal de
Veroordeelde beschikken over 10 dagen om te beslissen tegen deze beslissing in beroep
te gaan. Indien dit het geval is, zal hij door het Hof van Beroep opnieuw gevonnist
worden.”
Deze garantie voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de eisen van artikel 12, sub d, van de OLW.
Dat de dagvaarding naar Frans recht kennelijk op de juiste wijze in persoon is betekend en dat dit onder 3.1 in het EAB is aangekruist, doet daar niet aan af. Deze betekening voldoet op grond van het Dworzecki-arrest van 24 mei 2016 (arrest van 24 mei 2016 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, (C 108/16 PPU) gepubliceerd onder nummer ECLI:EU:C:2016:346) weliswaar niet aan artikel 12, sub a, OLW, maar dit levert gelet op voornoemde verzetgarantie geen weigeringsgrond op.
Gelet op voornoemde omstandigheden is het vonnis waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, nog niet onherroepelijk en wordt het EAB door de rechtbank gelezen als strekkende tot
vervolgingvan de opgeëiste persoon, in verband met het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Frankrijk strafbare feiten.
4. Strafbaarheid, feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1 en 5, te weten:
Deelname aan een criminele organisatie
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.