4.4.Gemeenschappelijke schulden
4.4.1.Tussen partijen zijn de volgende schulden al dan niet in geschil:
a. de hypothecaire geldlening bij Westland Utrecht Hypotheken;
b. de lening van de vader van de man.
4.4.2.Met de hypothecaire geldlening houdt verband de vordering van de man ad € 26.500,- op de vrouw, terwijl met de lening van de vader de vordering van de man ad € 76.000,- verband houdt. De rechtbank zal om die reden deze vorderingen gezamenlijk met de leningen bespreken.
Ad a. Hypothecaire geldlening Westland Utrecht Hypotheken
4.4.3.Partijen zijn het erover eens dat de hypothecaire geldlening met nummer [rekeningnummer] thans € 212.000,- bedraagt. De oorspronkelijke lening bedroeg € 265.000,-. Deze schuld van € 212.000,-zal worden afgelost na verkoop van de woning.
4.4.4.De man stelt een vordering op de vrouw te hebben van € 26.500,-, omdat zijn vader tweemaal ten behoeve van de man een bedrag van € 26.500,- heeft afgelost. Door deze aflossing van in totaal € 53.000,- op het bedrag van € 265.000,- resteert thans een bedrag van € 212.000,-. De vrouw betwist niet dat op de hypothecaire geldlening is afgelost maar voert aan dat de vader van de man ten behoeve van beide partijen heeft afgelost. Ook betwist de vrouw dat zij de man een bedrag verschuldigd is, omdat de man niet met privévermogen in de woning heeft geïnvesteerd.
4.4.5.De rechtbank overweegt dat vast staat, nu de vrouw dit niet betwist, dat de vader van de man op de hypothecaire geldlening van partijen heeft afgelost. De man stelt dat dit een gift aan hem is, de vrouw betwist dit. De man heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat het een gift aan hem alleen betrof bankafschriften van 30 december 2011 en 6 december 2012 overgelegd waarop is te zien dat de vader van de man in de omschrijving bij de aflossing enkel de naam van de man heeft opgenomen. Gelet hierop had het op de vrouw gelegen haar standpunt nader te onderbouwen, hetgeen zij heeft nagelaten. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het niet gemotiveerde betoog van de vrouw dat de vader van de man ten behoeve van beide partijen heeft afgelost. De vraag die de rechtbank dan moet beantwoorden is of deze aflossingen tot gevolg hebben dat de man een vordering heeft op de vrouw ter hoogte van € 26.500,- wegens geïnvesteerd privévermogen. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. De vader van de man heeft hem immers geen geld geschonken waarmee de man heeft geïnvesteerd in een gemeenschappelijk goed, maar heeft rechtstreeks afgelost op de lening van partijen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aflossingen gedaan op het aandeel van de man in de hypothecaire geldlening, zodat in de onderlinge verhouding tussen partijen van de hypothecaire geldlening een bedrag van € 79.500,- voor rekening van de man en een bedrag van € 132.500,- voor rekening van de vrouw komt. Met inachtneming hiervan dient tussen partijen de overwaarde van de woning te worden verdeeld.
Ad b. lening van de vader van de man
4.4.6.De man stelt dat partijen een schuld bij zijn vader hebben van € 230.000,-. Deze lening is opgebouwd uit de volgende bedragen:
- een aflossing op de hypothecaire geldlening ad € 155.000,- door de vader van de man;
- een storting door de moeder van de man aan de man op 18 november 2008 van € 48.000,-;
- een storting door de vader van de man aan de man 18 november 2008 van € 21.500,-;
- een betaling door de man van € 10.000,-.
Volgens de man heeft zijn vader dit afgerond naar € 230.000,-. Vervolgens heeft zijn vader hem € 76.000,- geschonken dat op zijn aandeel in de lening is afgelost, zodat de totale schuld thans nog € 154.000,- bedraagt. Als gevolg van deze aflossing stelt de man een vordering op de vrouw te hebben van € 38.000,-.
4.4.7.De man – op wie ter zake de bewijslast rust – heeft zijn stelling dat er sprake is van een lening onder meer onderbouwd door het overleggen van een concept hypotheekakte, gedateerd 8 januari 2010, en een mailbericht van de financieel adviseur van partijen, [naam 3] , van 14 februari 2013, waarin is vermeld dat “de schuldpositie bij je (schoon)vader 230.000 euro bedraagt”. Daarnaast voert de man aan dat de vrouw heeft meegetekend voor de belastingaangifte waarin de lening van de vader als eigen woning schuld is opgevoerd. De man erkent dat hij regelmatig schenkingen van zijn vader heeft ontvangen, maar stelt dat die altijd zijn vastgelegd in een notariële akte en bovendien alleen schenkingen aan hem en derhalve niet ook schenkingen aan de vrouw betroffen. Partijen zijn bovendien huwelijkse voorwaarden overeengekomen waarin iedere vermogensrechtelijke gemeenschap is uitgesloten.
4.4.8.De vrouw betwist dat partijen een lening bij de vader van de man zijn aangegaan. Er is geen leningsovereenkomst en voorheen werd er, aldus de vrouw, ook geen rente betaald. De vrouw erkent dat de vader van de man de hypothecaire geldlening ter grootte van € 155.000,- heeft afgelost, maar stelt dat deze aflossing een cadeau was om partijen te helpen. De vrouw heeft nimmer het signaal van de vader van de man gekregen dat dit geen schenking betrof. De vader van de man was ook gewoon grote schenkingen te doen. De inrichting van de huwelijkse voorwaarden staat volgens de vrouw los van deze schenking. De vrouw erkent dat de financieel adviseur in zijn mail over de gestelde lening rept, maar voert aan dat er ook zaken ter sprake zijn gekomen die niet terugkeren in de overgelegde samenvatting van het gesprek. De vrouw voert verder aan dat zij zich er niet van bewust was dat de lening in de aangifte inkomstenbelasting, waarvoor zij getekend heeft, is opgenomen.
4.4.9.De rechtbank is van oordeel dat voorshands vast is komen te staan dat er sprake is van een gemeenschappelijke schuld aan de vader van de man. Daartoe overweegt de rechtbank dat in de belastingaangifte van partijen deze lening is opgenomen, hetgeen strookt met het aan partijen gerichte emailbericht van [naam 3] dat partijen nu een schuldpositie bij de vader van de man hebben. De rechtbank acht het gelet op de onweersproken stelling van de man dat schenkingen notarieel werden vastgelegd, niet waarschijnlijk dat de vader een bedrag van € 155.000,- zou hebben geschonken zonder dit notarieel vast te leggen. Daarnaast zijn partijen op huwelijkse voorwaarden gehuwd waarin zij zijn overeengekomen dat er geen vermogensrechtelijke gemeenschappen zullen ontstaan, zodat indien een partij een schenking zou krijgen, dit ook privé zou blijven. Dat de aflossing zou gaan om een financiële ondersteuning (‘cadeau”) aan zowel de man als de vrouw die niet hoeft te worden terugbetaald, is door de vrouw onvoldoende onderbouwd. In beginsel zou de vrouw tegenbewijs mogen leveren tegen het bestaan van de lening. Echter, de vrouw heeft daartoe geen aanbod gedaan en de rechtbank ziet geen aanleiding de vrouw ambtshalve toe te laten tot het leveren van tegenbewijs.
4.4.10.De rechtbank overweegt verder dat partijen in artikel 1 van de akte van huwelijkse voorwaarden zijn overeengekomen dat zij gehuwd zijn buiten elke vermogensrechtelijke gemeenschap van goederen en dat ieder der echtgenoten zal behouden hetgeen door hem of haar aan baten en schulden ten huwelijk wordt aangebracht en tijdens het huwelijk door hem of haar wordt verkregen respectievelijk aangegaan op welke wijze ook. De man stelt dat van de lening aan zijn vader niet alleen de aflossing ten bedrage van € 155.000,- deel uitmaakt, maar ook de door hem in 2011 vóór het huwelijk ontvangen bedragen van € 48.000,-, € 21.500,- en € 10.000,-, waarna zijn vader het verschuldigde bedrag heeft afgerond naar € 230.000,-. Gelet op de huwelijkse voorwaarden, waarin is overeengekomen dat ieder de ten huwelijk aangebrachte schulden behoudt, kan de vrouw slechts draagplichtig worden gehouden voor de helft van € 155.000,-, zijnde € 77.500,-. Van de gestelde schuld van € 230.000,- komt derhalve € 152.500,- voor rekening van de man en € 77.500,- voor rekening van de vrouw.
4.4.11.De man stelt voorts dat zijn vader hem een bedrag van € 76.000,- heeft geschonken welk bedrag in mindering is gebracht op het aandeel van de man in de schuld aan zijn vader. De vrouw dient de helft van dit bedrag (€ 38.000,-) aan de man te vergoeden. De totale schuld aan zijn vader bedraagt nu nog € 154.000,-.
4.4.12.De vrouw betwist dat zij een bedrag aan de man verschuldigd is, omdat de man niet aantoont dat hij dit bedrag in de gemeenschappelijke woning heeft geïnvesteerd.
4.4.13.De rechtbank overweegt dat ten aanzien van deze schenking geldt dat de man niet met privévermogen heeft geïnvesteerd in een gemeenschappelijk goed op grond waarvan hij een bedrag van de vrouw te vorderen heeft. Met deze schenking is de schuld aan zijn vader gedeeltelijk afgelost, zodat het een schenking op papier betrof. Dit leidt er daarom niet toe dat de man een bedrag van de vrouw te vorderen heeft. De rechtbank wijst dit verzoek van de man daarom af.
4.4.14.De lening aan de vader van de man bedraagt thans nog € 154.000,-. Daarvan komt naar het oordeel van de rechtbank een bedrag van € 77.500,- voor rekening van de vrouw en een bedrag van € 76.500,- voor rekening van de man. De rechtbank zal dienovereenkomstig bepalen.