ECLI:NL:RBAMS:2016:8671
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende extra uren rechtsbijstand
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.A. Korver, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de Raad voor de Rechtsbijstand om extra uren rechtsbijstand toe te kennen in een strafzaak. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een toevoeging is verleend en dat de rechtsbijstandverlener op grond van artikel 24, vierde lid, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) verplicht is om de nodige rechtsbijstand te verlenen. Dit houdt in dat verzoeker niet verstoken is van de benodigde rechtsbijstand, ongeacht het aantal toegekende uren.
De voorzieningenrechter overweegt dat er geen sprake is van spoedeisend belang, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), om een voorlopige voorziening te treffen. De stelling van verzoeker dat zonder extra uren geen adequate rechtsbijstand kan worden verleend, leidt niet tot de conclusie dat er sprake is van onverwijlde spoed. De rechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af, omdat er geen onomkeerbare gevolgen zijn en de beslissing op het bezwaar kan worden afgewacht. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. N. Vreede, en is bekendgemaakt aan partijen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.