ECLI:NL:RBAMS:2016:8439

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
19 december 2016
Zaaknummer
KG ZA 16-1325
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen door voormalig caféhouder jegens wethouder met beschuldigingen van corruptie en samenspanning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 november 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Alphen aan den Rijn en een voormalig caféhouder. De caféhouder had op zijn Facebookpagina uitlatingen gedaan over de wethouder van de gemeente, waarin hij deze beschuldigde van corruptie en samenspanning met zijn broer. De Gemeente vorderde dat de caféhouder deze uitlatingen zou staken en rectificeren, onder dreiging van dwangsommen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlatingen van de caféhouder onrechtmatig waren, met name de beschuldigingen van corruptie, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De rechter benadrukte dat de wethouder als publieke figuur meer kritiek moet kunnen verdragen, maar dat beschuldigingen van corruptie ernstige gevolgen kunnen hebben voor zijn reputatie. De voorzieningenrechter beval de caféhouder om de onrechtmatige uitlatingen te verwijderen en te staken, en legde een dwangsom op voor het geval hij hieraan niet zou voldoen. De vordering tot rectificatie werd afgewezen, omdat de rechter vond dat de belangen van de wethouder voldoende waren beschermd door het vonnis zelf. De caféhouder werd veroordeeld in de proceskosten van de wethouder.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/618419 / KG ZA 16-1325 MvdV/MB
Vonnis in kort geding van 29 november 2016
in de zaak van
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN,
zetelend te Alphen aan den Rijn,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers bij dagvaarding op verkorte termijn van 10 november 2016,
advocaat mr. E.F. Vaal te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
in persoon verschenen.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 15 november 2016 hebben eisers, hierna ook de Gemeente en [eiser sub 2] , of de wethouder, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, hierna [gedaagde] , heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen, met dien verstande dat [gedaagde] ter terechtzitting heeft toegezegd de publicatie die het onderwerp vormt van dit kort geding, van Facebook te zullen verwijderen. Eisers hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van eisers: [eiser sub 2] , [naam 1] , en
mr. Vaal; aan de zijde van [gedaagde] : [gedaagde] in persoon. Tevens waren aanwezig
[broer] , broer van [gedaagde] en diens partner. De voorzieningenrechter heeft
[broer] als informant gehoord.

2.De feiten

2.1
[eiser sub 2] is sinds [datum] wethouder van de gemeente Alphen aan den Rijn voor de partij [partij] .
2.2
[gedaagde] heeft cafés geëxploiteerd in Alphen aan den Rijn, achtereenvolgens de [café 1] en (sinds 14 augustus 2014) [café 2] . [gedaagde] pachtte het café [café 1] van zijn broer [broer] , die de bedrijfsruimte waarin het café was gevestigd (hierna: het pand) huurde van de Gemeente.
2.3
De Gemeente heeft besloten tot de sloop van het pand, in het kader van de
herontwikkeling en herinrichting van het daar gelegen terrein. De Gemeente heeft
aan [broer] een schadeloosstelling aangeboden van € 630.000,-, met welk
aanbod [broer] heeft ingestemd. De Gemeente heeft met M. [gedaagde] in juli 2013
een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarvan betaling van deze vergoeding deel
uitmaakt.
2.4
Bij vonnis van 10 juli 2014 heeft de rechtbank Den Haag, team Kanton
Leiden/Gouda, op vordering van de Gemeente, de huurovereenkomst met
[broer] ontbonden en [broer] en de als derde in het geding geroepen [gedaagde]
veroordeeld tot ontruiming van het pand. In het vonnis is vermeld dat de
Gemeente heeft toegezegd een vergoeding van € 50.000,- aan [gedaagde] te willen
uitbetalen. [gedaagde] heeft daarmee niet ingestemd en verzocht om een
schadevergoeding van € 506.175,-. Ten aanzien van de aan [gedaagde] toe te
kennen vergoeding heeft de rechtbank Den Haag bij vonnis van
6 november 2014 een deskundigenonderzoek gelast.
2.5
Bij vonnis van 19 mei 2016 heeft de kantonrechter van de rechtbank te Den
Haag, zittingsplaats Gouda, de Gemeente veroordeeld tot betaling van een bedrag
van € 128.433,- aan [gedaagde] (schadevergoeding vanwege de sluiting van het
café van € 93.849,-, plus € 84.584,- aan juridische bijstand en kosten deskundigen,
verminderd met het reeds uitgekeerde voorschot van € 50.000,-.). [gedaagde] heeft
hoger beroep aangetekend tegen dit vonnis.
2.6
Op 30 oktober 2016 heeft [gedaagde] op de Facebookpagina van het café
( [café 2] ) een bericht geplaatst met, voor zover hier van belang de volgende inhoud:

BREAKING NEWS
Beste gasten,
Het zal jullie vast niet ontgaan zijn, maar ik heb een slechte mededeling voor jullie.
Vanaf vandaag ben ik genoodzaakt om de deuren van [café 2] te moeten gaan
sluiten. De reden hiervoor is dat ik persoonlijk in zwaar weer terecht geraakt ben.
Hierbij wil ik jullie beloven dat ik binnen de komende dagen meer licht zal werpen
op hoe ik hier precies in terecht ben gekomen.
Gisteren was de laatste zaterdag en dat is mij emotioneel erg zwaar gevallen. (…)
Daarnaast is het ook zwaar voor mijn ex-personeel dat ik hun heb moeten ontslaan,
door de hele situatie hebben zij helaas geen werk meer. Het is triest dat ik binnen de
afgelopen twee jaar twee van mijn succesvolle zaken heb moeten sluiten met alle
gevolgen van dien. Nu ben ik 53 jaar en sta ik letterlijk en figuurlijk op straat en ben
ik gedwongen de schuldsanering in te gaan.
Daarnaast moet ik jullie meedelen dat de redenen voor deze ontwikkelingen zijn te
wijten aan twee AFSCHUWELIJKE personen. De eerste kwal die ik wil benoemen is
iemand waar ik mij diep voor schaam. Dit is mijn zogenaamde broer [broer] .
Hij is iemand die mij jaren lang heeft genaaid en heeft gekozen voor het geld boven
zijn bloedeigen familie.
Daarnaast is de tweede kwal een corrupte en leugenachtige wethouder [eiser sub 2]
. Deze man heeft samengespannen met mijn zogenaamde broer om het geld op
slinkse wijze weg te sluiten naar hem via de partij [partij] .
Omdat ik van binnen kook van woede neem ik een paar dagen de tijd om even af te
koelen. Binnenkort krijgen jullie van mij het hele verhaal te horen over hoe ik
precies genaaid ben door deze twee leugenachtige en corrupte personen.
2.7.
In (de digitale versie van) het AD stond onder de kop “ [café 2] in Alphen per direct dicht” op 31 oktober 2016 onder meer de volgende tekst:

[café 2] is sinds gisteren dicht. Eigenaar [gedaagde] zegt financieel aan de grond te zitten. Als een voorname schuldige wijst hij wethouder [eiser sub 2] aan. “Hij is de [naam 2] van Alphen.”(…) Op Facebook noemt [gedaagde] wethouder [eiser sub 2] “corrupt” en “leugenachtig”. En daar neemt hij in een reactie aan deze krant geen woord van terug.
Samengespannen
“Hij is de [naam 2] van Alphen”, zegt [gedaagde] , doelend op de omstreden Limburgse bestuurder. “ [eiser sub 2] heeft samengespannen met mijn broer [broer] . Dat deed hij om het geld (een door de rechter toegekende schadeloosstelling, voor het ontbinden van het huurcontract voor de [café 1] op het Thorbeckeplein, red.) op slinkse wijze weg te sluizen naar hem via de partij [partij] ”, klinkt het vol boosheid.
[gedaagde] kondigt aan binnenkort met bewijzen te komen ‘over de manier waarop ik precies genaaid ben’. Hij zegt “nu eerst tijd te nemen om af te koelen.”
2.8
Op de website Nu.nl verscheen op 31 oktober 2016 het volgende bericht, voor zover hier van belang:

[café 2] in Hooftstraat per direct gesloten
[café 2] in Hooftstraat in Alphen aan den Rijn is per direct gesloten. De horecagelegenheid was afgelopen zaterdag voor het laatst geopend.
Via een video op Facebook hintte eigenaar [gedaagde] al op de sluiting. “Wij moeten altijd iedere dag nemen alsof het de laatste dag is”, aldus [gedaagde] . Een dag later liet [gedaagde] op Facebook in een verklaring weten dat het door financiële problemen niet mogelijk is zijn zaak nog langer open te houden.
(…)
In zijn betoog verwijt [gedaagde] zijn broer en wethouder [eiser sub 2] mede oorzaak van de sluiting te zijn. “Binnenkort krijgen jullie van mij het hele verhaal te horen hoe ik precies genaaid ben door deze twee leugenachtige en corrupte personen.”(…) [café 2] opende in 2014 zijn deuren nadat Shoshans zijn vorige zaak The [café 1] moest sluiten wegens de sloop van het pand waarin hij zat. De zaak was nog geen jaar geopend toen het brugdek van de Koningin Julianabrug ook zijn zaak beschadigde en daardoor enkele maanden noodgedwongen dicht bleef.”
2.9
Bij (aangetekende) brief van 1 november 2016 heeft de (raadsvrouw van) eisers [gedaagde] gesommeerd om de uitingen over de wethouder op Facebook en in andere media te staken, gestaakt te houden en te rectificeren, aangezien deze volgens eisers onjuist en onrechtmatig zijn.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, samengevat, [gedaagde] te bevelen om:
I. binnen 6 uur nadat het vonnis is uitgesproken elke onrechtmatige uiting jegens de wethouder en/of de Gemeente te staken en gestaakt te houden, waaronder mede wordt verstaan het staken en gestaakt houden van de volgende beschuldigingen:
- dat de wethouder corrupt en leugenachtig is;
- dat de wethouder heeft samengespannen met de broer van [gedaagde] om geld op slinkse wijze weg te sluizen naar zichzelf via de partij [partij] ;
- dat de wethouder de [naam 2] van Alphen is;
II. onmiddellijk na het uitspreken van het vonnis zich te onthouden van verdere
onrechtmatige uitingen over de wethouder en/of de Gemeente;
III. onmiddellijk na het uitspreken van het vonnis rectificaties zoals opgenomen in het petitum van de dagvaarding, dan wel rectificaties die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht, op Facebook te plaatsen en te verzenden aan de nieuwsmedia die de onrechtmatige uiting van [gedaagde] hebben overgenomen;
Dit alles op straffe van verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van
[gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat de toewijzing van de vorderingen van eisers een beperking zou inhouden van het recht op uitingsvrijheid van [gedaagde] . Dit in artikel 10 lid 1 van het EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de individuele vrijheden) vastgelegde grondrecht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM).
Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van eer of goede naam – hier zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen, met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het geval.
4.2.
De uitlatingen die volgens eisers onrechtmatig zijn betreffen de mededelingen van [gedaagde] dat de wethouder corrupt en leugenachtig zou zijn, dat hij heeft samengespannen met [broer] om geld op slinkse wijze weg te sluizen naar zichzelf via de partij [partij] en dat de wethouder “de [naam 2] van Alphen” zou zijn.
4.3.
Voorop staat dat met name een beschuldiging van corruptie voor een politicus/bestuurder een ernstige beschuldiging is, die schadelijk kan zijn voor diens reputatie en carrière. [gedaagde] heeft dat op zichzelf ook niet betwist. Ook het gebruik van de term ‘leugenachtig’ en de kwalificatie ‘de [naam 2] (een van corruptie en witwassen beschuldigde en inmiddels tot een taakstraf veroordeelde politicus, voormalig wethouder en kamerlid, vzr.) van Alphen’ plaatst [eiser sub 2] in een kwaad daglicht.
4.4.
Bij de beoordeling of dergelijke uitingen al dan niet onrechtmatig zijn, is, naast de ernst van de beschuldiging en de te verwachten gevolgen – onder meer – van belang of de beschuldigingen voldoende steun vinden in het daarvoor beschikbare feitenmateriaal, op welke wijze de uitingen zijn gedaan (in welk nieuwsmedium, de omvang van het bereikte publiek), alsook de inkleding van de verdenkingen.
4.5.
Verder wordt bij de beoordeling betrokken dat enerzijds de wethouder een publieke figuur is die meer aan kritiek bloot staat en ook meer kritiek zal moeten accepteren dan de gemiddelde mens, maar dat anderzijds een beschuldiging van corruptie bij uitstek voor iemand met een zodanige functie ernstige gevolgen kan hebben. Ook wordt meegewogen dat het hier uitlatingen betreft van een, weliswaar in Alphense kringen enigszins bekend, maar toch particulier persoon, wiens café recentelijk is gesloten en die daarover, zoals uit de context blijkt, emotioneel en boos is (‘van binnen kookt van woede’). Het publiek zal aan diens uitlatingen minder gewicht toekennen dan de uitlatingen van, bijvoorbeeld, een onderzoeksjournalist.
4.6.
[gedaagde] heeft de in het geding zijnde uitlatingen geplaatst op zijn Facebook account [café 2] , waarvan hij niet heeft weersproken dat het een openbaar toegankelijke account betreft, met (minimaal) rond de 1800 vrienden/fans. Niet onbelangrijk is dat [gedaagde] een café-eigenaar was met enige bekendheid in Alphen aan den Rijn . De uitingen zijn door andere media opgepikt, in ieder geval door het AD en Nu.nl. Dit betekent dat de uitlatingen een openbaar karakter hebben en een redelijk groot publiek hebben bereikt.
4.7.
Ter terechtzitting heeft [gedaagde] toegezegd de in het geding zijnde uitlating op Facebook met onmiddellijke ingang te zullen verwijderen. Ten aanzien van de inhoud ervan heeft hij een nadere toelichting gegeven, waarbij hij zijn uitingen heeft genuanceerd, met dien verstande dat hij de term ‘corrupt’ heeft laten vallen, maar wel van mening blijft dat de wethouder ‘leugenachtig’ is en ‘niet koosjer’. Meer concreet heeft [gedaagde] daarover verteld dat hij en de Gemeente al in een vergevorderd stadium van overeenstemming zouden hebben verkeerd over de (schadeloosstelling vanwege de) ‘onteigening’ van het café, maar dat de Gemeente plotseling om onduidelijke redenen is afgehaakt en [gedaagde] heeft willen afschepen met een te laag bedrag. [gedaagde] stelt vervolgens van een prominente partijgenoot van de wethouder te hebben vernomen dat [broer] een donatie aan de partij heeft gegeven, vermoedelijk in ruil voor de voor hem gunstige deal met de Gemeente, waarna de wethouder [gedaagde] tijdens een persoonlijk onderhoud onder druk zou hebben gezet (zich schuldig zou hebben gemaakt aan ‘verbale verkrachting’) om ook met deze deal akkoord te gaan, waarbij hij zelf (slechts) een bedrag van 50.000,- zou krijgen en zijn broer [broer] € 680.000,-.
Verder zou de wethouder in verband met de ontruimingsprocedure bij de kantonrechter hebben verklaard dat aan [gedaagde] 5 à 10 alternatieve locaties voor zijn café zouden zijn aangeboden, terwijl dat in werkelijkheid niet het geval was.
4.8.
[gedaagde] heeft erkend dat hij niet over bewijzen beschikt om de beschuldiging dat [eiser sub 2] corrupt zou zijn hard te maken. Voor deze beschuldiging is voorshands dan ook geen steun te vinden in het beschikbare feitenmateriaal. [gedaagde] aankondiging dat hij nog nader zou toelichten/aantonen waarop hij deze beschuldiging baseert, is bij een aankondiging gebleven. [gedaagde] heeft niet weersproken dat de wethouder pas sinds januari 2014 in functie is, toen de vaststellingsovereenkomst met [broer] al lang en breed gesloten was. Bovendien is over de ontruiming van het café een gerechtelijke procedure gevoerd, waarin de toegekende vergoedingen aan de orde zijn gekomen en de berekening daarvan nader is gespecificeerd.
Verder heeft de wethouder beaamd dat hij een persoonlijk gesprek met [gedaagde] heeft gehad (in een openbare gelegenheid, te weten Avifauna en in aanwezigheid van een andere medewerker van de Gemeente) over de kwestie rond het café, en hem een voorstel heeft gedaan, maar [gedaagde] heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat daarbij iets onoorbaars zou zijn gebeurd. Ook de stelling dat [broer] donaties aan de partij ( [partij] ) zou hebben gedaan is voorshands niet aannemelijk geworden – [broer] heeft dat ter zitting ook uitdrukkelijk ontkend – laat staan dat er bedragen aan [eiser sub 2] persoonlijk ten goede zouden zijn gekomen. De enkele omstandigheid dat [broer] en zijn partner in 2016 lid zijn geworden van [partij] biedt ook geen grond om aan te nemen dat de wethouder niet zuiver op de graad zou zijn. Nu het een ernstige beschuldiging betreft, wordt de kwalificatie ‘corrupt’ in de gegeven omstandigheden, bij gebreke van enige feitelijke onderbouwing, onrechtmatig geacht jegens de wethouder, alsook de mededeling dat de wethouder zou hebben “samengespannen met [broer] om geld op slinkse wijze weg te sluizen naar zichzelf via de partij [partij] ”.
4.9.
Ten aanzien van de term ‘leugenachtig’ wordt overwogen dat dit een persoonlijke mening betreft van [gedaagde] , in de context van de sluiting van zijn café, waarbij hij de overtuiging is toegedaan dat de wethouder tijdens de zitting bij de kantonrechter onjuiste informatie heeft verstrekt over het aantal alternatieve locaties dat hem is aangeboden. De wethouder heeft erkend dat daarover tijdens een zitting is gesproken en heeft verklaard dat hij zich niet het aantal locaties herinnert dat aan de orde is gekomen, maar dat er wellicht een misverstand bestaat over de term ‘aanbieden’. [gedaagde] is namelijk ook gewezen op alternatieven waarover de Gemeente geen zeggenschap had. Hoewel mede in het licht van deze toelichting allerminst vaststaat dat de wethouder onwaarheid heeft gesproken, voert het te ver om deze uitlating van [gedaagde] in voornoemde context en gelet op hetgeen een politicus als publiek figuur aan kritiek dient te dulden, op zichzelf als onrechtmatig te kwalificeren.
4.10.
De Facebookpost als geheel wordt, alles afwegende, wel onrechtmatig geacht, nu de uitlatingen onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden. [gedaagde] dient de uitlatingen over de wethouder dan ook, voor zover dat nog niet is gebeurd, te verwijderen en verwijderd te houden. Tevens wordt hem, op basis van de thans bekende feiten, bevolen de beschuldigingen dat de wethouder corrupt is en heeft samengespannen met [broer] om geld op slinkse wijze weg te sluizen naar zichzelf en de partij [partij] te staken en gestaakt te houden. Een verbod om de wethouder aan te duiden als “de [naam 2] van Alphen” wordt in de gegeven omstandigheden echter als een te vergaande inperking van de uitingsvrijheid van [gedaagde] aangemerkt. In zijn Facebookbericht heeft [gedaagde] deze benaming niet gebruikt en een politicus moet tegen een stootje kunnen. Bovendien kan, mede gezien de eigen visie van [naam 2] op zijn handelen, [naam 2] nog niet één op één met een corrupt persoon gelijk worden gesteld. Een gebod om ‘elke onrechtmatige uiting’ jegens eisers te staken is voorts te ruim geformuleerd, zodat ook dat zal worden afgewezen. Toewijzing zou een onevenredige aantasting van de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] vormen.
De vordering van eisers onder I. zal met inachtneming van het voorgaande jegemns [eiser sub 2] worden toegewezen – waarbij het verwijderen van de Facebooktekst in de vordering geacht is te zijn begrepen – met matiging en maximering van de dwangsom als na te melden. De vordering wordt alleen jegens de wethouder toegewezen, aangezien hetgeen de Gemeente daaromtrent heeft gesteld onvoldoende is voor het aannemen van een zelfstandig belang bij een veroordeling van [gedaagde] ten gunste van haar.
4.11.
Voor toewijzing van het gevorderde onder II. is vooralsnog onvoldoende grond aanwezig. Bovendien is ook hier onvoldoende concreet wat wordt bedoeld met ‘verdere onrechtmatige uitingen over de wethouder en/of de Gemeente’. Toewijzing van een zodanige vordering zou eveneens een te vergaande beperking vormen van de uitingsvrijheid van [gedaagde] . Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
4.12.
[gedaagde] zal evenmin worden veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie en/of het verzenden van de berichten aan de nieuwsmedia die zijn uitingen hebben overgenomen. In het geval – waar vooralsnog van wordt uitgegaan – dat [gedaagde] zijn toezegging het Facebookbericht te zullen verwijderen is nagekomen (en hij het verwijderd zal houden), is het bericht slechts in beperkte mate (korte tijd) onder de aandacht van het publiek gebracht. Daarnaast zou de tekst van een eventuele rectificatie, gelet op de uitingsvrijheid van [gedaagde] in het kader van de sluiting van zijn café, nuanceringen behoeven waardoor een rectificatie mogelijk meer verwarring dan duidelijkheid schept. Aan de belangen van de wethouder ter zake van zijn reputatie wordt in voldoende mate tegemoet gekomen door (de inhoud van) dit vonnis, dat hij desgewenst zelf onder de aandacht kan brengen. Verder staat niet vast dat er naast het AD en Nu.nl nieuwsmedia zijn die de uiting van [gedaagde] hebben overgenomen, zodat toewijzing van het onder III gevorderde [gedaagde] voor problemen zou stellen en zou kunnen leiden tot executiegeschillen. Ook dit onderdeel van de vorderingen wordt daarom afgewezen.
4.13.
Als de op een belangrijk punt in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de door de wethouder gemaakte proceskosten worden veroordeeld. Weliswaar heeft [gedaagde] gesteld de sommatie van 1 november 2016 en de daarop volgende brief van 8 november 2016, waarin rechtsmaatregelen werden aangekondigd, niet te hebben ontvangen en toegezegd het Facebook bericht te zullen verwijderen, maar hij was daartoe na het uitbrengen van de dagvaarding en ten tijde van de zitting nog niet overgegaan. De wethouder heeft deze kosten dus niet onnodig gemaakt.
Hoewel de Gemeente jegens [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, is voor een kostenveroordeling te haren laste geen aanleiding, nu [gedaagde] niet meer kosten heeft moeten maken doordat ook de Gemeente als eisende partij is opgetreden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt [gedaagde] om binnen 6 uur nadat het vonnis is uitgesproken, het bericht op Facebook waarin hij heeft vermeld dat de wethouder corrupt is en dat de wethouder heeft samengespannen met de broer van [gedaagde] om geld op slinkse wijze weg te sluizen naar zichzelf via de partij [partij] , te verwijderen en verwijderd te houden en het uiten van deze beschuldigingen in openbare media te staken en gestaakt te houden;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] een aan de wethouder te betalen dwangsom verbeurt van € 250,- per dag dat hij zich niet houdt aan de onder 5.1 genoemde bevelen, met een maximum van € 10.000,-;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de wethouder begroot op:
– € 96,57 € 96,57 aan explootkosten
– € 96,57 € 619,- aan griffierecht en
– € 96,57 € 816,- aan salaris advocaat;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- voor nasalaris te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2016. [1]

Voetnoten

1.type: MB