ECLI:NL:RBAMS:2016:8437

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
19 december 2016
Zaaknummer
13/702504-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Supportersgeweld bij voetbalwedstrijd met mishandeling en vrijspraak poging doodslag

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte op 16 december 2016 veroordeeld voor openlijke geweldpleging en mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd op 20 augustus 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een steward, waarbij hij deze heeft getrapt. De officier van justitie had geprobeerd om verdachte te veroordelen voor poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat er een aanmerkelijke kans was dat het geweld van verdachte zou leiden tot de dood of zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer. De rechtbank heeft wel de mishandeling bewezen verklaard, op basis van de camerabeelden en de verklaringen van de betrokkenen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die zowel materiële als immateriële schade heeft geleden door het geweld. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding is vastgesteld op €300, en de materiële schadevergoeding op €427,76. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/702504-16
Datum uitspraak: 16 december 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.W.D. Roozemond, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

1. hij op of omstreeks 20 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Arena Boulevard, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen, welk geweld bestond uit het duwen tegen, en/of stompen/slaan op/tegen en/of schoppen/trappen tegen het/de licha(a)m(en) van voornoemde [persoon] en/of onbekend gebleven personen;

2.primair:

hij op of omstreeks 20 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [persoon] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [persoon] (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft getrapt/geschopt;

subsidiair:
hij op of omstreeks 20 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon] heeft mishandeld door deze (met kracht) in het gezicht, althans op het hoofd, te trappen/schoppen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde, conform de vordering van de officier van justitie, bewezen. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van dit feit.
Anders dan door de officier van justitie betoogd, zal de rechtbank verdachte vrij spreken van het onder 2 primair ten laste gelegde, zowel voor wat betreft de ten laste gelegde poging tot doodslag als wat betreft de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Op grond van de inhoud van het dossier en de waarnemingen van de rechtbank op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden kan weliswaar worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer [persoon] heeft getrapt, maar niet waar hij [persoon] precies heeft geraakt. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte zich moest uitstrekken om [persoon] te raken. Volgens zijn eigen verklaring heeft hij [persoon] daarbij op de schouder geraakt, volgens verbalisant [verbalisant] , die screenshots van de door Ajax en Amsterdam Arena aangeleverde camerabeelden heeft gemaakt en beoordeeld, heeft hij [persoon] op het hoofd geraakt. Aangever zelf heeft niet verklaard waar hij is geraakt en op de camerabeelden heeft de rechtbank weliswaar goed kunnen waarnemen dat verdachte [persoon] heeft geschopt en daarbij diens bovenlichaam met tenminste enige kracht heeft geraakt. Gezien de hersenschudding die later bij [persoon] is geconstateerd, zou geconcludeerd kunnen worden dat verdachte hem op het hoofd heeft geraakt. Zou dit het geval zijn geweest, dan is voor de rechtbank niet geheel duidelijk geworden waar verdachte [persoon] op diens hoofd precies heeft geraakt, en met name niet hoe hard. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat er een aanmerkelijke kans was dat [persoon] door het geweld van verdachte zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Op grond van de verklaring van [persoon] , dat hij voelde dat hij hard werd geraakt en later hoofdpijn kreeg, alsmede de verklaring van verdachte dát hij [persoon] heeft geraakt, kan de subsidiair ten laste gelegde mishandeling worden bewezen.
De raadsman heeft nog om aanhouding van de zaak gevraagd om, ter onderbouwing van zijn stelling dat het trappen niet tot de dood of tot zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden, de aan de letselbeschrijving ten grondslag liggende medische stukken en/of foto’s aan het dossier toe te voegen. Nu de rechtbank slechts komt tot een bewezenverklaring van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling, wordt dit verzoek wegens gebrek aan verdedigingsbelang afgewezen.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen
 Het onder
1ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op 20 augustus 2016 te Amsterdam met anderen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon] en onbekend gebleven personen, welk geweld bestond uit het duwen tegen en trappen tegen de lichamen van voornoemde [persoon] en onbekend gebleven personen.
 Het onder
2 subsidiairten laste gelegde, te weten dat verdachte:
op 20 augustus 2016 te Amsterdam [persoon] heeft mishandeld door deze op het hoofd te trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met andere voetbalsupporters schuldig gemaakt aan een agressieve vorm van relschoppen, met name gericht tegen stewards, tijdens de voetbalwedstrijd Ajax-Willem II op 20 augustus 2016. Toen zich ongeregeldheden voordeden in een ander tribune-vak dan waar verdachte zich aanvankelijk bevond, heeft hij zich bewust naar dat andere vak begeven. Daar heeft hij, naar eigen zeggen, meegeholpen te voorkomen dat een van de andere relschoppers aldaar door stewards werd verwijderd.
Hij heeft zich aldus bewust begeven in een situatie die, blijkens de camerabeelden, moet worden getypeerd als een vorm van voetbalvandalisme. Verdachte heeft daaraan bijgedragen en met zijn gewelddadige optreden, met name tegen het slachtoffer [persoon] , het wangedrag dat plaatsvond nog verder geïntensiveerd. Niet alleen heeft laatstbedoelde daardoor letsel opgelopen en angstgevoelens moeten doorstaan, maar aan verdachte wordt tevens toegerekend dat het door hem en andere supporters toegepaste geweld plaatsvond in een zogenaamd gezinsvak, dat juist met het oog op het voorkomen van ongeregeldheden ter plaatse was ingericht. Gezinnen met kinderen hebben niet alleen de gewelddadigheden gezien, maar daar ook voor moeten vluchten, zoals verdachte ter zitting moest erkennen.
Verdachte heeft dus niet alleen inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit en de gezondheid van het slachtoffer, maar ook bijgedragen aan in de samenleving heersende, door supportersgeweld veroorzaakte, gevoelens van angst en onveiligheid bij voetbalwedstrijden.
De mate van ernst waarmee het gedrag van verdachte is opgevat wordt duidelijk tot uitdrukking gebracht in het aan verdachte opgelegde stadionverbod voor, volgens de eigen opgave van verdachte ter terechtzitting, de duur van 21 jaar.
Bovendien blijkt uit een uittreksel van uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 4 november 2016 dat hij in het verleden vaker is veroordeeld voor geweldsdelicten. De daarvoor opgelegde straffen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden om weer, nu in de bovenomschreven vorm, in de fout te gaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat alleen een gevangenisstraf passend is.
Nu de rechtbank verdachte echter, anders dan door de officier van justitie is betoogd, vrijspreekt van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, is er aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en aan verdachte een lagere straf op te leggen dan geëist. Verdachte heeft 42 dagen in voorarrest doorgebracht. Volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Daarnaast zal, gezien de door de reclassering bij verdachte gesignaleerde beperkte zelfcontrole, gebrekkige copingvaardigheden, impulsiviteit en moeite met autoriteit, ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur worden opgelegd, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

9.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon] vordert € 427,76 (vierhonderdzevenentwintig euro en zesenzeventig cent) aan materiële schadevergoeding en € 1.200 (twaalfhonderd euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij heeft voldoende concrete en objectieve gegevens aangevoerd waaruit blijkt dat ten gevolge van het strafbare feit een psychische beschadiging is ontstaan.
De hoogte van de immateriële schadevergoeding is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in min of meer vergelijkbare zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 300, -. De hoogte van de materiële schadevergoeding is ter terechtzitting niet betwist en is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering dus in zijn geheel toewijzen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder
2 primairten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder
1en
2 subsidiairten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder1bewezen geachte:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Ten aanzien van het onder2 subsidiairbewezen geachte:
Mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 78 (achtenzeventig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij Reclassering Nederland. Hierna moet bij zich binnen de proeftijd blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dit nodig acht;
Veroordeelde dient mee te werken aan een onderzoek en indien geïndiceerd een behandeling te volgen en af te ronden. Hij wordt geacht deze behandeling te volgen bij een forensische polikliniek zoals Het Dok of een soortgelijke instelling.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon] , wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 727,76 (zevenhonderdzevenentwintig euro en zesenzeventig cent), bestaande uit € 427,76 (vierhonderdzevenentwintig euro en zesenzeventig cent) materiële schadevergoeding en € 300, - (driehonderd euro) immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon] , te betalen de som van € 727,76 (zevenhonderdzevenentwintig euro en zesenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 (veertien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.B. de Boer, voorzitter,
mrs. F. Wieland en W.M. van den Bergh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 december 2016.