ECLI:NL:RBAMS:2016:8323

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
13/707000-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van zware mishandeling en causaal verband met letsel

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 2 november 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon op 22 augustus 2015 in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte, tijdens hun werkzaamheden als portier, de aangever hebben vastgepakt en geduwd, maar dat er onvoldoende bewijs is voor de beschuldiging van zware mishandeling. De rechtbank heeft de camerabeelden en de verklaringen van de betrokkenen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen causaal verband kan worden aangetoond tussen de handelingen van de verdachte en de kaakfractuur van de aangever. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van ernstige inbreuken op de procesorde. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er aan de verdachte geen straf of maatregel werd opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/707000-15
Datum uitspraak: 2 november 2016
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [GBA-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2016.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.H. van der Meij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. Farber, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 22 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [persoon] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (kaakfractuur), heeft toegebracht, door voornoemde [persoon] met dat opzet - van achteren bij het lichaam en/of bij het hoofd vast te pakken en/of met het hoofd tegen de (klap)deur en/of de gevel en/of de muur te duwen en/of - eenmaal of meermalen aan het hoofd en/of lichaam te trekken en/of te duwen en/of - naar de grond te duwen en/of op de grond te gooien en/of - in/op/tegen het gelaat, in elk geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam, te schoppen;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 22 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [persoon] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [persoon] van achteren bij het lichaam en/of bij het hoofd heeft vastgepakt en/of - met het hoofd tegen de (klap)deur en/of de gevel en/of de muur heeft geduwd en/of - eenmaal of meermalen aan het hoofd en/of lichaam heeft getrokken en/of heeft geduwd en/of naar de grond heeft geduwd en/of op de grond heeft gegooid en/of in/op/tegen het gelaat, in elk geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam, heeft geschopt;
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 22 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [persoon]
- van achteren bij het lichaam en/of bij het hoofd heeft vastgepakt en/of met het hoofd tegen de (klap)deur en/of de gevel en/of de muur heeft geduwd en/of eenmaal of meermalen aan het hoofd en/of lichaam heeft getrokken en/of heeft geduwd en/of naar de grond heeft geduwd en/of op de grond heeft gegooid en/of in/op/tegen het gelaat, in elk geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam, heeft geschopt, ten gevolge waarvan voornoemde [persoon] zwaar lichamelijk letsel (kaakfractuur), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft bij pleidooi, na gevoerd preliminair verweer met die strekking, wederom betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard. Volgens de raadsman bevinden zich in het dossier slechts geknipte camerabeelden, hetgeen impliceert dat de politie over meerdere beelden heeft beschikt. Door het niet bewaren van alle camerabeelden is ontlastend materiaal, te weten beelden waaruit op te maken valt dat aangever niet gewond is geraakt door toedoen van verdachte en zijn medeverdachte, verdwenen. De verdediging is hierdoor dermate in zijn belangen geschaad, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van schending van de verdedigingsbelangen, nu alle beschikbare camerabeelden in het dossier zijn gevoegd en niet kan worden gesproken van opzettelijk kwijtmaken van beelden. Het verweer dient volgens de officier van justitie dan ook te worden verworpen.
De rechtbank verwerpt, nu de raadsman geen nieuwe omstandigheden heeft aangevoerd, het verweer op dezelfde gronden als reeds eerder ter terechtzitting gedaan. Namelijk dat een zo vergaande sanctie als de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts kan volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Zo’n situatie is hier niet aan de orde. Immers, niet is gebleken dat politie of justitie beelden heeft kwijtgemaakt of ontlastend materiaal buiten het dossier heeft gehouden.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De officier van justitie heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat het onder primair ten laste gelegde medeplegen van zware mishandeling bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft vrijspraak van al het ten laste gelegde bepleit.
De rechtbank acht, in tegenstelling tot de officier van justitie, het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en overweegt daartoe het volgende.
Vast staat dat aangever op of omstreeks 22 augustus 2015 een kaakfractuur heeft opgelopen.
Op grond van de zich in het dossier bevindende en ter terechtzitting getoonde camerabeelden, alsmede uit de ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring, kan eveneens worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachte tijdens hun werkzaamheden als portier bij horecagelegenheid [naam horecagelegenheid] in Amsterdam aangever hebben geduwd en vastgepakt, onder meer bij zijn hoofd, en dat verdachte een trappende beweging heeft gemaakt in de richting van aangever, toen deze op de grond lag.
De rechtbank stelt voorop dat het vastpakken en het geven van een enkele duw, op grond van de jurisprudentie, tot de bevoegdheden van een portier kunnen worden aangemerkt.
Uit de beschikbare camerabeelden blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte aangever hardhandig hebben bejegend en bij zijn hoofd hebben vastgepakt en tegen de klapdeuren of muur van de [naam horecagelegenheid] hebben aangeduwd, teneinde hem van de [naam horecagelegenheid] te verwijderen en vervolgens, nadat aangever op straat ten val was gekomen, naar de medeverdachte stelt, ter de-escalatie weer naar binnen te voeren. Uit de beelden noch uit de verklaring van aangever kan echter blijken dat daarbij is gehandeld met overschrijding van de grenzen van betamelijkheid. Aangever is, naar hij heeft verklaard en door de beelden bevestigd, op enig moment gevallen, maar uit de beelden is niet duidelijk en onmiskenbaar af te leiden dat aangever tegen de grond is geduwd of gegooid.
Vervolgens is er een trappende beweging van verdachte in de richting van het hoofd van aangever waar te nemen. Los van de vraag of een dergelijke gedraging onder de gegeven omstandigheden als de-escalerend en proportioneel valt aan te merken, kan in dit geval niet worden vastgesteld dat daarbij pijn of letsel is toegebracht. Aangever zelf heeft in zijn aangifte niet over trappen of schoppen verklaard en ook uit de overige voorhanden bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat aangever daarbij is geraakt en de kaakfractuur heeft opgelopen dan wel pijn heeft ondervonden. Wel verklaart aangever over ‘klappen’ in zijn gezicht, maar uit de aangifte is niet af te leiden dat daardoor het letsel is ontstaan, terwijl uit de voorhanden beelden van de schermutselingen niet blijkt van klappen en deze zijn ook niet aan verdachte (en zijn medeverdachte) ten laste gelegd.
Evenmin kan, naar het oordeel van de rechtbank, aan de hand van de beschikbare beelden en de aangifte, uit de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte worden afgeleid dat zij met hun handelen de opzet dan wel het voorwaardelijk opzet hadden tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Aangever verhaalt in zijn aangifte dat hij na de bejegening door verdachte en zijn medeverdachte aan een omstander heeft gevraagd hoe hij eruit zag en dat deze heeft geantwoord dat hij bloedde en een tand miste. Echter ook met betrekking tot dit aspect ontbreekt in het dossier steunbewijs, waarmee de stelling van verdachte en zijn medeverdachte dat zij bij aangever geen letsel hebben geconstateerd niet wordt weerlegd, en ook overigens laten de camerabeelden aangever met betrekking tot dit aspect in de steek.
Gelet op het voorgaande kan niet worden uitgesloten dat aangever de kaakfractuur op een ander moment en anders dan door toedoen van verdachte en zijn medeverdachte heeft opgelopen.
Alles overwegende is er naar het oordeel van de rechtbank voor het wettig en overtuigend bewijs van de ten laste gelegde misdragingen, onvoldoende gebleken van een causaal verband tussen de kaakfractuur van aangever en de handelingen van verdachte en zijn medeverdachte en is er voorts sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een poging tot zware mishandeling, dan wel een mishandeling, die het zware letsel of ander pijn en/of letsel bij aangever teweeg heeft gebracht.
Verdachte dient dan ook van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de benadeelde partij
De benadeelde partij [persoon] vordert € 2.300,57 (drieëntwintighonderd euro en zevenenvijftig cent) aan materiële schadevergoeding en € 2.500,00 (vijfentwintighonderd euro) aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet zal worden toegepast.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [persoon] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.B. de Boer, voorzitter,
mrs. F.M. Wieland en J. Knol, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.N. van Rappard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 november 2016.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.